zondag 5 februari 2012

De graanrepubliek

Flor Vandekerckhove en 
Rik De Coninck (foto Jo Clauwaert)
Diep in de Nederlandse provincie Groningen, waar alles plat is, de mensen stuurs kijken en de graanvelden eindeloos lijken, gaat auteur Frank Westerman op zoek naar materie voor zijn boek De graanrepubliek.
De eerste mens die hij in die haast onmetelijke vlakten tegen het lijf loopt blijkt een anarchist te zijn, een oude turfsteker.  Hij woont daar te midden van het niets, in beschaafde armoede. 
Terwijl Westerman op de enige keukenstoel zit die de man rijk is legt die turfsteker hem uit dat hij ooit de eenakters van Maksim Gorki opgevoerd heeft.  Ah, zo vraag ik me meteen af, waarom kom ik in de West-Vlaamse polders nooit zo’n wonderlijke mens tegen?
Westerman ontmoet in het hoge noorden nog wel meer merkwaardige personages.  We worden deelgenoot van de lotgevallen van de Mansholts, linkse herenboeren waarvan een telg, Sicco, het in Nederland tot minister van Landbouw schopt en zelfs tot Europees Comissaris. Ook Boulo Tijdens blijkt een merkwaardige herenboer te zijn.  Hij verklaart zich in 1886 solidair met degenen die de boerenstand willen onteigenen. Ik denk niet dat Vlaanderen zo’n linkse boeren voortgebracht heeft, maar misschien vergis ik me, ik zal het eens vragen aan mijn makkers die in het boerenmilieu actief zijn. (*)
De merkwaardige gedachten van die Groningse herenboeren leren ons iets over de tijdsgeest die daar in die tijd heerst en die ook deze is waarin de anarchistische (en atheïstische!) dominee Domela Nieuwenhuis succes oogst, een tijdsgeest die maakt dat agitatoren het landelijke Oldambt in Groningen op de rand van de revolutie krijgen.
Westerman volgt enkele stamvaders uit de streek op hun kronkelende levenspad (revolutionaire socialisten worden uiteindelijk vegetarische anarchisten, de ‘gematigde’ socialist Derk Roefs Mansholt roept op tot geweld en straatrellen, woelmaker Tjerk Luitjens wordt uit Groningen verdreven en richt een nudistenkamp op, herenboer Boulo Tijdens die eerst naar een front van boeren, arbeiders en burgers tegen ‘de kapitalisten’ streeft, sticht uiteindelijk een ‘Bond van Orde door Hervormingen’… En dat gebeurt allemaal in een streek waar je tot aan de horizon over de velden kunt kijken.
We volgen met Westerman ook het nageslacht van die merkwaardige boeren en knechten. We komen aan huis bij landarbeider Koert Stek die ook nog in de vroege jaren negentig de Nieuwe Communistische Partij vertegenwoordigt in de gemeenteraad van het landelijke Beerta waar hij met enkele geestesgenoten een sterke fractie vormt.  Maar we volgen vooral Sicco Mansholt die een Europese landbouwpolitiek uittekent, gebaseerd op kunstmatig hoog gehouden graanprijzen. De boeren varen er wel bij, maar uiteindelijk blijkt deze subsidiepolitiek (met zijn graanbergen en melkplassen) onhoudbaar. De boeren mogen protesteren wat ze willen, Europa moet de landbouwpolitiek in 1990 over een andere boeg gooien.  En dan volgt een merkwaardige opmerking van Westerman: ‘Natuurlijk waren alle ogen gericht op de val van het sovjetrijk en zijn satellieten. Maar dat het reëel bestaande socialisme in Oost-Europa gelijk met het West-Europese landbouwbeleid bezweek, was nauwelijks toeval. De eeuw van de grote ideologieën liep op zijn eind, ook Mansholts experiment met de maakbaarheid van het boerenland ging failliet.’
’Aan beide zijden van het IJzeren Gordijn viel de kunstmatig in elkaar gezette samenleving in duigen. En aan dezelfde kwaal; de twee stelsels waren vanbinnen uitgehold, moreel en financieel. Net als Moskou bleek ook Brussel doortrokken van bureaucratie en corruptie.’ (p. 221)

(*) Addendum: Dat is wat ik uiteindelijk ook deed. Ik vroeg het aan enkele makkers die in het boerenmilieu actief zijn. Ik kreeg ook antwoorden op mijn vraag. Het interessantste antwoord kwam van Rik:
‘Mij is zo'n studie over de Belgische situatie niet bekend, waarschijnlijk omdat niemand ooit zo'n diepgravende studie over het Belgische platteland gemaakt heeft. Zeer interessant vind ik de enige goede lokale studie daarover, namelijk van Marcel Olaerts (een licentiaatsverhandeling van 1979) over de pogingen van Anseele om buiten het Gents stadscarcan te breken en de Oost-Vlaamse boeren in 1890 aan zijn kant te krijgen. Die boeren had hij nodig door de kieshervorming waardoor iedere man minstens één stem kreeg (het einde van het kiesstelsel op basis van  belastingen (=censitair kiesrecht) en de invoering van het Algemeen Meervoudig Stemrecht). Anseele en zijn kornuiten zwaaiden met grote principes, maar wisten te weinig van de concrete problemen van de boeren zodat de gealarmeerde kasteelheren en grootgrondbezitters samen met de pastoors de tegenaanval inzetten en hun eigen boerenorganisatie oprichtten. (Dat was los van de Boerenbond dat een Brabants initiatief was.)  Anseele delfde natuurlijk het onderspit. Ik heb wel bewonderend gekeken naar die studie, want Olaerts heeft dat gedaan zonder de beschikking over veel bronnen, maar zijn studie staat er nog altijd!
En dan is er nog dat Daensisme dat algemeen als een Aalsters fenomeen beschouwd wordt. Maar de wortels liggen op het platteland in de Denderstreek. Daar hebben enkele boeren en hereboeren (wat betekenen die termen in die periode? Ik gebruik ze maar omdat ze zo vermeld staan in studies maar volgens mij heeft niemand dat ooit echt onderzocht ) uit de streek van Appelterre de eerste kernen gevormd, waarna, na uitbreiding,  de partij boven de doopvont gehouden werd in Okegem (of all places zeggen ze dan in het Engels). Wel Okegem is een godvergeten gat op nog geen 10 kilometer van Appelterre, net aan de andere kant van Ninove . De eerste verkozene van de partij was niet Daens, begot nee, die komt pas later op het voorplan, maar wel Adolf De Backer, net zoals Anseele een notarisklerk trouwens, een zoon van een kleine boer uit Denderhoutem (ook al zo'n overbevolkt boerendorp met veel kleine  boerderijtjes waaruit velen migreerden naar Canada) die wat had mogen studeren en wiens ongetrouwde ooms en tantes geld leenden aan Adolf om zijn campagnes te betalen. Als je de kans hebt om het programma van de daensisten te bekijken dan zal je zien hoezeer die partij op de boeren gericht was. Dus: Adolf Daens is een later en meer stedelijk hoofdstuk , eerst komt Adolf De Backer met zijn boertjes.
Voor de volledigheid: mijn grootooms waren bodyguards van De Backer, en die had De Backer echt wel nodig als hij na de mis op een stoel ging staan om kerkgangers toe te spreken, maar mijn grootvader moest niets van politiek weten en verhuisde naar Canada. Toen hij 100 jaar geleden met wat geld terugkwam kocht hij het boerderijtje van de bejaarde ongetrouwde ooms en tantes van Adolf De Backer. Het brandde af in 1913.’


Frank Westerman, 1999, De graanrepubliek, 25ste (!) druk in 2010, uitgeverij Olympus. ISBN 978 90 467 2617 4.

Geen opmerkingen: