Het dodenschip (1926) was de eerste roman van
een toen volslagen onbekende schrijver.
Hij liet de Duitse uitgever alleen maar weten dat hij Ben Traven
heette. Voor de rest moesten ze
het in Duitsland doen met een postbusadres in... Mexico.
Na Het dodenschip volgde er meer. De productie van de geheimzinnige auteur
deinde almaar uit tot ze uiteindelijk 21 dikke boekdelen zou vormen. Er gingen miljoenen boeken van de
ontraceerbare Traven over de toonbank. Er kwamen tientallen vertalingen,
sommige werden verfilmd (o.a. De schat van de Sierra Madre).
Wie was deze auteur die het ene succes op het andere
stapelde, en er tegelijk in slaagde uit de schijnwerpers te blijven? Dat wilde ook de anarchistische dichter
Erich Müchsam weten, nadat hij in 1927 Het dodenschip in een ruk uitgelezen
had. En dat valt licht te
begrijpen, want het werk leest als een anarchistisch citatenboek. Müchsam sprak erover met zijn vriend
Rudolf Rocker en samen meenden ze haast met zekerheid de hand van de verdwenen
individualistische activist Ret Marut te herkennen. Müchsam plaatste daarop een oproep in zijn blad Final: 'Ret Marut, kameraad, vriend, strijdmakker,
mens, laat van je horen, geef een teken dat je leeft (…) we hebben je nodig.' Er volgde een oorverdovende stilte.
Ret Marut (ook al een pseudoniem) was eerder in beperkte
kring bekend geworden als uitgever van het literair-politieke eenmanstijdschrift
Der Ziegelbrenner. Als actief
revolutionair nam hij deel aan de linkse Radenrepubliek van München. Deze werd in 1919 met geweld
neergeslagen door voorlopers van Hitler & de zijnen.
Müchsam ging de gevangenis in en werd er pas in 1924 weer
uit ontslagen. Hij mocht al blij
zijn dat hij het er levend van af bracht want de repressie was moordend
geweest. De anarchist Gustav
Landauer werd na zijn arrestatie letterlijk doodgetrapt, de linkse socialist
Kurt Eisler was al eerder vermoord.
Ret Marut die eveneens ter dood veroordeeld werd, had echter weten te
ontkomen. Na zijn
ontsnapping verschenen er nog enkele nummers van zijn tijdschrift en dan
verdween het, samen met zijn uitgever, in de anonimiteit.
Vandaag
weten we dat Marut en Traven inderdaad een en dezelfde persoon waren, maar het
heeft wel tot aan zijn dood (1969) geduurd vooraleer daarover absolute
zekerheid bestond.
Het
dodenschip ademt op elke bladzijde het anarchistische individualisme uit. Een man zonder papieren komt er terecht
op de Yorikke, een doorroest schip dat door zijn eigenaars nog een keer de zee
opgestuurd wordt om het er te laten zinken (en zodoende de verzekeringspremie
binnen te rijven. Het is een thema dat ook Jan de Hartog in zijn boeken
meesterlijk bespeelt). Wie aan
boord komt, moet alle hoop laten varen.
Meteen ontdekken we de dubbele laag in het boek. Wellicht lezen we het persoonlijke
verhaal van de vlucht van Marut/Traven. Tegelijk leert de auteur ons hoe het
individu in de kapitalistische maatschappij vernietigd wordt.
Marut
was een volgeling van de filosoof Stirner. Die heeft een individualistisch wereldbeeld geventileerd dat
achteraf bakken kritiek over zich heen gekregen heeft. Het dodenschip deelt in de brokken en
ook degenen die in 1919 mee op de barricaden stonden, zijn hard in hun
kritiek. Anarchisten die de stirniaanse
variante niet zo goed zien zitten, ontwaren in de latere werken van Traven dan
ook graag een evolutie naar het sociale anarchisme (in de zogenaamde Caobacyclus
die de sfeer van de revolutionaire Mexicaanse bewegingen uitademt). De ommezwaai zou er gekomen zijn wanneer
hij in Mexico als dagloner zijn brood verdient en de onmacht van de enkeling
ervaart. Marxisten zien dan weer in de hopeloze situatie van de stoker op de Yorikke
het bewijs dat het anarchisme naar de impasse leidt. Het individu wordt altijd
gevormd door zijn samenleving, zo onderwijst het geleerde koppel Marx-Engels ons
terecht (zij het dat ze daar veel te veel woorden voor nodig hebben). Daarnaast lezen we in de Duitse
ideologie van datzelfde koppel echter ook: 'In
de revolutionair-proletarische gemeenschap daarentegen, die zelf haar eigen
bestaansvoorwaarden en die van alle andere klassen beheerst, is precies het
omgekeerde het geval: hiervan maken de eenlingen deel uit als individuen.' Ik weet niet goed wat daar staat, maar
het lijkt me wel iets te zijn om over na te denken.
Op het
einde van Het dodenschip drijft de verteller weg, vastgeketend op een stuk
hout. En dan niets meer. Traven zegt zelf over het einde van dat boek: 'Wat er nu gebeurt met degene die vertelt,
of hij omkomt of op een of andere manier in leven blijft, heeft met het
dodenschip niets meer te maken. (...)
De volgende regel zou het begin van een nieuwe roman moeten zijn.'
In die volgende romans blijft Traven zijn anarchistische
uitgangspunten trouw. Hij blijft
aan de kant staan van de laagste klassen, degenen die nog minder zijn dan de
arbeiders: 'Wij konden zeggen wat we
wilden, zij deden alsof ze niets hoorden, dronken hun wijn op of hun borrel en
gingen onverstoorbaar weer weg.
Zij waren de enige echte arbeidersklasse, de vierde stand; wij waren de
vijfde en nog lang niet aan de beurt zolang niet de vierde eerst eens goed aan
de bak is. Misschien waren wij
zelfs wel de zesde en moesten we nog een paar eeuwen wachten.'
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten