Maart 1969 in Gent. Een betoging aan ’t begin wat later de maartbeweging⇲ zal heten. Ik herken velen die vooraan staan, zelf sta ik ook in de menigte (zie pijl). |
TIJDENS m’n laatste jaar aan de unief leer ik Theo Lefèvre⇲ kennen, die in mij zijn politieke zoon vermoedt. Politiek werpt dat geen vruchten af, maar Lefèvre neemt me in die tijd wel mee naar Lilian Baels⇲ die hij nog kent van de koningskwestie⇲. Lilian is dan al de vijftig gepasseerd, maar nog altijd een snel wijf, we geraken enigszins bevriend, ook omdat we de enigen zijn die daar Oostends spreken, wat toch een band schept.
Dit is een verhaal waarmee ik illustreer dat mijn leven er heel anders had kunnen uitzien, mocht ik in 1968 de juiste studiekeuze gemaakt hebben, mocht ik studies Politieke & Sociale Wetenschappen aangevat hebben, wat ik trouwens van plan was, en niet Economie, zoals de principaal van ’t college me had opgedragen. Economie? ’t Is een fiasco geworden, ik had waarlijk mijn eigen gedacht moeten doen.
Ik ga zelfs eens met Lilian op reis, naar Konakry⇲, de enige keer dat ik in Afrika geweest ben. Ik weet nog dat ze toen zei: 'Azo zie we toh eki weg ee toope.' Later verwatert onze relatie wel: leeftijdsverschil, klassenverschil ook, druk uit de koninklijke familie, politieke dingen en vooral karakterbotsingen. Robert Senelle zegt daarover⇲: ‘Lilian, dat was een helleveeg. Ze was niet vatbaar voor het advies van iemand anders, ze was zeer, zeer eigengereid.’ Dat is waar.
Had dat mijn leven kunnen zijn, zo op reis trekken met Lilian en nog zo'n vreemde dingen? Wie zal ’t zeggen? Zeker is: met een andere studiekeuze en een daaropvolgende loopbaan was alles anders geweest, mijn inkomen, mijn uitgaven, mijn kleerkast, mijn gezondheid, mijn bril, mijn scheermachine, mijn woonst, mijn haarsnit, mijn toekomst, mijn verleden, mijn heden. Het enige wat in alle gevallen onwankelbaar hetzelfde blijft is de leeftijd en het voortschrijden ervan.
Nu geniet ik van het succes van mijn memoires getiteld: 'Theo, Lilian en de negerinnen van Konakry.' Een kassucces is ‘t, meteen in ’t Frans vertaald. Een schandaal is ’t ook, omwille van die negerinnen in de titel. Wat de criticasters niet willen zien is dat die op een gedicht van Jan-Jacob Slauwerhoff⇲ slaan: 'O Konakry, wat was je heet; / Nog heeter dan de negerinnen (…).' Trek ik me die kritiek aan? Neen, ik leef boven het gewoel, ik woon in St.-Lambrechts-Woluwe, in een flatgebouw, in ’t appartement naast dat van Patrick Van Molle⇲. Soms staan we toevallig samen in de lift, meneer Van Molle en ik, en dan groeten we elkaar met een hoofse knik, zoals het past bij heren van stand.
Dit is niet de kaft van mijn hogervermelde andere memoires ‘Theo, Lilian en de negerinnen van Konakry.’ Gauw! 5 is een proeve van autofictie en bezingt de tijd van mijn kinderjaren tot 12 jaar. De vijfde editie is helemaal in provoverzen⇲ herschreven — speciaal gemaakt voor internetlezers die surfen, scrollen en swipen — teruggebracht tot 35 bladzijden. Elk hoofdstukje laat ook een song uit die tijd horen. Het e-boekje is uitgegeven door De Lachende Visch en wordt verdeeld door De Weggeefwinkel. Het e-boek is gratis voor wie erom vraagt: schrijf naar liefkemores@telenet.be⇲ en vermeld de titel: GAUW!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten