— Wladimir Iljitsj Lenin — |
Die teksten leren me minstens evenveel over
Lenin als over Tolstoj. Over Lenin leer ik bijvoorbeeld dat hij in de
eerste plaats een politicus blijft, ook als hij fictie leest. Wat hem in een verhaal interesseert is dit: hoe
verhoudt het zich tot de maatschappij waarin het ontstaan is. Terwijl hij dat
uitvlooit laat hij me echter ook kennis maken met een ingewikkeld literair
probleem.
Bij Tolstoj ziet dat er als volgt uit. De
schrijver is een telg van de adel, een klasse die het maar normaal vindt dat ze
teert op de miserie van arme boeren. Wie tot de adel behoort heeft met dat
‘teren op’ geen probleem, men ziet het zelfs niet, het blijft in het duister; als
het al eens de kop opsteekt wordt het vlug als zijnde ‘normaal’ weer weggezet. (Dat 'teren op' wordt zo normaal geacht dat ook de uitgebuite boeren het, zelfs in hun grootste miserie, eveneens normaal vinden. Wie
oud genoeg is om op de tv Het
gezin Van Paemel gezien te hebben, weet waarover ik spreek.) Maar kijk, in
zijn literair werk toont Tolstoj ons op verhelderende wijze dat die boeren wel
degelijk door de adel uitgebuit worden. Hij toont het beter dan de boeren het zelf kunnen doen en Lenin wil dan ook dat Tolstojs verhalen massaal onder de boeren verspreid worden. Blijkbaar kan zo’n graaf-auteur er al
schrijvend in slagen om de adellijke vooringenomenheid achter zich te laten. Daardoor
wordt het werk van deze schrijvende graaf, dixit Lenin, een ‘spiegel van de Russische revolutie’. Een
spiegel!
Kan een schrijver zijn/haar klasse verlaten en, ‘ontheemd’ als hzij dan is, de lezer ‘een spiegel’ van de werkelijkheid voorhouden? Of moet de vraag anders gesteld worden: hoe kan een boek ontsnappen aan de vooringenomenheid van de schrijver die het pleegt? Lenin: ‘Op het eerste gezicht kan het vreemd en gezocht lijken de naam van een groot kunstenaar in verband te brengen met een revolutie, die hij duidelijk niet heeft begrepen en waarvan hij duidelijk afstand heeft genomen. Wat bepaalde verschijnselen kennelijk niet juist weerspiegelt kan men immers moeilijk een spiegel noemen!’
Kan een schrijver zijn/haar klasse verlaten en, ‘ontheemd’ als hzij dan is, de lezer ‘een spiegel’ van de werkelijkheid voorhouden? Of moet de vraag anders gesteld worden: hoe kan een boek ontsnappen aan de vooringenomenheid van de schrijver die het pleegt? Lenin: ‘Op het eerste gezicht kan het vreemd en gezocht lijken de naam van een groot kunstenaar in verband te brengen met een revolutie, die hij duidelijk niet heeft begrepen en waarvan hij duidelijk afstand heeft genomen. Wat bepaalde verschijnselen kennelijk niet juist weerspiegelt kan men immers moeilijk een spiegel noemen!’
De spiegel van Lenin blijkt een merkwaardig meubelstuk te zijn,
want de schrijver blijft de dingen toch vanuit een welbepaald oogpunt zien,
namelijk het zijne: ‘De tegenstellingen
in Tolstoj’s werken (…) zijn inderdaad schreeuwend. Aan de ene kant zien wij de
geniale kunstenaar (…) Aan de andere kant zien we de landheer (…). Aan de ene
kant het (…) protest tegen maatschappelijke leugen en schijnheiligheid, maar
aan de andere kant (…) de perverse prediking van onderwerping (…).’
Tolstoj weerspiegelt dus bijlange niet alles: ‘Dat het Tolstoj door deze tegenstellingen absoluut onmogelijk was de arbeidersbeweging (…) noch de Russische revolutie te begrijpen, spreekt vanzelf.’ Andere zaken weerspiegelt hij wel: ‘Vanuit dit standpunt vormen de tegenstellingen in Tolstojs ideeën inderdaad een spiegel voor de tegenstrijdige voorwaarden waaronder de boeren hun historische rol in onze revolutie moesten spelen (…)’ Hoe een auteur daarin slaagt legt Lenin ons niet uit of het zou moeten zijn waar hij het over ‘genialiteit’ heeft, over ‘geniale werken’, een ‘geniale belichting’ en een ‘geniaal kunstenaar’.
Tolstoj weerspiegelt dus bijlange niet alles: ‘Dat het Tolstoj door deze tegenstellingen absoluut onmogelijk was de arbeidersbeweging (…) noch de Russische revolutie te begrijpen, spreekt vanzelf.’ Andere zaken weerspiegelt hij wel: ‘Vanuit dit standpunt vormen de tegenstellingen in Tolstojs ideeën inderdaad een spiegel voor de tegenstrijdige voorwaarden waaronder de boeren hun historische rol in onze revolutie moesten spelen (…)’ Hoe een auteur daarin slaagt legt Lenin ons niet uit of het zou moeten zijn waar hij het over ‘genialiteit’ heeft, over ‘geniale werken’, een ‘geniale belichting’ en een ‘geniaal kunstenaar’.
Wat denken andere marxisten eigenlijk van Lenins spiegel? Volgens
Leon Trotski is de artistieke schepping geen spiegel, maar ‘een vervorming (…) van de werkelijkheid,
volgens specifieke artistieke wetten.’ Bertolt Brecht heeft het over een ‘speciale spiegel’ Georg Lukács zegt dat een groot
schrijver wel degelijk de realiteit kan weerspiegelen, gesteld dat hzij op een
goed moment in de geschiedenis geboren wordt. Voor Pierre Macherey weerspiegelt
de literatuur geen dingen, maar tegenstrijdigheden. Terry Eagleton is van
mening dat je de metafoor van de spiegel beter verlaat.
Misschien mag ik het voorgaande als volgt samenvatten. Een schrijver wordt in zijn
doen en laten (en dus ook in wat hij schrijft) geleid door de vooringenomenheid
waarin hij baadt. Maar aan de productie van een literair werk hangt ook een on(der)bewust,
intuïtief kantje dat aan die vooringenomenheid ontsnapt. Dat is althans wat de
marxistische criticus Alexandr Voronsky
daarover zegt. Misschien kun je dan spreken van een gebarsten spiegel. Wanneer
een schrijver erin slaagt ons in die barsten
te laten kijken, dan mogen we hem/haar een genie noemen, want daar wordt belicht
wat normaliter in duisternis gehuld blijft. Dat laatste vind ik mooi gezegd van
mezelf, maar het belet niet dat ik het nog altijd niet goed begrijp. Dus sluit
ik af met een ander citaat van Wladimir: ‘Leren,
leren en nog eens leren.’
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten