|
* In DLVuurtorenwachter plaatst Flor Vandekerckhove sinds 1988 columns, herinneringen, leesnotities, (mini-)essays, polemieken, verhalen, gedichten… ****************** ************* 'Deze vuurtoren belicht de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard.' ******************* ****
dinsdag 31 december 2019
Ik herinner me de laatste dag van 2013
maandag 30 december 2019
Een keuze uit mijn vele verslavingen
Over de memoires van Jeff Tweedy, frontman van de rockgroep Wilco, heb ik hier al een stukje gepost. In dat boek (°) heeft hij het ook over zijn verslavingen, problematiek die me niet
onbekend is.
Al de mannelijke Vandekerckhoves die me voorafgingen, hadden een
probleem met alcohol en dat geldt ook voor de mannen in de familie die mijn
moeder voorgegaan zijn. Zelf ben ik ervan afgeraakt door me in
zelfhulpgroepen te engageren, eerst in de Anonieme Alcoholisten en later in SOS Nuchterheid
die ik indertijd in Vlaanderen mee help oprichten. (°°)
Jeff Tweedy onderzoekt de oorzaken van zijn verslaving. Hij heeft het
over angst- en stemmingsstoornissen, paniekaanvallen en migraines, psychische
problemen die hij op een foute manier onder controle probeert te houden. Zelf zie
ik de mateloosheid in wel meer zaken die met mij te maken hebben. Ik tref het ook aan in
mijn maatschappelijke keuzes: in een weigering om me in het kapitalisme te
engageren; een politieke keuze voor het trotskisme, iets wat bijna niemand doet;
in een strijdbaar atheïsme annex antiklerikalisme dat zich vlijmscherp uit; in een viscerale
afkeer van het huwelijk en zijn surrogaten… Ik herken het zelfs in deze blog
waar ik me hard moet inspannen om niet dagelijks weer een nieuw stuk te posten,
en waarom geen twee of drie …
Verwerp ik die drastische keuzes, nu ik oud & wijs geworden ben? Geenszins, alhoewel het voortschrijden der jaren me gelukkig wel milder maakt. Maar wat ik me afvraag: is het diezelfde
karaktertrek die me naar de alcohol geleid heeft? Niet alleen naar de alcohol trouwens,
ik ben ook een kettingroker geweest.
Kappen met de drank was niet zo moeilijk, maar dertig jaar lang heb ik
geprobeerd van de tabak af te geraken. Telkens weer zag ik me falen, telkens
weer begon ik, hoestend, soms walgend, weer te kettingroken. Ik was al de
zestig voorbij toen ik er eindelijk in slaagde.
Waarna mij nog één verslaving restte:
Dit is wat ik deed als die onweerstaanbare drang in me opkwam. Ik opende
de koelkast en zocht iets wat gezond is, een suikerloos potje magere yoghurt
bijvoorbeeld, ik at het op. Daarmee verdween het verlangen niet. Dan at ik een
boterham met choco. Dan schonk ik me een kop koffie in. ’t Zal helpen als ik
naar buiten ga, zei ik, en ik trok mijn stapschoenen aan. Ik ontweek in ‘t
doorgaan de winkels en bijgevolg de gelegenheden om aan de drang toe te geven. Ik
maakte een grote, deugddoende wandeling, keerde ’s avonds langs de andere kant tevreden
weer naar huis, sprong net voor sluiting in Delhaize binnen en kocht daar 2 x
200 gram chocola die ik in minder dan geen tijd opschrokte.
Flor Vandekerckhove
(°) Jeff Tweedy. Let’s go (so we can get back) A memoir of recording
and discording with Wilco, etc. 2018. NewYork. Uitg. Dutton, An Imprint of
Penguin Random House LLC. 293 pp.
(°°) Dat engagement ligt inmiddels ver achter me, maar de nuchterheid is gebleven. Ook gebleven zijn een aantal contacten met mensen uit die bewegingen, wat volledig hun verdienste is, want zelf heb ik maar weinig talent voor vriendschap.
(°°) Dat engagement ligt inmiddels ver achter me, maar de nuchterheid is gebleven. Ook gebleven zijn een aantal contacten met mensen uit die bewegingen, wat volledig hun verdienste is, want zelf heb ik maar weinig talent voor vriendschap.
zaterdag 28 december 2019
De DDR in drie generaties
In de week dat ik naar Werk ohne Autor ging kijken was ik ook Rode liefde aan ’t lezen, een
Oost-Duitse familiegeschiedenis. (°) Film en boek staan los van elkaar, maar ze
vertellen beide het verhaal van iemand die vanuit de DDR in het Westen
terechtkomt. En in beide speelt het nazisme mee.
In de film is de nazi is wel héél slecht, het meisje héél lief, de DDR
héél saai, de jonge kunstenaar héél begaafd en het Westen héél vrij. Het boek
is subtieler en geeft een klare kijk op hoe de bewoners de DDR ervaren hebben, een blik
die drie generaties ver reikt, in onderstaand citaat samengevat in minder dan
400 woorden.
‘Ik denk dat de DDR voor allebei mijn grootvaders een soort droomland
was waarin ze al het beklemmende dat daarvoor gebeurd was konden vergeten. Het
was een nieuwe start, een kans om weer van voren af aan te beginnen. De
vervolging, de oorlog, de gevangenschap, al die vreselijke dingen die Gerhard
en Werner hadden meegemaakt konden onder de enorme berg van het verleden
begraven worden. Alleen de toekomst telde nog. En het trauma werd een droom.
Het idee een antifascistische staat op te bouwen was voor beiden heilzaam.
Gerhard kon zich overgeven aan de illusie dat DDR-burgers heel andere Duitsers
waren dan degenen die ooit zijn familie uit het land hadden verdreven. En
Werner kon doen alsof hij altijd al in het socialisme had geloofd. Alle wonden,
alle gebreken waren vergeven en vergeten als je bereid was deel uit te maken
van de nieuwe maatschappij.
Een nieuw geloof in ruil voor een oud zeer, dat was de deal bij de
stichting van de DDR.’
‘Zo is ook de mateloze trouw te verklaren die Gerhard en Werner tot het
bittere eind met dat land verbond. Zij hebben de grote droom nooit als grote
leugen kunnen ontmaskeren, omdat dan ook de leugens waarmee ze zelf leefden
zouden zijn vervlogen.’
‘En hun kinderen? Die werden in het droomland van hun vader geworpen en
moesten meegaan in hun droom, of ze wilden of niet. Ze wisten niet van de deal
die bij de stichting was gesloten. En omdat ze nergens overheen hoefden te
komen of niets hoefden te verbergen, hadden ze er ook moeite mee te geloven. Ze
zagen de poverheid, de leugens, de bekrompenheid, het wantrouwen. En ze hoorden
de holle woorden van hun vaders die met de toekomst dweepten. De euforie en de
kracht zijn op dat punt al verloren gegaan. En de kleinkinderen? Die waren blij
toen het uiteindelijk voorbij was. Die gaven de staat zonder gewetenswroeging
een trap na. Wat er bij mij is blijven hangen van de grote droom? Kleingeestige
verbodsbepalingen, pijnlijke principes en spijkerbroeken die eruitzagen als een
verlengstuk van een FDJ-overhemd. In drie generaties was de energie van de
staat opgebruikt. De DDR bleef het land van de ouderen, van de grondleggers, en
hun logica had voor niemand meer zin.’
De DDR interesseert me al lang. Dat komt door mijn vader. Tijdens de
Tweede Wereldoorlog werd hij verplicht om in Duitsland te werken, in de
nabijheid van Dresden. Lang na de oorlog, toen mijn ouders zich eindelijk
een vakantie konden veroorloven — ik was al achttien — is hij nog verschillende
keren naar het land teruggekeerd. Over de DDR zei hij me: ‘Op elke straathoek staat een flik.’ Ik dacht dat hij overdreef … Tot
ik iemand leerde kennen die daar gewoond had. Die zei me: ‘Je vader heeft dat goed gezien.’
Flor Vandekerckhove
(°) Maxim Leo - Rode liefde, een Oost-Duitse familiegeschiedenis.
Vert. door Lilian Caris. Amsterdam, Cossee, 2014. 269 pp.
donderdag 26 december 2019
Orwells vlucht uit Spanje
— Groepsfoto van de POUM-militie in maart 1937,
tijdens een bezoek van Eileen (kruis), echtgenote van Eric Blair, schrijversnaam George Orwell (pijl). — |
George Orwell, gekwetst in de gevechten tegen Franco, keert in juni
1937 nog een keer terug naar het front. Hij haalt er een document af dat zijn
demobilisatie bewijst. Wanneer hij vijf dagen later, op 20 juni, naar Barcelona
terugkeert en de lobby van hotel Continental betreedt, haast zijn levensgezellin
Eileen⇲
zich naar hem toe en fluistert in zijn oor: ‘Naar
buiten. Nu!’ Daar legt ze hem de ernst van de situatie uit: in de
vroege ochtend van 16 juni zijn de NKVD⇲ en de Spaanse geheime politie haar kamer
binnengevallen. Dezelfde dag verbiedt de door stalinisten
gecontroleerde Spaanse regering de POUM, een communistische partij die niet aan
het handje van Moskou loopt, Andrés Nin, leider van de POUM en oud-secretaris van Leon Trotski, wordt
gefolterd en vermoord, Irwin Wolf, eveneens oud-medewerker van Trotski, wordt
gekidnapt en geëxecuteerd. Kurt Landau⇲, een bekende Oostenrijkse trotskist duikt
onder, wordt verraden en vermoord. Georges
Kopp⇲, vriend van de Orwells (en minnaar van Eileen) wordt in het
Continental gearresteerd. Anderhalf jaar lang zal het voor Kopp van gevangenis
naar gevangenis gaan, van ondervraging naar ondervraging, van gevangenisschip
naar werkkamp. Orwell heeft gevochten aan de zijde van de POUM (°), bijgevolg staat ook hij
op de NKVD-lijst, zijn leven staat op ’t spel. Dat Eileen nog vrij rondloopt
komt alleen doordat ze als lokaas voor ’t vangen van haar echtgenoot dient.
Orwell brengt de nacht door in een kerkruïne. ’s Anderendaags komt hem
almaar meer gruwel ter ore. Hij verneemt dat Bob Smillie⇲, een 22-jarige journalist waarmee hij samen
aan het front gestaan heeft, in een gevangenis sterft, officieel ten gevolge
van de appendicitis. Later verneemt hij van Kopp dat Smillie de martelingen
niet overleefd heeft. Orwell zal de stalinisten Smillies dood nooit vergeven.
Met veel geluk slagen Orwell en Eileen er uiteindelijk in om de Frans-Spaanse
grens te passeren: de grenswachters bekijken Orwells ontslagpapieren en het
ontsnapt aan hun aandacht dat de Negenentwintigste Divisie feitelijk de POUM
is. Het koppel verlaat net op tijd het land: een geheim politierapport vermeldt
op 13 juli dat Eileen en Orwell ‘onverbeterlijke trotskisten’ zijn. Voor het
Tribunaal voor Spionage en Hoogverraad in Valencia staat dat gelijk aan een
doodvonnis.
(°) Orwell komt in de POUM terecht via de Engelse ILP⇲. Die partij — losgescheurd van de grote Labour Pary — kiest de kant van de republikeinen tegen Franco en vecht in de rangen
van de POUM. In dat kantoor zijn niet alleen Britse activisten aan ’t werk,
maar ook verdoken spionnen van Moskou, zoals David
Crook⇲. Die heeft als speciale opdracht om Orwell aan de galg te
praten. Hij wordt goede maatjes met Eileen, rapporteert over haar handel &
wandel en fotografeert o.a. een medisch verslag van Orwells nekwonde, dat in
Moskou in de KGB-map terechtkomt. Crook schrijft veel later een autobiografie,
waarin hij daarover zijn spijt uitdrukt. Volgens Wilipedia komt hij tot dat inzicht
na het lezen van Orwell, de man die hij in de jaren dertig bespioneerd heeft.
(°°) Zijn verblijf in Spanje maakt van Orwell een overtuigde socialist en een even overtuigde anti-stalinist, meer erover in het interessante essay George Ofwell en de IRD⇲.
maandag 23 december 2019
Het jaarlijkse antikerstverhaal (Moeders, houd uw kinderen weg van ’t net)
— Elk
jaar een kerstverhaal! Ik handhaaf de traditie wanneer ik in 1988 Het Visserijblad↗︎
overneem. En ook nadat ik met pensioen gegaan ben blijf ik de traditie trouw: jaarlijks
een kerstverhaal, maar nu in de blog. Dat
dient ruim geïnterpreteerd te worden. Het kan een klassiek verhaal zijn, een
lied, een vertaling of een gedicht. Inhoudelijk durft het al eens een antikerstverhaal
te zijn. Dit jaar is het ook van dat, en dan nog in versvorm: het is mijn scabreus antwoord op een almaar terugkerende vraag die me in deze
periode telkens weer gesteld wordt. —
|
De sprietvink en de zelflikkende poes
Een vrouw vraagt me of ‘t waar is — ’t is altijd weer een vrouw —
Dat ik mijn Laatste Vuurtorenlamp op kerstnacht onwelvoeglijk lang
Op lijven richt van naakte vrouwen die zich ’s nachts als herders voordoen
Op het inderdaad door mijn Laatste Vuurtorenlicht fel beschenen
naaktstrand.
Het kan aan mij liggen of aan die straffe Laatste Vuurtorenlamp
Dat de vraag me elke kerst opnieuw gesteld wordt en altijd door een
vrouw
En ’t kan ook aan mij liggen dat ik de vraag nooit goed begrijp of
zelfs nìet
Begrijp en telkens in mijn almaar schaarser wordend haar moet scharten.
Ongetwijfeld ligt het aan mij dat ik die vraag dan steeds beantwoord
Met een soort van wedervraag die ik inmiddels wel van buiten ken
En die als volgt luidt: Wacht u met
kerst ook altijd in spanning mevrouw
Op het klagende geluid van de
blauwgeaderde sprietvink die ontwaakt?
En die bij ’t krieken van de
dag zijn warme nest ontvliedt en herinnert dat
Geluid u niet aan die stille geile
nacht waarop u uw poes zichzelf zag likken?
Een mens vraagt zich af wat ik daarmee wil zeggen en wat de boodschap
Van die jaarlijks op kerst weerkomende wedervraag kan zijn.
Ah ja, ‘t is poëzie en dus een discipline van de letteren waarin de
woorden
Zichzelf voortbrengen en met hun betekenis zelve aan de haal gaan
Bijgevolg weet ik zelf niet goed wat het allemaal wil zeggen maar
Meestal volstaat het wel als antwoord en kan ik daarna doorgaan met de
Kersttaken die mij als Laatste Vuurtorenwachter opgedragen zijn
Zoals het aanklagen van de massale boomkap die met dat feest gepaard
gaat
En de jengelende kerstmuziek en de jaarlijkse consumptieorgie en de
Stress die het veroorzaakt en de slacht van onschuldige kalkoenen.
Maar deze keer heeft de vrouw het al te goed begrepen en zonder
verpinken
Zegt ze dat ik niets van feestdagen ken en zeker niet van kerst en uit
haar
Mond rolt dan de woordenvloed die het slot van dit poëem gaat vormen
En die erop neerkomt dat ik waarlijk een scabreuze poepgaai ben.
Flor Vandekerckhove
De sprietvink en de zelflikkende
poes op youtube
zondag 22 december 2019
Camelot is een kasteel is een vereniging is een tijdschrift
Meneer de voorzitter,
— Daniel Crabeels, voorzitter. — |
Ik begrijp dat Camelot het huisblad van de gelijknamige vereniging is. Blijkens
de website⇲
is dat een denktank die bijdraagt tot het cultuurbeleid in Oostende, bij
uitbreiding de natie, en het niveau is ‘internationaal,
universeel en multiverseel’. Ik weet niet goed wat dat is, multiverseel, maar ik begrijp dat u hoog
mikt, zeer hoog.
Als ik een minpuntje mag formuleren: het imago van het tijdschrift wordt overheerst door lieden die misschien wel hoeders van het multiversalisme
zijn, maar toch vooral overtuigd van hun eigen sérieux. Da’s geen negatieve
kritiek hoor, ik wil helpen.
Straks ga ik naar het ruilkastje⇲ waarin ik regelmatig oude boeken achterlaat.
De flap van een ervan brengt me op een idee. De tekst zegt over de auteur: ‘Hij
houdt ervan om in een grooten auto hard te rijden en al chauffeerende over
scholastiek te debatteeren.’ Is dat geen idee? Dat uw Cameloten hard rijdend in hun
grote auto’s — een naar hier, een ander naar daar — al chaufferend met
elkaar over scholastiek debatteren? Of over de donnuttheorie, whatever.
Een mobiele internetconferentie op multiverseel niveau, waarbij het onderweg ontstane toeval de inhoud
mee bepaalt. (°°) Met de elektronica van Tesla moet dat toch kinderspel zijn.
Dat zal er wel nog niet toe leiden dat — ik haal uw woorden aan — de toeristische kaart onder
supervisie van cultuur komt te staan, maar dan toch al de wegenkaart.
Zelf kan ik daar helaas niet aan participeren, want
ik rij met de tram. Zoals ook blijkt uit mijn bijzonder vervaarlijk multiversele poëem dat ik u hierbij, mede ter verluchting van uw tijdschrift, aanbied: De gevaarlijkste tramhalte⇲. (Prijs overeen te komen, liefst in 't zwart.)
(°) Camelot. Gratis cultureel magazine. Editie 1, september 2019 /
Editie 2, november 2019. Meer info op www.camelotvlaanderen.be⇲.
(°°) Hugo Brutin, die in uw tijdschrift simpelweg 'een icoon' genoemd wordt, kan de Cameloten onderweg uitleggen dat het procedé historische wortels heeft in surrealisme en situationisme.
(°°) Hugo Brutin, die in uw tijdschrift simpelweg 'een icoon' genoemd wordt, kan de Cameloten onderweg uitleggen dat het procedé historische wortels heeft in surrealisme en situationisme.
Ik smoor dus ik ben
vrijdag 20 december 2019
In memoriam Freek Neirynck (1949-2019)
— Van links naar rechts: Jo Clauwaert, Flor Vandekerckhove, Freek Neirynk. — |
In Gent leer ik Freek Neirynck kennen als een imposante mens waar je
letterlijk noch figuurlijk naast kunt kijken: een volkse figuur met stevige sociale
standpunten; opgegroeid in de rebelse jaren zestig, waar hij een humoristische
draad aan overhoudt die je mag samenvatten als ‘lachen met de politieke elite.’ Die humor vindt een ideale uitweg
in het Marionettentheater
Taptoe waarmee hij internationale successen
boekt, en nog meer in ’t
Spelletje van Drei Kluite. In Gent woont Freek
Neirynck om de hoek. Wanneer ik op een dag in 1988 die stad verlaat om in Oostende
de redactie van Het
Visserijblad op te nemen loop ik hem onderweg tegen 't lijf. Hij vertelt me over een festival dat hij met gelijkgezinden op poten
zet. Inmiddels heeft dat internationale Puppetbuskersfestival er al zijn eenendertigste editie opzitten.
Freek Neirynck heeft wel meer gedaan. De plaats ontbreekt me om de man
recht te doen, je moet hier maar eens kijken. Een mens vraagt zich af hoe hij het allemaal voor
elkaar gekregen heeft.
Enkele jaren geleden schaft hij zich in Oostende een appartement op de
zeedijk aan. De kuststad wordt zijn nieuwe thuis. Oostende
omarmt de nieuwkomer meteen: Freek wordt ook daar een veelgeziene gast in
het culturele leven. Daar lopen we elkaar weer tegen het lijf. Hij nodigt me
bij hem thuis uit voor een etentje. Dat is het soort sociaal verkeer dat aan mij
niet besteed is; ik leg het hem uit in een brief die ook zijn weg
naar deze blog vindt, Neirynck kan het wel appreciëren.
We zijn elkaar blijven schrijven. Van mijn kant veelal
verontschuldigingen, waarin ik, zoals hier, weer eens
uitleg waarom ik weer niet
ingegaan ben op weer een publieke
activiteit die hij ontplooit. (Wat me weer
eens met de neus op de feiten drukt: mijn sociaal leven is een ramp!) Van
zijn kant zijn het nogal eens raadgevingen betreffende de schrijfwijze van ’t
Gents, zoals recentelijk nog in De toekomstige lotgevallen van Siegfried in Gent, een verhaal dat ik postuum aan Freek opdraag.
Flor Vandekerckhove
donderdag 19 december 2019
‘Al chauffeerende over scholastiek debatteeren’
EENS TE MEER maak ik me klaar om naar het boekenruilkastje⇲ te trekken, niet om te ruilen, maar om mijn rekken uit te dunnen. Ik werp een laatste
blik op wat vandaag de deur uitgaat. De militanten van de limiet gaat, blijkens de ondertitel, Over
censuur en vrije meningsuiting. Daarnaast ligt Engeland. Een politieke geschiedenis: drie delen. Ik blader in een
van die Engelandboeken en stoot op de afbeelding van een sinterklaasfiguur die
met zijn zwaard een boek doorboort; merkwaardige daad. Ik wil er
meer over weten en ontdek dat het doorboorde boek nog
steeds te bezichtigen⇲ valt. En dit is wat de flap over de schrijver van die
Engelandboeken zegt: ‘Hij
houdt ervan om in een grooten auto hard te rijden en al chauffeerende over scholastiek⇲ te debatteeren.’
De militanten van de limiet is dan weer door veel mensen geschreven, elk een hoofdstukje. Het slotstuk is
van D.L. Mertens. ‘Volgens zijn uitgever
is het slechts een kwestie van tijd vooraleer zijn debuut op de markt komt.’
Ik googel ’s mans naam en vind niets. Hopelijk is hij niet hardrijdend in een grooten auto omgekomen terwijl hij met zijn
toekomstige uitgever over scholastiek aan ’t debatteeren was.
Weg ermee!
dinsdag 17 december 2019
Sommige dingen zijn echt niet goed voor het moreel
— De jaarwisseling is het moment waarop een mens de balans opmaakt. Dat heb ik hier al cijfermatig gedaan. ’t Is ook een tijd van de lijstjes: de tien beste van dit, de top honderd van dat. Ik heb ook zo’n lijstje, het staat daar. Maar er is ook zoiets als het moreel: hoe is ’t gesteld met mijn innerlijk zelfvertrouwen? Wel, ook die balans heb ik nu opgemaakt. — |
2019 zal me bijblijven als het jaar waarin mijn fysiek een stap achteruit
zet en mijn schrijfpraktijk een stap vooruit. Dat laatste komt door de Ostend Social Club Avondgenoegen
waarmee ik, geassisteerd door pianist Dimer Geedts, de boer op ga. Mijn
literaire productie vaart daar wel bij: naast verhalen die niemand leest, produceer
ik nu ook gedichten die nog minder mensen willen lezen. Waardoor mijn blog welhaast op literatuur lijkt. Is dat niet cool?! Tot zover de pluspunten.
U bent ongetwijfeld meer geïnteresseerd in de minpunten. Mijn
fysische achteruitgang komt doordat ik in 2019 opgehouden ben met joggen, dat
heb ik hier al verteld. En ik kan je verzekeren, jonge
lezers, eens je ermee ophoudt gaat het snel. Snel de berg af! Je gewicht, je
bloeddruk, je cholesterol, je suikerspiegel, je vergeetachtigheid … Pijlsnel schiet dat alles de hoogte in en
navenant snel piekt de pillenconsumptie. In 2018 consumeer ik nog geen
pillen, nuldebotten,
want ik ben niet het soort mens dat op weg naar de afterparty zo nodig xtc moet nuttigen. Dat is in 2019 wel veranderd. Thans neem ik een piepklein pilletje vóór
het ontbijt, drie keer daags neem ik een ronde pil bij ‘t eten en als toemaatje
een capsule voor het slapengaan. Gewoon om in leven te blijven hé!
Het is me ook wel aan te zien, kijk maar. Ik bevind me in de Colruyt en
duw mijn winkelkar door de gangen. Voor me lopen twee jonge vrouwen die me de
doorgang beletten. Ze nemen er de tijd voor en schijnen niet te beseffen hoe
druk de gepensioneerde medemens het heeft. Ik maak een beetje misbaar om op te
vallen, in de hoop dat ze me doorlaten. Dat lukt. Zegt de ene vrouw tegen de
andere: ‘Maak eens een beetje plaats,
zodat dat ventje kan passeren.’ Dat
ventje! Meer moet ik niet meer zeggen zeker?! Dat ventje!
Flor Vandekerckhove
— U kunt Avondgenoegen boeken: mail naar liefkemores@telenet.be —
|
zondag 15 december 2019
Al wie geen liedje zingen kan …
Eerst
volksliedjes: Een proeve van
West-Vlaams surrealisme verbergt er twee: Zeeroverslied en Haring zonder kop; ‘t Was midden in de nacht
ontspruit aan het gelijknamige kinderlied; Sterkste man van Gent blijkt West-Vlaming maakt dankbaar gebruik van een meesterwerk uit de Gentse folklore
en Die kat kom weer
bouwt voort op het gelijknamige Zuid-Afrikaanse kinderlied.
Dan
is er een categorie die ik maar moeilijk onder eenzelfde noemer kan brengen,
laat me ze gemakshalve ‘luisterliedjes’ noemen: Veertig is een variatie op De
wilde boerendochter van Ivan Heylen;
Jacques Brel leidde me naar Mevrouw de hond; van The Auld Triangle
heb ik gewoon een vertaling gemaakt; ‘Cafeetje
in Sneek’ van Drs. P. wordt bij mij een Cafeetje in Leffinge;
Nooit meer oorlog
ontspringt aan een uitvoering van The Old Man door The Dubliners; Django’s requiem
ontfermt zich over de bewerking van een requiem, waarover Warren Ellis zich eerder ook al
ontfermd heeft.
Popsongs
inspireren me ook en nog niet weinig: Canned Heat heeft destijds twee hitjes geproduceerd die ik in Onderweg, op zoek naar verhalen
verwerk; Tijdverlies, zalig inderdaad,
leunt op The Dock of a Bay van Otis
Redding; Hotel California
is een Oostendse versie van de gelijknamige hit van The Eagles; Milieucatastrofe…
vindt inspiratie in Paris s' éveille van Jacques Dutronc; Dit is geen… werd geïnspireerd
door Rene And Georgette Magritte With Their Dog
After The War van Paul Simon; Voor Het nichtje van Hugo Claus
laat ik me leiden door Walt Whitman’s Niece van Billy Bragg & Wilco; De Groote Slachting vertrekt van Suicide in theTrenches
van Peter Doherty; er is ook een
verhaal dat onomwonden In de keuken van Frank Zappa
heet; en in de zomer van 2019 bezoek ik een schilderijententoonstelling van
Cindy Wright. Mijn verslag van dat bezoek
is doordrenkt met Who The Fuck … uit
de song Living Next Door to Alice,
destijds wereldberoemd gemaakt door Smokie.
Een aparte categorie reserveer ik voor de allergrootsten uit de pop/rock: Oorwurm heeft met Tom Waits te maken die op zijn koertje It’s Alright With Me zingt; van hem vind je in de blog ook nog Bella ciao. Nick Cave is present: Een andere kijk op Lazarus vertrekt van diens Dig, Lazarus, Dig!!!; idem dito voor Niet alleen de vis wordt duur betaald. Bob Dylan is er uiteraard ook: Toen de zee aan een wasdraad hing werd geïnspireerd door zijn As I Went Out One Morning; Mijn leven als ontdekkingsreiziger speelt een spel met Dylan’s 115th dream; zelfs de king mankeert niet: Wat Elvis en ik gemeen hebben. En op deze ben ik bijzonder trots: wanneer Arno in 2019 zijn Oostende bonsoir uitbrengt, formuleer ik daar een poëtisch — en mijns inziens zeer geslaagd — antwoord op dat Elk z’n goeienavond heet. Het gebeurt hoe langer hoe meer dat ik zo’n verhaal in verzen neerzet. Dat is bijvoorbeeld het geval in De kwestie van de blauwe Cadillac, waarin kenners de whippoorwill uit een song van Hank Williams herkennen. Wat me tot een mijner recente interpretaties brengt, want toen ik constateerde dat The Beatles ontbraken heb ik daar meteen iets aan gedaan: Ik Ben De Walrus Koe Koe Ke Sjoeb staat al op de poscast — zelf ben ik er weer eens zeer tevreden over — je moet hier maar eens luisteren. Eerstdaags plaats ik het ook in de blog.
Een aparte categorie reserveer ik voor de allergrootsten uit de pop/rock: Oorwurm heeft met Tom Waits te maken die op zijn koertje It’s Alright With Me zingt; van hem vind je in de blog ook nog Bella ciao. Nick Cave is present: Een andere kijk op Lazarus vertrekt van diens Dig, Lazarus, Dig!!!; idem dito voor Niet alleen de vis wordt duur betaald. Bob Dylan is er uiteraard ook: Toen de zee aan een wasdraad hing werd geïnspireerd door zijn As I Went Out One Morning; Mijn leven als ontdekkingsreiziger speelt een spel met Dylan’s 115th dream; zelfs de king mankeert niet: Wat Elvis en ik gemeen hebben. En op deze ben ik bijzonder trots: wanneer Arno in 2019 zijn Oostende bonsoir uitbrengt, formuleer ik daar een poëtisch — en mijns inziens zeer geslaagd — antwoord op dat Elk z’n goeienavond heet. Het gebeurt hoe langer hoe meer dat ik zo’n verhaal in verzen neerzet. Dat is bijvoorbeeld het geval in De kwestie van de blauwe Cadillac, waarin kenners de whippoorwill uit een song van Hank Williams herkennen. Wat me tot een mijner recente interpretaties brengt, want toen ik constateerde dat The Beatles ontbraken heb ik daar meteen iets aan gedaan: Ik Ben De Walrus Koe Koe Ke Sjoeb staat al op de poscast — zelf ben ik er weer eens zeer tevreden over — je moet hier maar eens luisteren. Eerstdaags plaats ik het ook in de blog.
P.S. Later volgen nog Ik smoor dus ik ben (A Horse with no Name van America), Allerlei, en ook een meisje uit Baily-na-Lee (I Contain Multitudes van Bob Dylan) en zojuist heb ik er De kracht van mijn gedicht op gezet (Red Right Hand van Nick Cave).
Flor Vandekerckhove
vrijdag 13 december 2019
Leren schrijven met A.L. Snijders
Links, de bekende A.L. Snijders, rechts de onbekende Peter Cornelis Müller
|
In 2018 publiceert A.L. Snijders twee verhalen die beide over dezelfde ontmoeting met Paul Dönitz gaan: ‘Hij
was ondanks de Umlaut een Nederlander, studeerde filosofie aan de Sorbonne, en
was op weg naar zijn moeder in Haarlem.’ De Sorbonne en de moeder komen in
beide verhalen voor. De ontmoeting gebeurt telkens in de trein. (°) In het
eerste verhaal leest Paul Dönitz een boek over Socrates, in het tweede is dat een boek over een
middeleeuwse troubadour: ‘Ik kan me het jaar van deze
ontmoeting niet meer precies herinneren, het moet ergens in de late jaren
vijftig geweest zijn. Het was het begin van een vriendschap op afstand. (…) We
zagen elkaar niet vaak (…)’ Althans in het eerste verhaal. In het
tweede staat: ‘Paul Dönitz heb ik
daarna nooit meer gezien (…)’ Hoezo? Heeft Snijders deze Dönitz weergezien of niet? Een
mens vraagt het zich spontaan maar verkeerdelijk af: welk verhaal vertelt de waarheid.
A.L. Snijders staat niet in de registers van de burgerlijke stand, het
is de schrijversnaam van Peter Cornelis Müller die, in tegenstelling tot Snijders,
in het verborgene leeft. Wat Müller op deze of gene treinreis
meemaakt zal hij geenszins aan onze neus hangen. A.L. Snijders daarentegen …
Müller en Snijders gelijken op
elkaar, met dat verschil verschil: in tegenstelling tot Peter
Cornelis is A.L. Snijders niet gebonden aan tijd en plaats. Snijders
kan Paul Dönitz zoveel keer voor het
eerst ontmoeten als hij maar wil en dezelfde ontmoeting kan telkens weer anders zijn. Het is heel goed mogelijk dat Snijders
Dönitz daarna nooit meer ziet én dat hij hem later weer ontmoet.
Peter Cornelis Müller
is een oude weduwnaar die krakend & piepend op een afgelegen boerderij
woont. A.L. Snijders daarentegen is een spitse magiër, in
de geest van Alan Moore die zegt: ‘Magie is voor mij iets uit niets,
een konijn uit een hoed, of een verhaal dat uit mij tevoorschijn komt terwijl
ik in een leunstoel zit met een volledig lege geest.’
Flor Vandekerckhove
(°) Die twee verhalen bevinden zich in A.L. Snijders. Het oog van de naald. AFDH
uitgevers. 235 pp. © 2018. Beide verhalen werden eerder al gepubliceerd. Het
eerste, Socrates, wordt 1 mei
gedateerd. Het tweede, Maaltijd,
staat op 4 mei in een bijlage van De Standaard.
Abonneren op:
Posts (Atom)