donderdag 18 januari 2024

Eentje van Snijders en eentje van Babel

Midden: A.L. Snijders (de tekening is van Siegfried Woldhek). Rechts Isaak Babel in 1925.



ER IS EEN verschil tussen een kort verhaal en een zeer kort, en niet alleen in lengte. Wie een kort verhaal schrijft, doet dat in een verankerde traditie: protagonist, conflict, uitkomst; er is begin, midden, slot. Ook het kortste korte verhaal voldoet aan die voorwaarden.
Het zeer korte verhaal daarentegen — handpalmverhaal is een mooiere term — heeft niet zo’n ijzeren wetten, de definitie is nog niet versteend. Hoeveel woorden mag zo’n handpalmverhaal maximaal tellen? 55? 300, 750, 1000, 1500? Moet er een plot zijn? Is er een begin-midden-slot? Is er protagonist-conflict-uitkomst? De meningen zijn verdeeld en de praktijk is dat al evenzeer. A.L. Snijders laat me in 2012 het genre kennen, zijn latere zeer korte verhalen (zkv’s) voldoen niet aan veel van de voorwaarden die anderen aan het genre stellen, veelal zijn Snijders’ zkv’s gewoon observaties, zoals ‘Infratuin’ dat ik hieronder in een voetnoot helemaal citeer (°); anderen zijn streng in de leer‘De uitdaging van flashfictie is om een compleet verhaal te vertellen waarin elk woord absoluut essentieel is, om de franjes en kantwerk weg te pellen totdat je niets anders overhoudt dan de harde, schoongeschraapte kern van een verhaal.’ Mijn bedenking: wie het op die manier wil doen, heeft aan Isaak Babel een goede leermeester. 
In Babels Verhalen (°°) zoek ik naar een voorbeeld, ik vind De spleetoog, voor het eerst gepubliceerd in 1923, met als ondertitel ‘Uit de bundel Petersburg 1918’. Herziene versie in Perceval, nr 6, 1928. Het is een van de twee verhalen waarvan Babel met de ondertitels aangeeft dat ze horen bij schetsen over het leven in Petrograd in 1918. (Die bundel is er uiteindelijk niet gekomen, denk ik, dat moet ik 1s opzoeken.)
Babel neemt ons in anderhalve bladzijde mee naar ‘een genadeloze nacht’. Drie protagonisten: sekswerkster, gedeclasseerde aristocraat, Chinees. De beschreven nacht is inderdaad meedogenloos: ‘De vingers van een dode plukken aan de bevroren darmen van Petersburg.’ De stijl is staccato als in een telegram. De drie vinden al gauw elkaars warmte. Anderhalve bladzijde verder zijn ze er met succes in geslaagd de nacht door te komen: de prostitué heeft haar bete brood verdiend, de Chinees heeft sex gehad, de déclassé is aan de vrieskou ontsnapt. Het verhaal stopt met één woord dat het telegrafische karakter beklemtoont: ‘Punt’. In The Enigma of Isaac Babel becommentarieert Gregory Freidin het verhaal als volgt: ‘Zoek hier niet naar een metafysische waarheid. Neem het liever voor wat het is: een beknopt rapport over de veerkracht van de menselijke conditie, getapt in een modernistische morcecode van een lekkend maar nog zeewaardig schip.’) (°°°)
Ook bij A.L. Snijders vind ik hier iets over zo’n telegramstijl: ‘Zo wil ik schrijven heb ik bedacht toen ik de e-mail ontdekte. Dat was laat, ik ben altijd met alles laat geweest. Ik schreef gewoon, mijn columns in Het Parool en de regionale kranten zijn gewoon geschreven. Toen ik een computer kreeg en ontdekte dat je een bericht binnen een seconde naar Patagonië kon sturen, heb ik de inhoud van het bericht aangepast. Als de reis heel kort is, moet de inhoud ook heel kort zijn. Congruentie. De volgende stap was ook logisch, een kort bericht moet een andere vorm hebben dan een lang bericht (vgl. het telegram). Mijn stijl veranderde, ik merkte dat je hersens veel sneller en inventiever zijn dan de geschreven taal. Je hebt aan een half woord genoeg.’
Flor Vandekerckhove

(°) Infratuin — naakte man bij koikarpers, vrouw op schouder. melk gemorst bij inrit melkfabriek. Dit staat (zonder hoofdletters) op het vodje dat bewijst dat ik iets bij Intratuin heb gekocht (twee zakken potgrond, cashier name: mirella). Ik heb het opgeschreven omdat ik me na thuiskomst wil herinneren dat ik op de vijver- en aquariumafdeling een levende naakte man zag staan die een levende naakte vrouw droeg. Hij stond met z'n voorkant tegen de voorkant van de vrouw, die ondersteboven hing, met haar dijen op zijn schouders en haar hoofd tussen zijn knieën. Ik was niet alleen verrast, ik was verontrust. Ik keek om me heen, er waren niet veel klanten, het was tien uur, dinsdagmorgen. Verderop zaten vier mannen, met petten en jacks van guerillastrijders, achter een grote tafel te kijken, heel ingespannen. Op de tafel stonden apparaten die mij onbekend waren, naast de tafel stond een Indische vrouw die kennelijk de commandant was.
Ik verliet de afdeling snel en vroeg bij de kassa niet om opheldering. Naast Intratuin liggen een betonfabriek en een melkfabriek. De oprit van de laatste was bedekt met melk. Dat kon ik er niet bij hebben. Een lekke melkwagen, zei ik bij mezelf. (A.L. Snijders, ik haal het zkv uit dbnl.)
(°°) Isaak Babel, Verhalen. Vertaald uit het Russisch door Froukje Slofstra. Uitg. Meulenhoff, A'dam. 2001. 573 ps. Het verhaal De spleetoog staat op p. 142.
(°°°) Redactie Gregory Freidin. The Enigma of Isaac Babel: Biography, History, Context. 288 pp. Stanford University Press. 2009.
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

Geen opmerkingen: