Brassens in 1964 |
Hij is achttien
als hij naar Parijs trekt. Hij gaat er o.a. in de Renaultfabrieken
werken. Tijdens de oorlog wordt
hij verplicht tewerkgesteld in Duitsland. Begin 1946 biedt hij zich aan in het lokaal van Le Libertaire, blad van
de Franse Anarchistische Federatie (dat vandaag nog altijd het knappe Le Monde Libertaire uitgeeft) en hij
wordt er meteen een vaste medewerker van, zelfs mederedacteur. Bovendien houdt hij de Parijse
boekwinkel van de anarchisten open. In 1946 en 1947 schrijft hij een twintigtal kronieken voor het weekblad,
stukken die gretig gelezen
worden, ook al omdat Le Libertaire in
die tijd op honderdduizend exemplaren gedrukt wordt. Daarenboven wordt hij daadwerkelijk lid van de
Federatie en is hij actief in de anarchistische kern van Parijs XV. Van die kern wordt hij zelfs de secretaris.
De passage van Brassens bij
de anarchisten is hevig, leren we van Marc Wilmet die de
krantenstukken van Brassens uitpluist en opnieuw publiceert. (*) Die passage is ook kort. In het brievenboek
'Brassens. Lettres à Toussenot. 1946 - 1950' staat dat
Brassens die anarchisten ook al vlug beu is. Op 12 januari 1947 schrijft hij: 'Sinds maandagavond ben ik niet meer verantwoordelijk voor de
Libertaire. De jongste twee
nummers werden gemaakt door degene die me wellicht zal vervangen (André
Prudhommeaux). Het zou te lang
duren om je de redenen van mijn ontslag uit te leggen (…) Ik moet je bekennen dat ik erdoor
opgelucht ben. Mijn leven was niet
langer draaglijk op die manier en de aanvallen van onnozelaars putten me uit.'
Janine Marc-Pezet die het
brievenboek verzorgt, zegt daarover: 'Brassens
heeft zich bij de anars inderdaad goed thuis gevoeld, maar hij was geen
anarchist, daar bestaat geen twijfel over. Ik zou hem meer als een vrijdenker definiëren. Hij en Prévert zijn zo vrij dat ze
misschien wel tè vrij zijn om anarchist te zijn.'
Toch laat Brassens de
anarchistische beweging niet helemaal los. Halverwege 1948 is hij nog van plan deel uit te maken van
een ploeg die het blad 'L'Anarchiste' wil uitgeven. In 1953 treedt hij nog gratis op ten
voordele van de anarchisten. Maar
hij wordt er liever niet meer mee vereenzelvigd. André Tilleu, een van zijn biografen zegt hierover: ‘Eens hij beroemd was, wilde
[Brassens] niet meer verwijzen naar die tijden, zelfs al was zijn
anarchistische geloof intact gebleven. (…) Hij wilde op die manier trouw
blijven aan zijn publiek dat hem als Brassens-zonder-meer had leren kennen.’
Wilmet weet ook dat
Brassens, inmiddels succesvol chansonnier, het weekblad Le Monde Libertaire later discreet
blijft steunen. Hij toont verder aan dat er niet echt een kloof ligt tussen
de artikels die de Brassens in de Libertaire schreef en de liedjesteksten van
de chansonnier. Maar een volbloed anarchist
is Brassens dus nooit geweest. Zelf
zegt hij: 'Ik ben een activist
geweest toen ik 23-24 jaar was. Het was vooral de anarchistische moraal die het dichtste stond bij wat
ik geloofde, bij wat ik dacht: een zin voor vrijheid, het leger weigeren en ook
het autoritarisme, de wet negeren, de noodzaak aanvoelen dat de mens zijn eigen
zaken moet beheren. Het was meer
zoiets. Maar ik ben daar
niet erg diep op ingegaan toen ik zag dat die ideeën mij bevielen; ik heb het
daarbij gelaten.'
Vandaar wellicht ook dat hij
de mensen niet echt van zijn anarchisme wil overtuigen. Het is voor hem zoals hij het zelf zei
in ‘Le vieux Normand’:
C’est à toi d’en décider, choisis!
A toi seul de trancher s’il vaut mieux
Dire ‘Amen’ ou ‘merde à Dieu.’
(*) Marc Wilmet, ‘Georges Brassens, libertaire’, 2de druk,
uitg. Les éperonniers, 2000.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten