zondag 16 februari 2014

Jeroen Brouwers, Robert Walser en de auteur uit een nabijgelegen stad


Robert Walser (1878-1956)
Vroeger, lang voordat ik in deze blog begon te schrijven, liep ik veel met brieven naar de post. De correspondentie die ik alzo met tientallen mensen voerde was veelal een eenzijdige bezigheid. Haast niemand deed moeite om mijn lange brieven te beantwoorden. Of ze durfden niet, want ik had een venijnig pennetje dat de zeldzame antwoorden draaide & keerde tot erover geredetwist kon worden. Dat kwam doordat ik een teveel aan Jeroen Brouwers achter de kiezen had.
Aan die tijd moest ik denken toen ik onlangs het bericht ontving vanwege een auteur uit een nabijgelegen stad. Ik had hem gevraagd of ik iets over zijn werk mocht schrijven. Hij wees me erop dat ik me daar vroeger al over uitgesproken had, en wel in 1991. Het las als een historisch verwijt, een lange teen die aan de vorige eeuw was blijven vasthaken. Waarna een pathetisch antwoord volgde: 
‘Jij moet beslissen als je over mij wilt schrijven (…) Ik heb mij nog nooit opgedrongen, bij niemand. Ook jouw vrijheid en planning zal ik respecteren. Wie mij willen steunen mag dat natuurlijk doen en wie mij wil monddood maken of negeren heeft evenveel rechten.’
Dat hoogdravend geleuter verbergt een man die zich tekortgedaan voelt. Ik proef de woorden: opdringen, vrijheid, monddood maken, negeren, rechten… Ik draai & keer ze om & om en voel de oude polemist in me ontwaken. Maar Brouwers is allang verteerd en ik slaag er moeiteloos in om de auteur in kwestie kort te antwoorden: Laat maar zitten, ik durf er al niet meer aan te beginnen
't Is al bij al een zorg minder. Ik installeer me naast de stoof, neem een vers boek ter hand en lees daarin tot mijn verbazing de hier toepasselijke woorden: 
‘Vervolgens komen de teleurstellingen, de kritieken in de dagbladen, het dodelijke beschimpen, het ’t graf in zwijgen; onze man verdraagt het nauwelijks. Hij gaat naar huis, vernietigt al zijn papieren, geeft de schrijftafel zo’n enorme trap dat hij omdondert, verscheurt een net begonnen roman, rukt de onderlegger aan flarden, gooit de voorraad schrijfpennen door het open raam naar buiten, schrijft zijn uitgever: ‘Geachte heer, ik smeek u uw geloof in mij op te geven’ en zoekt zijn heil in lange voettochten. Zijn razernij en zijn schaamte komen hem overigens na korte tijd belachelijk voor en hij zegt tegen zichzelf dat het niet meer dan zijn taak en zijn plicht is opnieuw aan het werk te gaan. Zo doet de één ‘t, de ander doet ’t misschien een tikkeltje anders.’ (*)

(*) Robert Walser. De vrouw op het balkon en andere prozastukjes. 2013. Uitg. Parrèsia. 157 ps. 15,95 €.

Geen opmerkingen: