zaterdag 18 februari 2012

Hoe ik de Oostendse visserij ook elders weerspiegeld zag

— Rechts: De gendarmen van James Ensor. Links: tekening uit Le Globe Illustré. —




In de jaren vijftig verdient vader ons dagelijks brood als mazoutboer. Hij heeft nogal wat vissers onder zijn cliënteel, wat tot uit de hand lopende verbroederingen aanleiding geeft. Vandaar dat moeder mij meermaals mee op pad stuurt wanneer hij met zijn kleine tankwagen naar de Oostendse visserskaaien trekt. Kwestie van hem eraan te herinneren dat hij ook een gezin heeft. Veel indruk maakt mijn aanwezigheid niet en zo komt het dat ik als knaap langdurig en uitgebreid kennis kan maken met vissers, kaaien, schepen, visbennen en vooral visserskroegen. Daar zit ik aan de toog te wachten tot vader er genoeg van heeft. Dat duurt lang, ik heb tijd zat om de interieurs in me op te nemen. Marmer op de tapkast, glazen bol met kauwgom die plastisch sjiekenbak genoemd wordt, spiegels die mijn verveling verdubbelen…
In die visserscafés hangt een prent die de Oostendse Vissersopstand verbeeldt, een reproductie uit Le Globe Illustré van 18 september 1887. De prent toont gewapende mannen die op vissers schieten, terwijl die zich kwaad maken op schepen in het dok. Een tweede rij houdt met het doorslaggevende argument van geweerkolven het volk op de kaai in toom. Er vallen doden.
James Ensor maakt die gebeurtenissen mee. Jef Klausing (1918-2004) die zo’n dingen uitvlooit, vertelt me dat Ensor de vermoorde vissers eer gaat betuigen en langs de weg staat toe te kijken als de begrafenisstoet passeert. Ensor ontbloot het hoofd, de vissers zwaaien naar de kunstenaar met hun pet.
In het museum van Oostende bevindt zich ‘De gendarmen’ (1892). Het werkje leert ons dat Ensor geen oppervlakkige toeschouwer is. Op een bed worden twee dodelijk getroffen vissers (Charles Wauters, bijgenaamd ‘Garsong’ en Jean Verhulst) afgebeeld als de edelen Egmont en Hoorn, symbolen van verzet tegen de tiran. Rond hen staan de medespelers van het drama. Prominent aanwezig zijn de gendarmen, bloed aan de bajonetten. Rechts bovenaan in het venster kijkt de rechterlijke macht tongzoenend toe. Onderaan beeldt een biddende non de kerkelijke macht uit, een vertegenwoordiger van de politieke macht wijst in de deuropening het volk terecht. Helemaal achteraan in de volksmassa wordt een klein rood vlaggetje geheven. 


In 1966 word ik weer aan het tafereel uit Le Globe Illustré herinnerd. In dat jaar krijgt Vlaanderen voor het eerst met een Europese herstructurering te maken. In Belgisch Limburg worden bekkens gesloten. De mijnwerkers slikken het niet en organiseren een groots verzet. Onthutst zie ik, inmiddels een tiener, hoe de staat op dezelfde manier reageert als ten tijde van de Vissersopstand, bijna honderd jaar eerder. Het leger wordt ingezet en ook daar vallen doden. De twee gevallen mijnwerkers doen mij onmiddellijk aan de vissers Wauters en Verhulst denken. Daardoor komt het wellicht dat ik de gebeurtenissen in Limburg aandachtiger ga volgen dan je dat van een kustzoon verwacht. Zoals de vissers actief gesteund werden door de bevolking, zo is het nu ook met de Limburgse mijnwerkers. Zowel in het moderne Limburg als in het negentiende eeuwse Oostende worden bij de rellen mensen opgepakt die niet tot het beroep behoren. In het revolterende Limburg van de jaren 1966-’70 worden kiemen gelegd van zowel rechtse als linkse partijen. Zowel Vlaams Blok als Amada en RAL vinden er wortels. In beide gevallen inspireren de gebeurtenissen kunstenaars. In Oostende is er Ensor en de liedjeszanger Louis Vanden Eeckhaute: ‘Ik zag laatst in Oostende / De vissers in werkstaking gaan. / Vol droefheid en ellende, / Menige vaders stort veel getraan. / Zij kwamen naar hun loon te vragen / Om hun kinders te geven hun brood. / Zij hadden daarin hun behagen, / Zij schoten hun daar dood.’ In Limburg is het Wannes Vandevelde. In het onvergetelijke mysteriespel ‘Mistero Buffo’ brengt Wannes het verzet van de vissers, van de mijnwerkers en van nog vele anderen samen: ‘Zij die in Zwartberg vielen / in Marcinelle kreveerden / Zij die in donk’re mijnen / hun levenskracht verteerden / slachtoffers der fabrieken / vernietigd door lood en zwavel / door zuren opgevreten / en op het stort gesmeten / Wacht liever niet… / Zij die op de zee verzopen / in ‘t zoute water zonken  (…).
In de daaropvolgende jaren ben ik meermaals getuige geweest van (en soms ook betrokken bij) het volkse verzet tegen herstructureringen. Buurten die gesaneerd worden, bewoners die weigeren hun panden te verlaten; evengoed economische sectoren die weggesaneerd worden (glas, staalnijverheid, autoassemblage, scheepswerven…). Om in dat verzet te slagen gaan de betrokkenen op zoek naar steun en in een aantal gevallen ontstaat er een breed front. Omdat nogal wat kunstenaars deel van die fronten uitmaken, levert dat verzet prachtige kunstwerken op. Een rij die start bij ‘De gendarmen’ van Ensor en die geen einde kent. Ken Loach heeft prachtige stukken geregisseerd over de Engelse havenarbeiders die zich eerst massaal en later marginaal (maar dan nog wel gedurende jàren) verzetten. Over het massale verzet regisseert hij het toneelstuk ‘The Big Flame’. Van het vervolg getuigt zijn magistrale documentaire ‘Flickering Flame’: de brandende vlam is een flikkerend lichtje geworden, maar niet minder een kunstwerk waard.

De geschiedenis rolt verder en ook mijn persoonlijk leven gaat zijn gang. Gods ondoorgrondelijke wegen brengen me terug naar de visserijkaaien die ik vroeger met mijn vader gefrequenteerd heb en waar ik Het Visserijblad ga uitgeven. In het microwereldje van de Vlaamse vissers zie ik de voortschrijdende geschiedenis weerspiegeld en weer zie ik de mens in opstand. De herstructureringen die Europa in de tweede helft van de XXste eeuw beroeren, gaan aan de Vlaamse visserij niet voorbij. Ik herinneren me de pogingen van de scheepsbouwers van Seghers (1982) om de visserijscheepsbouw te redden. Onvergetelijk is de Oostendse havenblokkade van de kustvissers in 1998. En aan de negen scheepsbouwers van APS die hun bedrijf in 1993 bijna honderd dagen bezet houden, houd ik een boekje over: Kleine scheepswerf, grote staking

Flor Vandekerckhove


[Dit essay werd in 2012 in De laatste Vuurtorenwachter gepost. Ik redigeer het in 2021 opnieuw ten behoeve van enkele FB-groepen. Het stuk werd fel ingekort, kreeg andere illustraties en een nieuwe titel.]



Elk z’n goeienavond 

Geen opmerkingen: