woensdag 18 juni 2025

Ouwehoeren in de Tijl

Café Tijl in een mij onbekend jaar. Ik herken geen der aanwezigen. Mag ik veronderstellen dat de uitbating die de foto ons toont deze van Lydie voorafgaat?

IN 1968 HAD ik heel september vrij. Mijn ouders gingen voor het eerst op reis en ik paste op de winkel. Na sluitingstijd ging ik met mijn maat Jean-Pierre Boentges (†) in café Tijl ouwehoeren over Teillard de Chardin waar we nauwelijks iets van afwisten. Lydie waakte over de bieren. Nu en dan riepen JP en ik: ‘Twee absint alstublieft!’, waarna Lydie ons twee pinten bracht. Onder stimulans van dat bier ging ons ouwehoeren naadloos over in het reciteren van absintdrinker Paul Verlaine — Il pleure dans mon coeur — en in ’t naar huis gaan, legden we daar een ferme schep Dubliners bovenop, Seven Drunken Nights⇲, song die kort daarvoor via Radio Caroline tot ons gekomen was. De liedtekst bemeesterden we nog niet echt, de sfeer daarentegen hadden we meteen beet. ’s Anderendaags stond ik weer pal achter de toonbank van de winkel. Ah, die zoete herinneringen blijven aan mij kleven als de gelukzaligste vakantie ooit, ook omdat een mens op die leeftijd gelukkig niet beseft wat hem nog allemaal te wachten staat. 
Lydia Davis (°1947), enkele jaren ouder dan wij, had eerder dat jaar haar bachelordiploma behaald, wat ik uiteraard evenmin wist, ze was toen onbekend, ook voor haar moest alles nog beginnen. Nu is ze een van mijn lievelingsschrijvers. In Voorbeelden van verwarring (°) schrijft ze: ‘Plotseling is hij daar, mijn eigen geest: een oude witte hond met kromme poten en een wiebelende kop die om de hoek van de veranda staart met één krankzinnig, door grauwe staar vertroebeld oog.’ Met zo’n beeld hadden we wel iets kunnen aanvangen, JP en ik, daar in de Tijl, in september 1968.
Flor Vandekerckhove

(°) In Lydia Davis. Bezoek aan haar man en andere verhalen. 296 pp. Uitg. Atlas Contact. 2012.

Geen opmerkingen: