DE AUTEUR stelt zijn boekje voor. Op de boekenmarkt creëert hij een verkoopmoment. Sociale en andere media maken er gewag van, waardoor hij zijn situatie in het literaire veld verstevigt. Alleen… Dat boekje is een verschrikking. ’t Is slecht gezet, slecht vormgegeven, ’t staat vol slordigheden en het niveau van de verhalen is dat van een te lang uitgevallen schoolopstel.
De auteur weet dat, ‘k heb het hem gezegd. (Nu spreekt hij niet meer tegen mij.) Mijn kritiek houdt hem niet tegen om tot de verkooppromotie over te gaan, waarmee hij ’t woord van Russell Edson⇲ bevestigt: ‘De literaire gemeenschap is in belangrijke mate een sociale club. () Je moet niet alleen schrijven, je moet ook een sociaal wezen zijn. Het sociale deel is waarschijnlijk het belangrijkste. Wie een prettig persoon is, hoeft zelfs niet echt goed te schrijven om een schrijfcarrière te hebben.’
Zelf ga ik liever wandelen. Wie een boek van mij wil lezen moet er mij om vragen. Dat is afwijkend gedrag, dat besef ik, en ik denk daar uiteraard wel eens over na. Het dichtste bij een verklaring⇲ kom ik in een stukje waarin ik een herwerking van mijn roman Amandine aankondig. ’t Komt ook, zo dien ik daaraan toe te voegen, doordat ik een luie donder ben, verstoken van enig talent voor sociabiliteit.
Vandaag lees ik bij Susan Sontag⇲ nog iets wat ’t kan verklaren: ‘Voor zover hij serieus is, komt de kunstenaar voortdurend in de verleiding de dialoog met het publiek te verbreken. Stilte is de verste uitloper van die terughoudendheid () [D]oor te zwijgen bevrijdt hij zich van de slaafse gebondenheid aan de wereld, die verschijnt als beschermheer, cliënt, consument, antagonist, arbiter en verdraaier van het werk.’ (°) Als dat waar is, uit het zich bij mij in profane wandelingen, waarbij het helende ruisen van de zee de plaats inneemt van het lawaai van de boekenmarkt die ik negeer.
Zelf ga ik liever wandelen. Wie een boek van mij wil lezen moet er mij om vragen. Dat is afwijkend gedrag, dat besef ik, en ik denk daar uiteraard wel eens over na. Het dichtste bij een verklaring⇲ kom ik in een stukje waarin ik een herwerking van mijn roman Amandine aankondig. ’t Komt ook, zo dien ik daaraan toe te voegen, doordat ik een luie donder ben, verstoken van enig talent voor sociabiliteit.
Vandaag lees ik bij Susan Sontag⇲ nog iets wat ’t kan verklaren: ‘Voor zover hij serieus is, komt de kunstenaar voortdurend in de verleiding de dialoog met het publiek te verbreken. Stilte is de verste uitloper van die terughoudendheid () [D]oor te zwijgen bevrijdt hij zich van de slaafse gebondenheid aan de wereld, die verschijnt als beschermheer, cliënt, consument, antagonist, arbiter en verdraaier van het werk.’ (°) Als dat waar is, uit het zich bij mij in profane wandelingen, waarbij het helende ruisen van de zee de plaats inneemt van het lawaai van de boekenmarkt die ik negeer.
(°) Styles of Radical Will. Susan Sontag⇲, in The Aesthetics of Silence. 1969. Uitg. Picador USA. 288 pp.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten