— Hoezo nicht gewusst? Hamburg 1936. De Duitse arbeider
August
Landmesser weigert
Hitler te groeten. —
|
Het is 1933 en we bevinden ons in Duitsland.
Daar bevindt zich ook Martha
Dodd, de dochter van
de Amerikaanse ambassadeur. Zij houdt een dagboek bij.
Lang na de oorlog krijgt Philip
Metcalfe dat dagboek in
handen. Daardoor verneemt hij wat Martha tijdens dat jaar in Duitsland te zien
krijgt en wat ze daarvan denkt. Daarnaast leest hij wat de ambassadeur zelf
neerschrijft, en verder ook nog wat gestapo-chef Rudolf
Diels, de joodse journaliste Bella
Fromm en Hitlers buitenlandse
perschef Ernst Hanfstaengl enerzijds aan de kranten toevertrouwen en anderzijds in telegrammen, brieven en
aantekeningen neerpennen.
Wij, lezers, kennen het vervolg. Daardoor kunnen we
gemakkelijk inschatten wat de gebeurtenissen van 1933 betekenen. Maar die mensen
kunnen niet in de toekomst kijken.
Martha Dodd bezoekt in de zomer van 1933 een
regeringsrealisatie: ‘Door werkkampen
voor jongemannen beneden de vijfentwintig jaar op te richten hoopte de regering
het nijpende werkloosheidsprobleem op te lossen. (…) in de zomer van 1933 was
het dienstdoen in de werkkampen nog vrijwillig: de jongemannen die Martha
afvoergreppels zag graven deden dat voor een behoorlijk maal (…).’ Martha vindt dat het allemaal wel meevalt: ‘Ze
was het beu, al die mensen die alleen maar slechte dingen over Duitsland wilden
geloven. Ze was het met haar vader eens: die “sociaal werksters” waren er
alleen maar op uit elk probleem van maar één kant te bekijken.’
In oktober 1933 zijn we weer in een kamp aanwezig, maar nu — slechts enkele maanden nadat Martha Dodd het ‘zomerkamp’ gezien heeft — is er geen
sprake meer van 'vrijwillig werken voor een behoorlijk maal'. Daar is inmiddels ook de sociaaldemocratische leider Ernst
Heilman ondergebracht: ‘Hij werd geslagen en gedwongen een
kruiwagen met een joodse advocaat erin door het kamp te duwen. Daarna werd het
tweetal naar de latrines gebracht en gedwongen schoppen vol uitwerpselen over
elkaar uit te storten, waarna Heilman een van de hondenhokken in werd gedreven
en gedwongen aan de anus van een hond te ruiken, terwijl hij het volgende
rijmpje moest opzeggen: “Ik ben zo verraderlijk als een kat, miauw, miauw. En
ik kan blaffen als een hond, waf-waf, waf-waf”.’
Flor Vandekerckhove
Philip Metcalfe. 1933.
Vertaald door J. Verheydt. Rainbow Pocketboeken. 1991. 480 p. [Ik zie dat er
ook herdrukken beschikbaar zijn.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten