zondag 14 april 2024

Isaak Babel, schrijver aan het front

Het kozakkenleger bestond uit jodenvijandig paardenvolk. Embedded journalist Isaak Babel — een jood met een brilletje — moest er zijn mannetje staan.


EEN STAAT wil zijn politieke, sociale en economische orde verbaal en symbolisch verwoord zien, dat is ook het geval na de revolutie in de Sovjet-Unie. In een essay onderzoekt Michael S. Gorham hoe de modernist Isaak Babel daar al dan niet toe heeft bijgedragen. ‘bij verbale representatie speelden schrijvers een cruciale rol in het geven van symbolische zin (of onzin) aan de vaak chaotische, tegenstrijdige en onsamenhangende waarden en ideeën die het postrevolutionaire landschap onoverzichtelijk maakten.’ (°)
Isaak Babel is wat Leon Trotski een 'fellow traveller' noemt, schrijver die, zonder zelf communist te zijn, een steentje bijdraagt tot de nieuwe maatschappij. Dat steentje bestaat er bij Babel ook in dat hij concreet menselijk gedrag in geweldsituaties beschrijft, goed wetend waarover hij spreekt, want als embedded journalist trekt hij met de kozakken van generaal Semjon Boedjonny ten oorlog. Babel beschrijft de wreedheid die met het uitoefenen van wapenmacht gepaard gaat. Na afloop maakt hij daar een literair meesterwerk van: De rode ruiterij. Paustovski noemt hem 'de eerste echte Sovjetschrijver'. 
Een andere sovjetschrijver die Gorham aanhaalt is Dimitri Furmanov die net als Babel de oorlog als thema heeft. Furmanov is een partijman die de oorlog door een partijbril beschrijft. Babel is anders, hem interesseert wat in de marge gebeurt, ook en vooral bij degenen die niet rechtstreeks bij de gevechten betrokken zijn. Het oversteken van de Zbrucz, openingsverhaal van De rode ruiterij, is daar een goed voorbeeld van. De eerste zin vermeldt het strijdplan, maar meteen daarna beschrijft Babel de omgeving, de door wreedheden aangetaste natuur. ’s Avonds bereikt de troep Novograd, Babels alter ego wordt ingekwartierd bij joden. Daar wordt hij uit zijn slaap gewekt omdat hij tijdens zijn onrustige slaap de vader des huizes aanstoot. De dochter ‘heft haar magere benen en haar ronde buik van de vloer en trekt de deken van de slapende man af. Daar, op zijn rug, ligt een dode grijsaard. Zijn strot is eruit gerukt, zijn gezicht is doormidden gekliefd en donkerblauw bloed ligt in zijn baard, als een klont lood.’ Zoals dat ook hier het geval is, hebben veel van Babels verhalen niet echt een plot, het zijn miniaturen, stillevens in door oorlog verscheurde gemeenschappen. Als Babel al eens communistisch jargon bovenhaalt is ’t om die in contrast te plaatsen met de wereld waarin zijn protagonisten leven — veelal joden, zoals Babel zelf. In De rabbijn volgen we twee bladzijden lang gesprekken tussen twee joden, waarbij Babel ons onderdompelt in die joodse leefsfeer. Alleen de laatste zinnen verwoorden de ambitie van de nieuwe staat: ‘Daar, op het station, in de propagandatrein van het eerste cavalerieleger, werd ik opgewacht door de gloed van honderden lichtjes, de betoverende glans van het radiostation, het volhardende stampen van de drukpersen en mijn onafgewerkte artikel voor De Rode cavalerist.’ Soms wordt het officiële partijjargon meteen ontdaan van haar hoogdravendheid, zoals aan het slot van Mijn eerste gans: ’Dat zei Soerovkov, pelotonscommandant bij het stafeskadron, over Lenin, en daarna gingen we slapen op de hooizolder. We sliepen daar met z’n zessen, we warmden ons aan elkaar, onze benen verstrengeld, onder een dak vol gaten dat de sterren doorliet.’ 
De rode ruiterij was meteen een succes, maar kon tegelijk rekenen op scherpe kritiek, vooral van generaal Semjon Boedjonni die in het boek met naam genoemd wordt, terwijl de verhalen in De rode ruiterij fictie zijn. Over dat conflict heb ik het al gehad in De schrijver en de maarschalk. Toen wist ik nog niet dat Babel in een brief zegt: 'Maar tijdens het schrijven begon mijn doel om binnen de grenzen van de historische waarheid te blijven te verschuiven, en in plaats daarvan besloot ik mijn gedachten in literaire vorm uit te drukken. Al wat overbleef van mijn eerste schets waren een paar authentieke achternamen. Door een onvergeeflijke vergissing heb ik echter niet op mij genomen deze achternamen te verwijderen, en tot mijn grote ontsteltenis zijn deze namen nu per ongeluk in druk verschenen, (…)’ (°°) Slordigheidje. Hij wijst op De geschiedenis van een paard, waarin zijn personage oorspronkelijk wel de naam heeft van een bestaande commandant, maar zegt Babel: ‘Ik hoef niet te benadrukken dat kameraad Timosjenko helemaal niets gemeen heeft met het personage in dat stuk, een feit dat duidelijk is voor iedereen die ooit het pad heeft gekruist van de voormalige commandant van de Zesde Divisie, een van de meest moedige en onbaatzuchtige van onze Rode Commandanten.’ Ik zie trouwens dat de naam Timosjenko in de meest recente Nederlandse vertaling van het verhaal niet voorkomt.
Flor Vandekerckhove

(°) Michael S. Gorham. Writers at the Front. In The Enigma of Isaac Babel: Biography, History, Context; redactie Gregory Freidin. 288 pp. Stanford University Press. 2009. Met bijdragen van Patricia Blake, Gregory Freidin, Carol Avins, Michael S. Gorham, Marietta Chudakova, Alexander Zholkovsky, Robert Alter, Zsuzsa Hetényi, Elif Batuman, Efraim Sicher en Carl Weber.
(°°) in A letter to the editor, op p. 797 in The Complete Works of Isaac Babel.

Geen opmerkingen: