maandag 16 september 2024

Eilandgevoel

De cafébazin van het eiland tussen de robben


EEN ZEEROB had me op sleep genomen en afgezet op zijn eiland, geen idee waar dat was. Ik at zeewier, sterkte aan en kreeg schubben aan m’n voeten. Nog later verloofde ik me met de cafébazin, een selkie die zich elke nacht in al haar schoonheid aan mij openbaarde en me overdag voederde met fijne, verse vis. Al vlug vergat ik de schipbreuk en op den duur vergat ik zowat alles wat met mijn vroegere leven te maken had. Een enkele keer gebeurde het dat een schip aan de horizon passeerde en mijn gemoed bezwaard werd door vage herinneringen aan een jukebox waaruit een stem opsteeg, ik denk Will Tura. Of Mireille Mathieu, ik twijfel. (Flor Vandekerckhove)

Dee Dee Chainee & Willow Winsham. Treasury of Folklore. Seas and Rivers: Sirens, Selkies and Ghost Ships. 2021. Uitg. Pavilion Books. 192 pp.





'Mijn leven op het eiland' is een prozagedicht. Nog van dat? ‘Gesprekken met Polleke’ bundelt 129 bladzijden op de grens tussen proza en poëzie. De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zondag 15 september 2024

William S. Burroughs en de Ugly Spirit

In 1951 schiet Burroughs zijn levensgezellin dood. Hij vertelt in de loop der jaren verschillende versies, maar de merkwaardigste is toch wel deze waarin hij zegt dat ze samen Willem Tell aan ’t spelen waren. Waar Willem Tell perfect mikte, schoot Burroughs iets te laag. Meer over de vele versies vind je hier.


MEER DAN twintig stukjes verzamelt De Laatste inmiddels al over de beatgeneration, de Amerikaanse bohème die vroeg in de jaren vijftig in San Francisco ontstaat en wier invloed op de literatuur moeilijk overschat kan worden. Veelal centreer ik die stukjes rond dichter Allen Ginsberg die qua sympathie hoog boven zijn kompanen uitsteekt. ’t Is ook de enige beat waarvan ik werk in huis heb en ik ben ook ietwat bevooroordeeld omdat Ginsberg een links(ig)e mens is, wat van zijn kompanen zeker niet altijd gezegd kan worden.
Nu haal ik de biografie (°) van William S. Burroughs in huis, wellicht de beat die ’t meest met 't schrijven geëxperimenteerd heeft, ik schreef eerder al Verknipt tot literatuur, over zijn ervaringen met de cut up-techniek en ook over zijn experimenten met de dreamachine postte ik al een stukje.
De biografische film Burroughs: The Movie (1983) van Howard Brookner neem ik straks tot mij, die is hier volledig te bekijken op een Poolse site, weze het met ietwat storende ondertitels in een mij onbekend (cyrillisch?) schrift, maar eerst wil ik iets kwijt over de inleiding van het boek dat ik wil lezen.
Maart 1992. We bevinden ons in soortement duiveluitdrijving. De sjamaan voert een zuiveringsseance uit en Burroughs hoopt dat hij op die manier de Ugly Spirit kwijtraakt die hem al zolang parten speelt. Aan Ginsberg legt hij uit wat die is: ‘Het is heel erg verwant aan de Amerikaanse Icoon. Aan William Randolph Heartst, Vanderbilt, Rockefeller, die hele laag van Amerikaans hebzuchtig kwaad. Ugly Spirit? De lelijke Amerikaan. De lelijke Amerikaan op zijn lelijkst. Dat is exact wat het is.’ Burroughs gelooft, lees ik, in geesten, in het occulte, in demons, in vervloeking en in magie. Hij gelooft trouwens dat de Ugly Spirit verantwoordelijk is voor het sleutelmoment dat sinds 6 september 1951 zijn leven bepaalt. Op die dag doodt hij zijn vrouw, Joan Vollmer, terwijl hij probeert à la Willem Tell een glas van haar hoofd te schieten. Het betreft twee verslaafde mensen, zij aan speed, hij aan heroïne, op dat moment van de feiten zijn beiden ook dronken, maar wat daar die dag gebeurt, zegt Burroughs, is de schuld van de Ugly Spirit
Heeft de seance van de sjamaan hem geholpen? Ginsberg vraagt het hem. Zegt Burroughs: ‘Het was veel beter dan al wat de psychoanalisten aangebracht hebben (…) Er werd iets aangeraakt. (…) Dit is, zie je, hetzelfde idee, katholiek exorcisme, psychotherapie, sjamanistische praktijken — het moment bereiken waarop je toegang krijgt tot wat het ook is. En dus ook tot de naam van de geest. Dat is een grote stap. Want de geest wil niet dat zijn naam bekend wordt.’ Tot zover de inleiding van het boek. Nog zevenhonderd bladzijden te gaan.
Maar eerst de film, waarin ik Patti Smith in ’t begin hoor zeggen dat Burroughs een van de grootste geesten van onze tijd is.
Flor Vandekerckhove

(°) Barry Miles William S. Burroughs: A life. 737 pp. Uitg. Weidenfeld & Nicolson. 2014.

zaterdag 14 september 2024

De male gaze, in mannenogen

Links: Dimer Geedts toont de muziekpartituur voor Drie stukjes in de vorm van een kweepeer. Rechts: het duo dat destijds Avondgenoegen vormde (Erik Satie, componist van Trois morceaux en forme de poire, kijkt van op de piano goedkeurend toe.)


DE VERMALEDIJDE male gaze! Vóór 2019 had ik er nooit van gehoord, ik merkte de term voor 't eerst op toen ik in dat jaar iets over La Vie d’Adèle schreef, ten behoeve van Snapshots, tijdschrift van de Vlaamse Filmpers. Toen ik het thema kort daarna ook onderzocht zag op een indrukwekkende tentoonstelling van Karin Hanssen, besliste ik er zelf ook iets mee te doen. Man zijnde, en altijd schrijvend vanuit mijn eigen mannelijke blik, ben ik tenslotte een ervaringsdeskundige. Ik ging in mijn oeuvre op zoek naar mijn eigen male gaze en selecteerde drie verhalen die er niet om liegen, in elk van die verhalen richt mijn blik zich onbeschaamd op de vrouwelijke kont. klik dat aan en zie hoe de mannelijke blik door een ervaringsdeskundige ontbloot wordt in Drie stukjes in de vorm van een kweepeer.

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 13 september 2024

Zo’n recente foto en toch al retro


DE FOTO komt van het FB-profiel van Johan Vande Lanotte⇲, eertijds burgemeester van Oostende, thans Bredenaar. Mag ik met zekerheid zeggen dat ik daar strandpost 2 in Bredene te zien krijg? Eerst twijfel ik, een mens ziet de dingen anders nooit uit de hoek van zo'n luchtfoto, maar inmiddels ben ik bijna zeker, zeg ’t me als ik me vergis. Dit is wat ik denk te zien (de gearceerde woorden kun je aanklikken, ze leiden je naar andere stukjes die misschien wel leuk om lezen zijn): rechts beneden zie ik het begin van de Spinoladijk⇲, links beneden ligt materiaal van de zandopspuitingen⇲. Boven, over de duinen — waar ik ooit een levendbarende hagedis mocht spotten — trekt het pad zich naar strandpost 1, het dunegat. Zie ik rechts in de duinen mensen in groene hesjes aan ’t werk? Centraal op de foto staat het clubhuis van Twins. Dat bouwwerk ziet er vandaag al heel anders uit, er werd een minstens even groot deel aan toegevoegd — architecturaal mooi gedaan trouwens — en de ronde ramen van de foto bestaan ook al niet meer. Wat maakt dat het beeld, dat nochtans niet erg oud kan zijn, al past in een FB-groep als Bredene Retro. Waaruit weer eens blijkt dat onze tijd zich kenmerkt als zijnde een era waarin alles almaar in beweging is. (Flor Vandekerckhove)
Hierboven staat een advertentietje voor de vijfde editie van GAUW!, boek over mijn kindertijd. Deze editie verschilt in alles van alle voorgaande. De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom naar liefkemores@telenet.be⇲ (en vermeld de titel).

donderdag 12 september 2024

Waar de meeuwen schreeuwen

De aquarel in de video is van Mireille Vanblaere, het huisje is dat van haar grootouders, waarin Mireille opgroeide. (www.youtube.com/watch?v=CZAGhPVWt_Q)
[182]

OP DE LAAGWATERLIJN vind ik een mammoettand, trofee voor de strandjutter die ik ben, pronkstuk voor de verzamelaarster die zij is, en die ze daarom met grote tevredenheid toevoegt aan de merkwaardige strandvondsten die ze op zolder collectioneert. Doordat we op die ene heidense dag beiden de apart gedroomde kinderdroom beleven en bijgevolg onverhoeds tegelijk in d’r grootjes’ huisje wonen, gaan we na de gezamenlijk genuttigde karnemelkpap met bruine suiker naar buiten, om ons, achter dat huisje, hand in hand, naast elkaar neer te vleien, op de plek waar de kleine mantelmeeuw in schoonheid op het grasveld rust en waar we net als dichter Wendell Berry een wijle vrij zijn. (Flor Vandekerckhove)


De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

woensdag 11 september 2024

Schrijven om de Moloch te verslaan

Bryon Gysin en William Burroughs (rechts) met de ‘dreamachine’, ca. 1970, London. © Charles Gatewood / TopFoto.



MARSHALL Bermans indrukwekkende boek over de moderniteit titelt veelbetekenend All That Is Solid Melts Into Air. (°) ’t Zijn woorden van Karl Marx, maar je moet geen marxist zijn om het te beamen: voortdurende verandering, dat is wat onze tijd kenmerkt. Komt het niet daardoor dat modernistische schrijvers zich inspannen om ‘de taal te veranderen' (soortement congruentie: veranderende tijd, veranderende taal)? Karl Ove Knausgard bijvoorbeeld, waar hij zegt: ‘[E]r moet altijd een sluier van ideeën opzij worden geschoven  (…) om de wereld te kunnen zien zoals hij werkelijk is. En om dat te doen moet je in het bezit zijn van een andere taal dan de hedendaagse, aangezien de hedendaagse taal deel uitmaakt van wat bedekt of beschaduwt. (…).’ (°°) Ursula Le Guin ook: ’We kunnen onze samenleving niet herstructureren zonder de taal te herstructureren. Het ene weerspiegelt het andere.’ Is dat niet wat Charles Baudelaire doet wanneer hij prozagedichten in kranten publiceert? 
Ook in de jaren vijftig van vorige eeuw is er een groepje literatoren dat de veranderde wereld met een andere taal countert: de San Francisco Beat Movement, met centraal daarin Allen Ginsberg. In Howl (1955), gedicht dat als ’t ware de oprichtingsacte van de beat is, gebruikt Ginsberg de afgod Moloch als metafoor voor de moderne industriële beschaving:
Moloch wiens liefde eindeloze olie en steen is! Moloch wiens ziel elektriciteit en banken is! Moloch wiens armoede het spook van genialiteit is! Moloch wiens lot een wolk van geslachtloze waterstof is! Moloch wiens naam de Geest is!
Moloch in wie ik eenzaam zit! Moloch in wie ik Engelen droom! Gek in Moloch! Lulzuiger in Moloch! Liefdeloos en manloos in Moloch! (°°°)
Ginsberg belichaamt de moderniteit met een demonische energie, de Moloch. Tegenover die afgrondelijke grootsheid maakt hij in dat gedicht zijn eigen, zinnelijke verlangen even groot en hij windt geen doekjes rond het homo-erotische karakter van dat verlangen. Ferlinghetti, uitgever van Howl, wordt omwille van de publicatie ervan gearresteerd. Na een lang proces waarin dichters, critici en academici getuigen van de maatschappelijke waarde van het gedicht, wordt het ‘niet obsceen’ verklaard en City Lights, Ferlinghetti’s uitgeverij, wordt vrijgesproken. De publiciteit rond het proces zet de beat in de schijnwerpers.
Howl toont ons de sterke kant van de beat, maar ook de zwakte ervan. Footnote to Howl lijkt warempel op het oude Vlaamse ‘Wij zijn al bijeen, al goe kadullen.’ (Je hoort het 
 opa hier⇲ zingen.) Om de moderniteit van de naderende, opstandige sixties te benoemen en de Moloch aan te gaan, zal er toch iets anders nodig zijn dan de Holy-repetitie van Howl.
Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! (°°°°)
De beats beseffen dat, denk ik, zelf ook wel en ze trekken zich terug om naar ‘nieuwe taal’ op zoek ten gaan. Tussen 1957 en ’63 treffen we hen experimenterend in Parijs aan (°°°°°). Het hotel van madame Rachou is voor de beat wat de negentiende-eeuwse kranten voor Charles Baudelaire zijn, soortement literair maquis, waar de experimenterende schrijver, als een ‘onwelkome partizaan op de flank van het reguliere leger’ — de uitdrukking is van George Orwell — zijn eigen ding doet. William S. Burroughs voltooit er Naked Lunch, boek dat hem in literaire kringen beroemd maakt. Gregory Corso produceert er honderden van zijn beste gedichten. Brion Gysin ontwikkelt er zijn cut-up, met technicus Ian Sommerville ontplooit hij er de Dreamachine… Ha, de dreamachine, wat een literair experiment is dát zeg, mooi in beeld gebracht door Nik Sheehan in zijn documentaire FLicKeR, een absolute aanrader. We zien Burroughs in archiefbeelden en er zijn getuigenissen van onder anderen Marianne Faithfull en Iggy Pop. Je kunt FLicKeR hier op YouTube bekijken en alzo deelgenoot worden van het literaire maquis waarin de beat zich in die tijd in Parijs bevindt.
Flor Vandekerckhove

(°) Marshall Berman. All That Is Solid Melts Into Air. The Experience Of Modernity. 1983. Uitg. Verso, London - New York. 384 pp.
(°°) Karl Ove Knausgård. Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak. Een boek over de schilderijen van Edvard Munch. Vertaling: Sofie Maertens en Michiel Vanhee. A’dam 2018. Athenaeum — Polak & Van Gennep. 254 p.
(°°°) Allen Ginsberg. Proef m’n tong in je oor. 1966. De bundel bevat o.m. lange passages uit Howl. Vertaald door Simon Vinkenoog. 134 pp. Ook omdat er in een mini-essay als dit geen plaats is om lange citaten te plaatsen, wijs ik erop dat het Howl hier compleet te lezen valt. De beschrijving van de moderniteit met de metafoor van de moloch begin bij hoofdstuk II. Met het korte citaat dat ik in deze post plaats, voer ik ook een experimentje uit. Ik laat Google het stuk vertalen en ’t is die vertaling die ik gebruik. Vervolgens vergelijk ik de Google-vertaling met de oude vertaling van Vinkenoog. Ook omdat er veel manieren zijn om een gedicht te vertalen verschillen die twee van elkaar, maar die van Google is bijlange niet slechter, Google Translation heeft sinds het ontstaan waarlijk een lange weg afgelegd.
(°°°°) Daar moet ik eerlijkheidshalve aan toevoegen dat anderen daar anders over denken. Ann Demeulemeester bijvoorbeeld vindt al dat Holy een meesterlijk orgelpunt, ik schrijf erover in Nonkel Miels pruimtabak en Nina Simones sjieke.
(°°°°°) Barry Miles. Beat Hotel. Allen Ginsberg, William Burroughs & Gregory Corso à Paris 1957-1963.  Uitg. Le mot et le reste. 2011. Vertaling van ’t Engels in ’t Frans Alice Volatron. 302 pp.

In de beste traditie van De Weggeefwinkel is ook dit e-essay gratis. U hoeft er alleen om te vragen. Mocht u interesse hebben, mail naar liefkemores@telenet.be. En vermeld 'Ginsberg'.

dinsdag 10 september 2024

Zoveel geschiedenis op een straathoek

Bovenaan: nettenbreiers — midden jaren vijftig? — actief in de werkhuizen van Oostend Stores & Ropeworks (later Multinet), die werkhuizen bevonden zich kant Fortstraat van het hoekhuis Baelskaai 12, ze liepen door tot aan de Victorialaan. Onderaan: het gebouw dat op die hoek stond: hoofdkwartier van de familie Decrop (het bureau van de grote baas bevond zich boven de poort, achter het balkon, kant Baelskaai).



’T IS IETS wat me ook elders telkens weer opvalt: nu bouwt men in de hoogte, vroeger deed men het in de breedte. In een fotocompositie waarin ik de oude hoek Fortstraat-Baelskaai in Oostende confronteer met de huidige nieuwbouw, valt het des te meer op, de nieuwe hoogte is daar wel erg spectaculair en de oude breedte is dat al evenzeer. 
In die breedte gebeurde indertijd wel veel. Ik lees een reclametekst die over het gebouw spreekt — Baelskaai heet in die tijd nog Reederijkaai: specialiteit van visnetten - alle benodigdheden voor zeevaart - garnaalnetten en stropnetten - dieselmotoren Sulzer - mazout - oliën - oliegoed - zeevaartinstrumenten - beste Engelse staaldraad - bindgaren - pakgaren - manilla en verslagen touwwerk - scheepsverven van 1e hoedanigheid - werkhuizen voor instelling en reparatie van scheepsmotoren. Dat gebeurt niet 
per se allemaal in dat gebouw, maar veel ervan toch wel. Daar wordt het ook allemaal gecoördineerd, meer bepaald vanaf de eerste verdieping, kant Baelskaai, achter het balkon, waar Lucien Decrop, ook reder en visverwerker, over een waar imperium heerst. Daar valt veel over te vertellen en ik dat heb ik dan ook uitgebreid gedaan in Decrop, ondernemers ter zeevisserij.
Een citaat: 'In de Groote Oorlog tart Decrop regelmatig het oorlogsgeweld om zijn thuishaven van alles te voorzien waaraan daar een tekort is. Hij loodst zijn schip doorheen het oorlogsgevaar om De Panne te bevoorraden. Hij brengt de goederen uit Engeland tot bij ‘het Potje’, waar ze in roeibootjes overgeladen worden. De waar die schipper Dies Decrop vanuit Engeland meebrengt is even duur als schaars en tegen de tijd dat de wereldbrand uitgewoed is, is het gezin rijk geworden.'
Dies' zoon Lucien heb ik niet persoonlijk gekend, maar Charles Decrop wel. Het verhaal van onze kennismaking staat in De Laatste Vuurtorenwachter onder de veelzeggende titel Kleurrijke figuren van de Baelskaai, je moet echt eens kijken, ook omdat je daar een foto ziet van het salon, intact gebleven tot kort voor het gebouw werd afgebroken.
Flor Vandekerckhove

maandag 9 september 2024

Trap

www.youtube.com/watch?v=GVBeX6fAAGo


De trap voerde hem almaar hoger. Boven bleek er niets te zien. 
Daar liep de trap weer naar beneden.(Flor Vandekerckhove)

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zondag 8 september 2024

Het modernisme van Isaak Babel

Modernisme in de bouwkunst — Vladimir Tatlin: ontwerp voor het monument van de 3e Internationale. Fotomontage 1919.



ALS IK aan modernistische schrijvers denk, is dat eerst en vooral aan James Joyce die bijvoorbeeld het slothoofdstuk van zijn Ulysses vijfenvijftig bladzijden lang maakt zonder daar één leesteken in te plaatsen. Of aan Virginia Woolf die in een stream of consciousness al de gedachten — en dan werkelijk AL de gedachten — van Mrs Dalloway beschrijft. Of aan Proust, waarvan ik uit pure ergernis een boek in zee gekeild heb. Modernisme staat dan voor ‘moeilijk te lezen auteurs.' 
Nooit denk ik bij 'moeilijk te lezen' aan mijn lievelingsschrijver Isaak Babel, vandaar dat ik moeite heb om de modernist in hem te zien. Ik sta daar niet alleen in, Babel blijft ook in deze lijst van modernistische schrijvers onvermeld. Dus vraag ik oud-klasmakker Roger Passchyn of hij ’t eens met ChatGPT wil proberen. Ik zeg: ‘Roger, is Isaak Babel een modernist? Waaruit bestaat dat modernisme in zijn geval? Hoe wordt dat in zijn verhalen concreet zichtbaar?’ Nog geen half uur later stuurt Roger me het indrukwekkende antwoord van ChatGPT, 1300 woorden lang, waaruit ik onderstaand stukje van 200 woorden distilleer.
Hoewel Isaak Babel zich niet expliciet uitspreekt over het modernisme, maakt de manier waarop hij experimenteert met perspectief en narratieve structuur duidelijk dat hij openstaat voor vernieuwing in de literatuur, wat hem in zekere zin tot modernist maakt. 
1. Modernistische schrijvers experimenteren met verteltechnieken en structuur, ook Babels korte verhalen zijn zo’n experimenten, ze bevatten vaak onsamenhangende structuren, die de chaotische aard van de gebeurtenissen weerspiegelen. Babel vermengt levendige beelden, ruige omgangstaal en poëtische elementen, en creëert zodoende een unieke taalkundige textuur.
2. Virginia Woolf graaft diep in de psychologische gedachtengang van Mrs Dalloway, zo verdiept ook modernist Babel zich vaak in de innerlijke gedachten van personages. Babels verhalen onderzoeken vaak de subjectieve ervaringen van individuen, vooral de psychologische effecten van oorlog en geweld.
3. Veel modernisten beschrijven ontwrichting en vervreemding in een snel veranderende omgeving. Babel doet dat ook, hij legt de complexiteit in de Sovjet-Unie vast tijdens de Russische Revolutie en de daaropvolgende burgeroorlog. 
4. Babel, die een joodse achtergrond heeft, onderzoekt culturele hybriditeit. Zijn personages navigeren tussen verschillende culturele, taalkundige en sociale identiteiten, wat de complexiteit van die tijd weerspiegelt. Zijn verhalen hebben soms een open einde, waardoor lezers worden uitgenodigd de dingen op meerdere manieren te interpreteren. 
Voilà. Ik ga daar op letten als ik weer eens zo’n verhaal van Babel tot mij neem. En wat ik ook eens ga doen is ChatGPT in huis halen, ’t is niet voor ’t eerst dat die machinerie me aangenaam verrast. 
Flor Vandekerckhove

Isaak Babel, Verhalen. Vertaald uit het Russisch in het Nederlands door Froukje Slofstra. Uitg. Meulenhoff, A'dam. 2001. 573 ps. Wie Babel nog niet kent, maar een mondje Engels beheerst kan ook iets anders doen. Je kunt Babel gratis van het net halen. The Complete Works of Isaac Babel. Opgemaakt door Isaaks dochter Nathalia. Met een voorwoord van Cynthia Ozick. 1072 pp. Uitg. WW Norton & C°. 2002. Ik zie dat het boek in ’t Engels in verschillende formaten en edities te koop is, niet als e-boek. Maar de pdf van het boek kan
 wel op verschillende plekken van ’t internet gratis gedownload worden. Ikzelf deed het hier.

zaterdag 7 september 2024

Vier spekken voor een frank

De 'spekkenwinkel' bevindt zich vooraan rechts, achter de pancarte van pension Beau Séjour,
er loopt een vrouw langs de winkel.

IN DE DUINENSTRAAT van Bredene, tussen pension Beau Séjour en de beenhouwerij van Minne-Annoot, lag de spekkenwinkel van kruidenierster Bertha. Achteraan stond een aparte, brede, platte toog, laag genoeg om ons, kinderen, overheen te laten kijken en boven het glazen deksel snoep aan te wijzen die ons, à rato van vier spekken voor één frank, in een zakje overhandigd werd, meestal door de zoon van Bertha (die, denk ik, later de zaak voortzette en de winkel tot zijn pensionering bleef openhouden). Nu ik die herinneringen weer poog op te roepen, valt het me te binnen dat niet alle snoep in die fameuze prijsklasse viel: ‘rekkers’ en toverbollen bijvoorbeeld waren duurder, misschien wel een frank/stuk, dat weet ik niet meer.
Bij mij thuis bestond de gewoonte van ‘t zondagsgeld niet, zelf kon ik bij Bertha niets kiezen, maar ik vergezelde graag makkers die er hun zakgeld gingen opdoen en alleen al het bekijken van al die veelkleurigheid was een waar genoegen. Van die makkers kreeg ik nadien al eens het vierde snoepje, soms een stukje van zo’n rekker.
En op een dag gebeurde dit. Tussen de kasseien van de Duinenstraat vond ik een geldstuk, twintig frank. (Kan dat? Een stuk van 20 frank, in die tijd? Speelt mijn geheugen me weer parten? Dit is hoe dan ook wat ik me herinner.) Samen met mijn maat Norbert Olders⇲ trok ik er triomfantelijk mee naar Bertha. Waarna we overladen met snoep naar ons plankier terugkeerden, waar we ons, gezeten op de zulle, een indigestie 
hoopten te snoepen. Moeder, die een geoefend oog voor mijn overtredingen had — die ze graag 'zonden' noemde — kwam erbij staan en vroeg naar onze bezigheid. Trots als een pauw vertelde ik over mijn vondst. Waarna een lawine van ongerechtigheid mijn deel werd. Ik werd in huis gesleurd, vader werd erbij gehaald, ik werd van diefstal beschuldigd, mij werd een toekomst van hel & verdoemenis voorgespiegeld, waarbij gevangenis nog ’t minst te vrezen was en in afwachting roffelde moeders pantoffel op mijn hoofd, want ik zou en moest schuld bekennen! Wat ik uiteraard niet deed, uit de avonturen van Nero kende ik immers al de uitdrukking ‘eerlijk gevonden’. In een vloed van tranen bleef ik volhouden dat het geldstuk niet alleen van tussen de straatstenen kwam, maar dat het mij als eerlijke vinder bovendien toekwam. Ten lange leste riep moeder: ‘Zelfs als je ’t gevonden had, moest je 't aan mij geven.’ In die tijd dacht niemand eraan een kind gelijk te geven, zelfs niet een klein beetje. 
De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 6 september 2024

Oneliner van de jarretelhouder

Het inspirerende/illustrerende beeld van deze 'oneliner van de jarretelhouder' confronteert twee taferelen: links de foto van een advertentie voor jarretelhouders voor mannen en rechts de beeldtaal van kunstenaar Tamara de Lemicka (°1898 -†1980).

MIJN POSTS worden almaar korter, niet omdat ik minder te zeggen heb, wel heb ik er almaar minder woorden voor nodig, vrucht van vele jaren oefenen in bondigheid: handpalmverhalenvignettendrabbelseenparagraafverhalen, mini-essays en oneliners (altijd 17 lettergrepen, geen leestekens, geen kapitalen.) Ook deze Oneliner van de jarretelhouder is een van de oefeningen die ik in ’t genre aan ’t maken ben. Al deze experimenten komen tegemoet aan het vermoeden dat internetlezers een extreem korte spanningsboog hebben: ze swipen, scrollen haastig over de woorden en surfen vervolgens gauw weer verder. Ik weet niet of dat allemaal wel waar is, maar 't zou me ook niet verwonderen… 
Je mag m'n oneliners ook vergelijken met de toonladders van de pianist, de schetsen van de tekenaar, de kleiwerkjes van de beeldhouwer… 't Zijn oefeningen om de stiel goed in de vingers te houden. (Flor Vandekerckhove)

daar omgordden mannen elkaar wederzijds de jarretelhouder
Meer van dat? In het experimentele boek 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er tweehonderd. De digitale publicaties (pdf en ePub) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

donderdag 5 september 2024

Slapeloze nachten in Leonia


‘ALS we het ’s nachts doen, hebben we al degenen die niet kunnen slapen.’ In de stilte die volgt, voel ik dat ze een antwoord verwacht, ik vraag: ‘Hoeveel denk je dat het er zo zijn?’ Ze antwoordt: ‘Dat hangt van de nacht af.’ Ik zeg: ‘En kunnen we die overdag niet bereiken?’ Ze zegt: ‘Neen, overdag slapen ze.’ Haar logica is vreemd maar indrukwekkend, er valt niet aan te tornen, toch probeer ik het nog eens: ‘Maakt het globaal gezien veel verschil?’ Ze zegt: ‘Daar gaat het niet om, ’t is dat ze ’s nachts voor ’t grijpen liggen en dat we ze overdag kwijt zijn.’ Ik zeg: ‘Daar zegt u zowat.’ Ze beaamt mijn woorden: ‘Ja, maar weet u ook wát ik daar zowat zeg?’ Ik zeg: ‘Dat zal de toekomst uitwijzen.’ Daarna blijft het lange tijd stil, ik zeg: ‘Wanneer verwacht je mijn antwoord?’ Ze zegt: ‘Ik moet het nú weten, ik moet alles in gereedheid brengen, de Walen, de tangodansers, de nachtegalen…’ Ik zeg: ‘Oké, we gaan ervoor.’ We staan recht, houden de rechterhand op het hart en zingen een willekeurig volkslied (het verrast me telkens weer dat ze een sopraan is.) Ze vertrekt en laat me achter met mijn overpeinzingen. Ik open het raam, zie hoe ze beneden zonder licht met haar deelstep wegrijdt, daarna was ik mijn handen in onschuld. Dat gesprek? Ik heb waarlijk geen idee. Langzaam gaat de nacht over in de dag, op de velden vormt zich een laagje rijm. Daar zie ik niets van, want ik bevind me te midden van een van De onzichtbare steden van Italo Calvino, ik vermoed Leonia: ‘De stad Leonia vernieuwt zich elke dag: iedere morgen wordt de bevolking weer wakker tussen fris linnengoed, wast zich met zeepjes die nog maar net uit hun papiertjes gepeld zijn, trekt gloednieuwe kamerjassen aan, haalt uit de meest geperfectioneerde koelkast nog niet opengedraaide blikken tevoorschijn, bij het geluid van de nieuwste versjes uit het nieuwste model radiotoestel.’ De enige slapeloze bewoner van Leonia ben ik.
Flor Vandekerckhove

(°) Italo Calvino. De onzichtbare steden. L.J. Veen Klassiek A’dam/A’pen. Veertiende druk, 2013. Oorspronkelijk Le città invisibili, 1972. Nederlandse vertaling Henny Vlot.







Slapeloze nachten in Leonia is een prozagedicht. Nog van dat? ‘Gesprekken met Polleke’ bundelt 129 bladzijden verhalen op de grens tussen proza en poëzie. De e-boeken van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

woensdag 4 september 2024

JP, ik mis je godverdomme

Rechts: JP Boentges volgens Benedicte Vandewattyne. (Olie op doek, 30 x 30 cm. 2009.) Vandewattyne presenteert haar werk nu ook in eigen galerie, Witte Nonnenstraat 49 Oostende. Zondag 08/09 openingsreceptie om 19 uur. Anders elk WE open vanaf 14 uur.


WIE zich, zoals ik, vrijwillig, enthousiast zelfs, hoog in een vuurtoren terugtrekt, al is ’t een fictieve, en vanaf die hoogte op het gewoel neerkijkt, is een loner, iemand die liever alleen is, dat kan niet anders. ’t Is iets wat altijd al in me gezeten heeft, iets wat ik misschien wel geërfd heb, al is ’t ook waar dat het pas op late leeftijd tot volle wasdom is gekomen. Haast alle sociabiliteit is me nu vreemd geworden, mij zie je nooit meer op betogingen, feesten, openingen, lezingen, eerste communies, reünies, braderieën, orgieën, begrafenissen en andere koffietafels. 
Dat heeft voordelen, ik kan me concentreren op wat me interesseert, schrijven. ’t Heeft ook nadelen, zoals Russell Edson opmerkt: 'Helaas is poëzie nu een sociale club. Je moet niet alleen schrijven, je moet ook een sociaal wezen zijn. Het sociale deel is waarschijnlijk het belangrijkste. Wie als persoon prettig is, hoeft zelfs niet echt goed te schrijven om een schrijfcarrière te hebben.’ 
Loner en schrijver. Ik was bijgevolg blij verrast toen ik Stephen Elliott leerde kennen, veelzijdig kunstenaar, voortgesproten uit de DIY-filosofie van punk, schrijver die erin slaagt mijn/zijn identiteit in één zin te vatten: ‘that’s the urge to write, it’s like the urge to communicate and to be alone at the same time.’ Communiceren en graag alleen zijn, dat is ‘t helemaal!
Sinds 
je overlijden, JP, valt het met dat communiceren nogal tegen. Meer dan iemand anders placht jij op De Laatste Vuurtorenwachter te reageren, en je deed het ver van dat infame FB, je wees me al eens op een obscure film die je ’s nachts bekeken had en die in mijn kraam kon passen, signaleerde een dichterdie ik per se moest leren kennen, leidde me naar de Port of Amsterdam van Dave Van Ronk, trotskist-singer-songwriter waarin ik me aan 't verdiepen was… Alzo continueerden we een dialoog die in onze prille tienertijd begonnen was (remember bohemien Paul Verlaine) en pas stopte toen je er in april voorgoed de brui aan gaf.
JP, er is zoveel wat ik je nog had willen vragen, over de gang van Nick Cave 'van het bordeel naar de zondagsmis', bijvoorbeeld: ‘It was after doing this book that I started to go to church’); over m’n blijvende ergernis bij de bekering van Bob Dylan(‘I read the scriptures a lot, meditate and pray, light candles in church. I believe in damnation and salvation, as well as predestination. The Five Books of Moses, Pauline Epistles, Invocation of the Saints, all of it.’) en over het feit dat jij kerkelijk begraven bent, allemaal dingen die rockers blijkbaar doen maar die, gezien vanuit de R&R-attitude die Frank Vermang hier formuleert, voor mij moeilijk te begrijpen zijn.
Dus JP, ik had nog wel 1 en ander te vragen over de wereld van de rock ’n roll, die mij zo vreemd is en waarin jij zo goed thuis bent. Was. Bent geweest.

dinsdag 3 september 2024

Stijn Streuvels ontmoet John Carpenter

Veranderen van bril kan ernstige gevolgen hebben, de held van de film ziet dingen die hij nooit eerder gezien heeft.



ALWEER september. Om te weten wat ons de komende maanden te wachten staat, moet je bij Stijn Streuvels zijn, niemand anders schrijft zo’n mooie weerberichten: ‘De boeren huisden nu in de veiligheid van hun lage, dompige keuken; z'en keken niet eens naar buiten of er verandering of droogte in de lucht te bespeuren of te verwachten viel, maar ze ondergingen gelaten de gang van het natte jaargetijde (…)’ en wat daarna komt: ‘(…) de velden lagen weer ingesneeuwd en de hofsteden onkennelijk zonder weg of wegel die de baan wees. De dag lang zat het boerenvolk binnen, ze hielden zich verscholen (…)’. (°)
Spijtig dat het overwinterende boerenvolk destijds geen toegang tot YouTube had, anders had het tijdens die veel te lange, nutteloze winterdagen naar Eight O’Clock in the Morning kunnen luisteren, kort verhaal van Ray Nelson. U werpt tegen dat die boeren Tengels niet machtig waren, maar daar had YouTube wel rap verandering in gebracht. 
Van Ray Nelson naar John Carpenter is maar een muisklik ver, afstand die oneindig korter is dan deze die de slachter in Streuvels' winters aflegt: ‘Hele godse dagen moest hij op gang over 't eenmalig witbesneeuwde land, van d'ene hofstede naar d’ andere, om zwijnen te slachten. De velden lagen effen en blak, langs alle kanten wijd uit; de hoven waren toegedekt, vervaagd en onherkennelijk onder de sneeuw, de slonke wegen verdoofd, zonder speur, met de zwaarte daarop van de vuile winterhemel (…).’ Dank zij zo’n muisklik had de overwinterende boer kunnen genieten van Masters of Cinema — John Carpenter, docu waarin hij zich een uur lang kan inleven in de betekenis van die filmmaker. Ook in Tengels, uiteraard, maar hebben we dat euvel al 
niet eerder kordaat van tafel geveegd?
Waarna het tijd wordt voor de crème de la crème: boer & boerin genieten samen van They live, film van John Carpenter, geïnspireerd door dat korte verhaal van Ray Nelson, film die hier volledig op YouTube te zien is, gratis & voor niets, weliswaar in Tengels, maar who cares, want: ‘(…) de belofte van blij verzet was achter de gordijntjes van elk verlicht venster te raden. En over 't omliggend land en de daken der huizen, blonk de maneschijn met zilverachtige glans en de sterren pinkelden lijk edelgesteente; 't was of lonkten ze en loechen en zottebolden ze ondereen, daar in 't ruim van 't firmament.’ Daar zegt toch niemand neen tegen, tegen zoiets.

(°) De citaten van Stijn Streuvels komen uit ‘Wie schaft er op de woorden.’ van Tom Sintobin, hier in dbnl. Er zijn ongetwijfeld nog mooie weerberichten te vinden in de verhalenbundel ‘Dagen’ van Stijn Streuvels. (Eerste uitgave L.J.Veen, 1902. samenstelling ePub: W. Snel 2010. Omslag Bietenoogst, 1890, Emile Claus. 232 pp.) boek dat je hier gratis kunt downloaden, in verschillende formaten, ikzelf deed het in ePub.

maandag 2 september 2024

Shepard Fairey, streetart en commerce

Links OBEY Giant clothing, 2008 in de Nordstrom department store. Rechts: affiches van Shepard Fairey ter ondersteuning van de verkiezingscampagnes van Barrack Obama en Kamala Harris. Van de Obamaposter bestaan drie originelen: ‘hand-finished collage, stencil and acrylic’. In mei ll. stond er een te koop. Meer erover hier op Artnet.


IN DE KRANT staat een stukje over streetart-kunstenaar Obey, Amerikaan die met een knappe affiche presidentskandidate Kamala Harris steunt. (°) Obey ken ik niet en in m’n zoektocht naar die mens stoot ik op een website waar ik geen kunstwerken aantref, maar kleren. Obey, leer ik alzo, is niet de naam van de kunstenaar, maar van het merk waaronder die kunstenaar — Shepard Fairey (°1970) — producten verkoopt, vooral streetwear, met het oog strak gericht op de markt van jonge mensen uit de subcultuur van bowlriders, skateboarders, hiphoppers en nog van die youngsters met een cap op. 
Eerst denk ik nog: dit is waarlijk fucking Amerika waar de dollar alles heeft doordrongen, waar de grens tussen kunst en commercie flinterdun is en waar wij in Europa godzijdank nog ver vanaf staan. Maar wanneer ik er een beetje over doordenk, zie ik ook wel de logica. Wanneer je, zoals Fairey, kunst creëert waarvan de drager een skateboard is en tekeningen maakt die als prints op T-shirts terechtkomen, is ’t ook logisch dat je die dragers op de markt zet, in die zin is dat niet anders dan schilderijen op doek die in de galerie terechtkomen. De producten van Fairey zijn weer een verdere stap in de ontwikkeling die Walter Benjamin al in 1936 beschrijft: in de moderniteit verliest het kunstwerk zijn bijzondere uitstraling. (°°) Moderne kunstvormen als film (tegenover toneel) en foto (tegenover een schilderij), zegt Benjamin, verliezen veel van hun aura: het kunstwerk wordt verspreid in veel exemplaren, de afstand tot de gebruiker wordt kleiner, het kunstwerk is niet langer uniek. Kunst wordt in de moderniteit een massaproduct, de kunstenaar wordt een producent zoals iedereen. Amerikaans? Lang voor Amerikaan Shepard Fairley de verkoop van zijn werk in eigen handen neemt, doen The Beatles het hem voor met Apple Records.
Als je dat allemaal leest, zou je ’t haast vergeten, maar Shepard Fairey is wel degelijk ook streefart-kunstenaar, in München realiseert hij alzo in 2022 een indrukwekkende muurschildering, Paint It Black, waarin hij voor hernieuwbare energie pleit, de zakenman-kunstenaar maakt zelfs deel uit van het clandestiene kantje waarmee veel straatartiesten moeten leven, hij is al achttien keer gearresteerd voor vandalisme. Zelf zegt hij: ‘Ik beschouw mezelf als een populistische kunstenaar, ik wil mensen bereiken via zoveel mogelijk verschillende platforms. Streetart is een bureaucratievrije manier om mensen te bereiken, maar T-shirts, stickers, commerciële opdrachten, internet – er zijn zoveel verschillende manieren waarop ik mijn werk aan mensen laat zien.’
Flor Vandekerckhove

(°) Streefart-kunstenaar die Obama ‘hoop’ gaf, stuurt nu Kamala Harris ‘vooruit’. In DS, 22.08.2024.