Links Grand Hotel de Cabourg, waar(over) Marcel Proust geschreven heeft. Hotel en stad zijn weer te vinden in het tweede deel van zijn magistrale À la Recherche du Temps Perdu. Rond het hotel staan nu tal van plakkaten waarop Proust geciteerd wordt. Rechts: standbeeld van Marcel Proust in de tuin van de Villa du Temps Retrouvé⇲ in Cabourg. |
4 juni 2025 — Tania zet haar wandeling langs de GR 223⇲ verder. ’s Morgens zet ik haar af in Deauville waarover ik eerder Al die achten⇲ schreef. Nu wacht ik haar op in Cabourg⇲, nabij het Grand Hotel⇲ waarin Marcel Proust⇲ tussen 1907 en 1914 regelmatig placht te verblijven, iets wat sporen naliet in À l’ombre des jeunes filles en fleurs⇲ van À la Recherche du Temps Perdu, zijn meesterwerk. Tegen de tijd dat Tania hier aankomt heeft ze twintig kilometer in de kuiten, mij geeft dat tijd om hier, ter stede, de schrijver van A la Recherche… op te sporen.
WIE LEEST DAT eigenlijk? Dat is een vraag die me telkens overvalt zodra Marcel Proust⇲ (°1871 - 1922†) in mijn nabijheid komt, ook nu weer. Op de zeedijk van Cabourg⇲ hou ik de entree van het Grand Hotel (vijf sterren!) in ’t oog. Ik monster binnen- en buitengaande gasten en weet opeens het antwoord op die vraag: zíj́ lezen dat! Zíj́ hebben daar tijd, geld en de culturele background voor.
'We konden het hotel al zien, de lichten, zo vijandig bij aankomst op de eerste avond, nu beschermend en zacht, als een aankondiging van het haardvuur. En toen de auto voor de deur stopte, stonden de conciërge, de piccolo's, de drager, dicht opeengepakt, naïef, vaag bezorgd over onze vertraging, tegen elkaar gedrumd op de trappen ons op te wachten, ze waren ons vertrouwd, die wezens die zo vaak in ons leven veranderen, zoals wijzelf veranderen, maar in wie we, op het moment dat ze een tijdje de spiegel van onze gewoonten zijn, vertedering vinden in het gevoel dat we ons trouw en vriendelijk weerspiegeld weten.' (Marcel Proust in A l’ombre des jeunes filles en fleurs.)
Zelf heb ik een eerder vrolijke verhouding met het werk van Marcel Proust. Daarover schreef ik in Een zeereisje met verregaande literaire gevolgen⇲:
Aan boord lees ik een verhaal dat Marcel Proust schier eindeloos weet uit te melken. Tegen de tijd dat we Zeebrugge passeren — moeilijke zeegang — ben ik het oeverloos gepraat over Swann & Odette dermate beu dat ik het boek met een forse armzwaai in zee gooi. Yvon Kermarrec⇲ vindt dat een meesterlijke daad: ‘Zo hoort de aankomende schrijver met de hem voorafgaande literatoren om te gaan: overboord ermee!’
Dat boek van Proust eindigt trouwens alzo:
En in een vlaag van grofheid die bij hem de kop opstak zodra hij niet meer ongelukkig was en die het niveau van zijn morele oordeelsvorming omlaag haalde, schreeuwde hij zichzelf toe: ‘En te bedenken dat ik jaren van mijn leven verspild heb, dat ik heb willen sterven, dat mijn grootste liefde geweest is voor een vrouw die mij niet aantrok, die mijn soort niet was.' (°)
Ja, dat heb ik ook wel eens eens gedacht, meer dan eens zelfs, maar ik had nooit tweehonderdvijftig bladzijden nodig om me weer op pad te begeven.
Deze post over Cabourg heeft een vervolgstukje: Smullend van een madeleinegebakje⇲.
(°) Slotzinnen van Marcel Proust in Een liefde van Swann. Vertaling van M.E. Veenis-Pieters. Inleiding S. Dresden. 1977. Uitgeverij De Bezige Bij A’dam. 250 pp. Het boek maakt deel uit van Op zoek naar de verloren tijd. Daarin is het De kant van Swann. Deel twee. Een liefde van Swann.
Laat mijn weerzin je niet tegenhouden. Lees hier⇲ de integrale, oorspronkelijke tekst van A la Recherche du Temps Perdu. Of als dat toch teveel mocht zijn - wat ik graag geloof - lees dan als inleiding ‘Marcel Proust à Cabourg’, waarin hertogin Duchesse Edmée de la Rochefoucauld vertelt over haar herinneringen aan Proust, zijn eigenaardige gewoonten en zijn fascinatie voor de aristocratische wereld. Ze beschrijft ook de sfeer van het mondaine leven in Cabourg en de interacties tussen de gasten in het hotel, dat zegt althans ChatGPT. Je kunt haar tekst hier⇲ lezen, zelfs downloaden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten