maandag 29 januari 2024

Ensorjaar boomt in Oostende, veel volk op de tram



James Ensor of een grande casserole de moules’ is een gedicht in vrije kwatrijnen. Het is ook een van de vele ‘tramgedichten’ die ik schrijf, poëzie die tot stand komt tussen verschillende haltes van de kusttram. Vertrekpunt van dit gedicht is een vraag die ik mezelf stel: heeft Ensor ooit een pot mosselen geschilderd? Ik cirkel intertekstueel rond het antwoord, ga aan de haal met een lied van Vive la Fête, met een werk van Marcel Broodhaers, met ‘When I paint my masterpiece’ van Bob Dylan en met ‘De fanfare van honger en dorst’, geschreven door Lieven Tavernier voor Jan De Wilde. De figuur van Karl Lagerfeld staat voor al degenen die van verre komen om zich aan zee te settelen, door kustbewoners al eens 'aangespoelden' genoemd. (Flor Vandekerckhove)

James Ensor of een grande casserole de moules

Vijfenzeventig jaar na datum neem ik weer de tram naar de stad aan zee
En deze keer met Dylan en Lieven Tavernier en ook Gustje is weer mee
En Karl Lagerfeld natuurlijk gezeten naast dat madammetje van Vive la Fête
En voor een keer ook Marcel Broodthaers omdat hij ervaringsdeskundig is 

Dat madammetje van Vive la Fête zingt stilletjes in Karls oor contre moi très 
Lentement oui comme une grande casserole de moules oui contre moi très 
Lentement oui comme ça tu ne vois rien du tout je suis derrière toi contre moi
Tais toi maintenant ne dis rien te prendre dans mes bras ça fait du bien

Ik trek mijn stoute schoenen aan want ik weet dat Marcel Broodthaers Vlaams
Spreekt wat hij van vader Emile geleerd heeft en dat het bijgevolg heel waar
Schijnlijk is dat hij me verstaat en ik vraag hem op de man af of het waar is dat
James Ensor nooit ofte nimmer een grande casserole de moules geschilderd heeft

Er ontwikkelt zich een gesprek op die tram dat niet alleen over mosselen gaat
Maar tevens over oud worden en het leven & de dood en over de scabreuze
Kleptomanie van ’s werelds grootste singer-songwriter want het is echt wel
Wonderbaarlijk waarover die mensen allemaal kunnen meepraten en ik ook

Zo rijden we welgemutst tramhaltes Oosteroever en Vismijn voorbij en ook 
Oostende Station en ik zeg tegen Bob Dylan dat ik op die tram heb leren 
Dichten op de cadans van de wielen over ‘t spoor en Bob vraagt me om een
voorbeeld en ik sta recht op ‘t stoeltje en schraap mijn keel en zeg luid & klaar

Nou, ik verliet Bredene en strandde in Oostende na een tramrit zo hobbelig dat ik
Er om huilen moest en in ’t stad passeerde ik pasters met een rok aan en toen ik
Afstapte aan halte Koninginnelaan stond iedereen in rij om mij te groeten terwijl
Ik de bib in trok om er dit meesterlijk geschreven meesterwerk te deponeren

Dat uiteraard over jonge maagden gaat die mosselen trekken om die aan Marcel
Broodthaers te schenken en aan dat madammetje van Vive la Fête dat naast Karl 
Lagerfeld zit en aan Bob Dylan om ze in zijn meesterwerk te kwakken dat hij wil
Schilderen en natuurlijk ook aan Lieven Tavernier want zijn we niet met zessen en

Komen we niet van ergens en gaan we niet ergens naartoe en kijken we door tram
Ramen niet naar mensen met hun drukke gedoe en lopen we niet met ons hoofd 
In de wolken en roept niet iedereen kijk daar rijdt de fanfare van honger en dorst 
En weten we niet dat je voor een grande casserole de moules in ’t Mosselhuis moet zijn

Nu doorklieft Lagerfelds sardonische lach het gewelf van de tram en net voordat 
Lagerfelds lach in het multiversum opgenomen wordt meen ik er het accent in te
Herkennen van een uit Antwerpen aangespoelde nieuwe Oostendenaar met een
Lagerfeldmasker op dat Gustje in de muilenwinkel van zijn baas heeft ontvreemd


De dolle tramrit 

op YouTube

www.youtube.com/watch?v=uEbE4Oq4hiY&t=3s

[162]

Geen opmerkingen: