dinsdag 9 mei 2023

De verdwijning van de godvergeten plompverloren dekselse alinea’s


‘Les écrivains ne m’intéressent que les gens qui ont un style;

 s’ils n’ont pas de style, ils ne m’intéressent pas. 

Et c’est rare, un style, monsieur, c’est rare.’

Louis-Ferdinand Céline


Dat ik papieren boeken koop, en nooit een e-boek, komt alleenlijk door mijn verwerpelijke manier van lezen. Zelden lees ik een boek van voor naar achter en hoe ouder ik word, hoe minder. Bij films heb ik dat niet, daar volg ik rustig de gang van de pellicule en bij platen doe ik ‘t evenmin: net als u luister ik van voor naar achter naar muziek. Boeken zijn anders. Na enkele beginzinnen zoek ik ‘t zesde hoofdstuk op, of ’t vierde, en van daaruit ga ik naar het slot, waarna ik terugkerend, her en der bevestiging zoek van wat intussen sterke vermoedens zijn. Misschien komt het doordat ik zelf schrijf, misschien wil ik vooral, en voor alles, weten hoe een ander het voor elkaar krijgt. ’t Is hoe dan ook iets wat gemakkelijker met papieren boeken gaat, ook omdat ik tijdens dat zappen volop strepen en notities achterlaat en hoekjes omplooi, soms dubbel. Als dat al met een e-boek zou lukken, is ’t bijlange zo leuk niet.
Op die wijze lees ik nu Wie heeft Delphine Lecompte vermoord. (°) De door mij fel gewaardeerde Lecompte schrijft proza als niemand anders. Dan heb ik het niet over haar overvloed aan adjectieven, waarover iedereen het heeft (en over de soms vreemde afwezigheid van komma’s tussen die adjectieven). Mij valt meteen iets anders op: er zijn geen alinea’s. Delphine schrijft op pagina 11 niet: ‘Mijn moeder neemt een van de hondjes mee naar de zee: het teefje. Ze zitten samen in de trein. Het is ontroerend. Het teefje houdt van mijn moeder.’ Ze schrijft wel: 
‘Mijn moeder neemt een van de hondjes mee naar de zee: het teefje. 
Ze zitten samen in de trein. 
Het is ontroerend. 
Het teefje houdt van mijn moeder.’

Omdat ik lees zoals ik lees, weet ik dat ze dat onder elkaar produceren van aparte zinnen tot op ’t einde van deel 4 volhoudt en evengoed in deel 3, waarnaar ik terugkeer. Wat mij sterk laat vermoeden dat ze ‘t in heel dat boek zo doet, wat enig zappen bevestigt. 

Intussen denk ik daar een beetje over na, correspondeer er zelfs kort met Delphine over, waarna ik de kwestie nog een beetje in m’n eentje bepeins. In het verwerpen van de alinea ontwaar ik een soortement bekommernis die Louis-Ferdinand Céline ook heeft. Céline brengt de Parijse spreektaal in de literatuur binnen en wendt daarvoor zijn beruchte techniek met de drie puntjes aan. Ik neem een willekeurig Célineboek uit de kast en sla die op een willekeurige bladzijde open:
toch wel gek dat we jaar nooit in haar eigen slot waren tegengekomen!… terwijl er toch flink wat mensen in het Slot huisden! op elke verdieping!… veertien ministers, en dan nog die Brinon… vijftien generaals… zeven admiraals… en een Staatshoofd!… al die staven met hun gevolgen!… maar haar hadden we nog nooit gezien… zat zeker verborgen in een hoekje te pruilen! noch Lili, noch ik… zelfs Lily niet die toch overal kwam!…
Goed gezien van Céline. Haast niemand spreekt in het soort volzinnen dat de literatuur placht/pleegt te produceren. Maar er is meer: hij ritmeert er zijn boeken mee, zelf spreekt Céline hier over ‘een innerlijke ritmische taal, ononderbroken.’ 
Op soortgelijke manier leert Delphine Lecompte me vandaag dat haast niemand in alinea’s denkt, haast allemaal denken we in los van elkaar staande — onder elkaar staande zinnen. En ook bij Lecompte ritmeert die manier van schrijven heel het boek. Ik denk niet dat Delphine dat daarom bewust doet, zo schrijven, het is gewoon haar manier van denken die ze ‘onnadenkend schrijvend’ op papier overbrengt, manier die ze misschien wel uit de poëzie meebrengt, genre dat beheerst wordt door lijnafbrekingen.
’t Is iets wat je niet moet nadoen. Die beginnersfout heb ik destijds met Céline gemaakt. Ik was daar toen zo wég van dat ik ’t in een van mijn boeken ook gedaan heb. Gelukkig heeft haast niemand dat boek gelezen. En inmiddels weet ik het wel: c’est rare, un style, monsieur, c’est rare.
niemand schrijft als Céline 
niemand schrijft als Delphine.


(°) Delphine Lecompte. Wie heeft Delphine Lecompte vermoord. 2023. Uitg. Borgerhoff & Lamberigts, Gent. 500 pp.


De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

Geen opmerkingen: