zondag 29 december 2024

Het lied der branding (II)

’t Jaareinde is een moment van Balans & Perspectieven. Dat doet ook De Laatste Vuurtorenwachter. Het bilan van de dichter postte ik gisteren, als Het lied der branding (I), vandaag is ’t aan de dichters perspectieven.

IN 2020 vind ik eindelijk ‘mijn’ versvorm, een vorm mij eigen: kwatrijnen die zich als een golfslag op het strand vleien, in strofen waarin elke lijn zijn hoofdletter krijgt. Die hoofdletter staat daar, schrijf ik in Het lied der branding (I), omdat ik elke lijn als apart golfje beklemtoond wil zien. Daar voeg ik nu aan toe: maar elke hoofdletter belemmert de lezer ook wel het lezen. 
Langgeleden gaven lezers al kritiek op ‘mijn hoofdletter’. In Verwerp het cliché (2020) geef ik zo’n lezer — een beeldhouwer — lik op stuk: ‘(…) is het dan anders in de beeldhouwkunst? Net zoals hedendaagse sculpturen in merkwaardige vormen tot ons komen, zo is dat ook met poëzie. Alleen wie moeite doet om — in het begin desnoods potlood ter hand — klaarheid in het poëem te scheppen, slaagt erin het muziekje te ontdekken. Ergo: poëzie lezen is zoeken naar het verborgen muziekje, net zoals je dat doet wanneer je… een sculptuur waardeert.’ Holala, dat is het verweer van iemand die nog maar pas zijn poëtische eigenheid gevonden heeft, die zijn vondst fanatiek en pretentieus verdedigt, die niet weet wat een 'internetlezer' is; ’t zijn woorden waarover ik me nu schaam.
Tussen toen en nu heb ik een weg afgelegd. Onderweg heb ik mijn lezers leren kennen. Ik weet dat ze surfen, scrollen en swipen, ik weet dat ze een korte spanningsboog hebben, ik aanvaard dat ze geen haar beter zijn dan ik. Ik weet ook dat de wereld bulkt van de poëzie, dat het 'aanbod' tig keer groter is dan de 'vraag' en dat ik geen enkele reden heb het mijn lezers nog moeilijker te maken dan het al is. Ik ben James Joyce niet hé, ik ben een minor writer die niet op Sylvia Beach kan rekenen, ik ben meer als Eileen Myles die over zichzelf zegt: ik ben ‘een beetje een antidichter. Geen avant-garde, die is formeler. Ik ben meer easy listening.’ (°) 
Ik heb mijn lezers onderweg niet alleen leren kennen, 'k heb ook geleerd hen te waarderen en inmiddels ben ik zover dat ik hen in die ‘hoofdletterkritiek’ graag tegemoet treed, temeer omdat het weglaten van die hoofdletters, zo besef ik nu, géén afbreuk doet aan de idee van de samengestelde golfslag, die mij zo dierbaar is.
De Lachende Visch geeft in 2025 mijn verzamelde gedichten uit. Daarin zal alle hoofdlettergebruik in de kwatrijnen verdwenen zijn, want godver: hoe moeilijk lezen is dit niet, in Gepruttel bijvoorbeeld:
Er is veel gebeurd zeiden wij en we hebben veel gezien en daar
Voegden we aan toe dat er ook veel niet gebeurd was en dat er veel 
Was wat we niet gezien hadden of toch niet bijtijds en toen zwegen we 
Om naar ‘t pruttelende gepruttel van de oude koffiepot te luisteren
En hoeveel gemakkelijk leest dit niet, terwijl het toch hetzelfde is:
er is veel gebeurd zeiden wij en we hebben veel gezien en daar
voegden we aan toe dat er ook veel niet gebeurd was en dat er veel
was wat we niet gezien hadden of toch niet bijtijds en toen zwegen we 
om naar ‘t pruttelende gepruttel van de oude koffiepot te luisteren
Flor Vandekerckhove

(°) Eileen Myles in DSL, 25 mei 2024.

In ‘De man die sneller schijt dan zijn schaduw’ bundelt uitgeverij De Lachende Visch gedichten die ik vóór Het jaar van de kwatrijnen geschreven heb, het e-boek is alleen beschikbaar in pdf. Zoals alle e-boeken van De Lachende Visch is ook deze bundel gratis voor wie erom vraagt. De Weggeefwinkel bezorgt het je per kerende e-mail. Vraag ernaar via liefkemores@telenet.be.

Geen opmerkingen: