zondag 6 december 2015

Armida, de opera


Rond Nieuwjaar neem ik me voor om enige stukjes over opera te schrijven. Daar komt tot nu toe nauwelijks iets van in huis. In het archief vind je hier↗︎ één operastukje, en dan nog maar zijdelings, dat gaat over een film die Così fan tutte van Mozart als alibi gebruikt om ons een indrukwekkend grote portie seks voor te schotelen.
Maar deze week gaan Tania en ik naar Armida van Rossini kijken en dat verloopt alzo. We zien een groot doek waarop een goed gevuld sportstadion geschilderd is. De spelers, die via een scheur in dat doek het podium opstormen, bevinden zich op de looppiste. Die spelers verbeelden geen atleten, edoch ferm bewapende kruisvaarders. Wat staan die daar te doen? Een mens vraagt het zich af.
Blijkt dat de kruisvaarders op de looppiste een nieuwe leider kiezen. Gernando acht zichzelf daarvoor zeer geschikt. Om zich sympathiek te maken schenkt hij de mannen zo'n opblaasbare sekspop. Dolle pret. Toch wordt niet hij verkozen, maar wel de vrouwvriendelijke Rinaldo. Gernando legt zich daar niet bij neer en daagt Rinaldo uit. Alhoewel die ridders zwaarden torsen, doodt Rinaldo zijn tegenstander met een kopstoot. Een verwijzing naar de sportwereld wellicht.
Het leiderschap van Rinaldo wordt in vraag gesteld, vooral omdat hij intussen valt voor de charmes van Armida uit het vijandige kamp. Van vechten komt niets meer in huis, Rinaldo en Armida hebben wel wat beters te doen. In het kruisvaardersmilieu heet het dat zij hem betovert. Om dat te illustreren zien we hoe Armida — niets in de handen, niets in de mouwen — een canapé tot in de nok van het podium verheft.
Rinaldo wordt over en weer geslingerd tussen zijn plicht als kruisvaarder en zijn liefde voor Armida. De ridders willen hun voorman weer op ‘t goede (oorlogs)pad krijgen en bezetten het podium, nu in voetbaltenue, een elftal van wel twintig man. Ze worden helaas belaagd door lieftallige bosnimfen die van de voetballers-kruisvaarders softies willen maken, opzet dat goddank mislukt. Intussen probeert de regisseur ons met open- en weer dichtgaande doodskisten iets duidelijk te maken, maar dat begrijp ik niet goed. Duidelijk is wel dat Rinaldo op ’t einde voor zijn plicht kiest, in die zin dat hij zijn vrouw in de steek laat. Armida kan er niet mee lachen en zint op wraak. Doek.
Net als ik vraagt u zich af waarom een mens veel geld neertelt om naar zo’n hoop onzin te gaan kijken. Dit is wat Ilja Leonard Pfeijffer daarover zegt: opera brengt ons in 
‘een mythische wereld waarin nog geloof is in grote woorden als Hoop en Liefde (…) en niemand spreekt er nog van siervelgen, employability, hypotheeklasten of de koers van de lire. (…)’  
Ja, dat is waar, maar zelf zie ik in zo’n opera toch altijd eerst een dwaas toneelstuk waar een dikke laag mooie muziek overheen gelegd wordt. Dat kan echter niet kloppen, want dan zou ik daar geen geld voor over hebben. De muziek komt éérst. Al de rest is een altijd weer tekortschietende poging om die muziek te evenaren. Opera is sisyfusarbeid.  Opera probeert de steen tot bovenop de berg te rollen en… mislukt. Wat die kunstvorm mij, meer dan alle andere, zegt is dat een mens moet blijven proberen. Opera is het tastbare bewijs dat Camus gelijk heeft waar hij schrijft dat we ons Sisyfus als een gelukkig mens moeten voorstellen. En dan mag dat iets kosten ook.

Geen opmerkingen: