In ’t doorgaan had ik haar werkeloos in de kappersstoel
zien zitten en in ’t terugkeren vroeg ik of ze me wilde knippen. De man, die achteraan zat, had ik in ’t
doorgaan niet opgemerkt. Er kwamen nog mannen binnen. Waardoor de spiegel er opeens als volgt uitzag: vijf Marokkaanse mannen met alt right haarsnit, de mooie Marokkaanse en ik. Zij wilde weten waar mijn scheiding lag — die lag al in een ver verleden — en of ik een glas water wou. Ze zei me hoe mijn coupe heette. Daarna zei ze nog
dingen die ik nooit eerder gehoord had, want het Oostends van de nieuwe
Oostendenaars is niet helemaal gelijk aan dat van de oude. De mannen keken Wereldbeker, een van hen keek nors naar haar, ik keek naar haar schaar en
zij keek naar mijn haar. Toen ze ermee klaar was zag ik dat het meeviel. En ’t was ook stukken
goedkoper dan wat blonde godinnen me aanrekenen. Dat afrekenen deed
ik met een man. Haar gaf ik een fooi. Ze zei dat ik terug moest
komen. De man zei niets.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten