donderdag 22 november 2018

Knausgård ontmoet Anna Karenina in het schildersatelier


'Ik zat in mijn atelier naar een schilderij 
te kijken en rookte een sigaret, toen ineens, 
misschien door de rook, 
de afbeelding begon te bewegen. 
En vanuit het schilderij hoorde ik 
een wind blazen.' (David Lynch)

Elke bouwvakker weet het: de onderbouw bepaalt de bovenbouw. Dat is zo evident dat je ’t mag veralgemenen: de economie (onderbouw) bepaalt het geestelijk leven (bovenbouw); wat je doet (onder) bepaalt wat je denkt (boven); persvrijheid (boven) is het voorrecht van degenen die een pers (onder) hebben.
Kunst & literatuur steunen evengoed op zo’n onderbouw en ze worden er dan ook door bepaald. Maar ook dit is waar: kunst voortbrengen is nog iets anders dan een gebouw neerzetten. Terwijl de schrijver als ‘t ware zijn huis aan ’t metselen is gebeurt er iets wat in de bouw paniek zou veroorzaken: ‘De personages maken zich los van hun schepper, voeren hun eigen leven, tot de uiterste consequenties van hun aangeboren aard en de dialectiek van hun levensontwikkeling, van hun wereldbeschouwelijke strijd, verloopt in een heel andere richting dan de publicist zich ten doel stelde. De dichterlijke juiste vraagstelling wint het van de politieke bedoeling, van de sociale reactie van de schrijver.’ (°) Het citaat komt van een criticus die het over de personages van Dostojevski heeft.
Nu moet je je voorstellen dat een bouwvakker iets soortgelijks meemaakt en dat de stenen opeens een eigen leven gaan leiden. Paniek! — want het gebouw dreigt daardoor heel anders te worden dan wat er op ‘t plan staat. Wat in de bouw absoluut vermeden wordt is juist datgene waar kunst naar streeft.
In een boek (°°), waarin  Karl Ove Knausgard het oeuvre van Edvard Munch ontleedt, gaat hij in op wat die criticus de dichterlijke juiste vraagstelling noemt. [E]r moet altijd een sluier van ideeën opzij worden geschoven  (…) om de wereld te kunnen zien zoals hij werkelijk is. En om dat te doen moet je in het bezit zijn van een andere taal dan de hedendaagse, aangezien de hedendaagse taal deel uitmaakt van wat bedekt of beschaduwt. Om die reden is originaliteit een van de eigenschappen die het hoogst worden gewaardeerd in de kunst. (…).’ En verder: De drijfkracht van alle kunst is een vorm van expressie te vinden die waar is (…) waarheid is iets wat je intuïtief aanvoelt, en het is ook in die intuïtie dat het artistieke zich voltrekt.’ Om zover te komen moet de kunstenaar ‘schrapen, schilderen, schrapen, schilderen, weggooien, opnieuw beginnen, zoeken, aftasten, schilderen, schrapen, tot het werk ‘antwoordt’ (…) Misschien gebeurt dat nooit, misschien gebeurt dat na tien jaar, misschien gebeurt dat na tien dagen.'
Beter kan het verschil met een bouwwerf niet uitgelegd worden, vind ik. Een metselaar die metselt, schraapt, weer metselt, weggooit, opnieuw begint, weer schraapt en wacht tot het gebouw antwoordt, zou het op de werf niet lang uitzingen.
Dat creatieve, intuïtieve proces werd eerder ook al door de trotskist Alexandr Voronski beschreven, die in de Sovjet-Unie van de jaren twintig in debat moest gaan met hardliners die van mening waren dat creatie, intuïtie en inspiratie ‘bourgeoisbegrippen’ waren. Voronski: ‘Intuïtieve waarheden zijn authentiek en onbetwistbaar; ze vereisen geen logische verificatie en kunnen vaak niet met logische middelen worden geverifieerd, juist omdat ze (…) zich onmiddellijk en onverwachts onthullen in ons bewustzijn (…) '  (°°°)
Hoe je daar als kunstenaar toe komt verwoordt Knausgård met ‘schrapen, schilderen, schrapen, schilderen, weggooien, opnieuw beginnen, zoeken, aftasten, schilderen, schrapen, tot het werk ‘antwoordt’ (…)’ Dat spoort wonderwel met het voorbeeld dat Voronski geeft. Dat haalt hij uit Anna Karenina van Leo Tolstoj. De heldin ontmoet een schilder op het ogenblik dat het met een tekening maar niet wil lukken. Hij heeft het blad al aan zijn kinderen gegeven en als hij het terug in handen krijgt is het vervuild met kaarsvet: ”Dat is het, dat is het!" mompelde hij, greep een potlood en begon snel te tekenen. Een der kaarsvetvlekken gaf een nieuw aspect aan zijn schets. Terwijl hij zo tekende (…)  was de schets geen vaag, dood ding meer, maar werd zij levendig en bezield. (…)’
Flor Vandekerckhove

(°) Geciteerd in Karel van het Reve. Sovjet-annexatie der klassieken. Bijdrage tot de geschiedenis der marxistische cultuurbeschouwing. (1954). Opgenomen in Verzameld werk, deel 1. A’dam. Uitgeverij G.A. van Oorschot. 2008. 
(°°) Karl Ove Knausgård. Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak. Een boek over de schilderijen van Edvard Munch. Vertaling: Sofie Maertens en Michiel Vanhee. A’dam 2018. Athenaeum — Polak & Van Gennep. 254 p.  
(°°°) Aleksandr K. Voronsky, Art as the Cognition of Life: Selected Writings, 1911–1936, trans. and ed. Frederick S. Choate (Mehring Books, 1998), 190 ps. Er bestaat een website met teksten van Voronski: http://sovlit.org/akv/index.html. Voronski over kunst’ staat ook op https://www.marxists.org/archive/voronsky/1920/art.htm.

Geen opmerkingen: