donderdag 17 december 2015

De zilte mossel

— Zo zag het interieur van De zilte mossel er inderdaad uit —
De jaren zestig, ik ben een tiener. Met de mobylette rij ik langs een mij onbekende steenweg. Het regent en dat zal zo blijven, ik ben doorweekt. Ik ben op weg van Bredene naar Lommel, 164 kilometer te gaan en ik maak deel uit van een groep die ’s morgens per fiets uit Bredene vertrekt om in Limburg de paasvakantie door te brengen. Zelf heb ik geen fiets, ik heb een mobylette.
Onderweg val ik onverwachts zonder benzine. Ik zoek een pompstation. Neen, de groep moet niet op me wachten, gemotoriseerd als ik ben, zal ik mijn makkers wel inhalen. Dat valt tegen, korte tijd later val ik weer zonder benzine. En wéér en wéér en wéér. De tank van mijn mobylette is lek en ik ben op een permanente achtervolging aangewezen. Meermaals moet ik de weg vragen en ik herinner me dat mensen me met toenemende compassie helpen. Dat komt doordat ik er almaar deerniswekkender uitzie en ’t komt ook doordat de mensheid vriendelijker wordt naarmate je Limburg en de Kempen nadert.
Daar rij ik nu doorweekt langs een mij onbekende steenweg, het begint te duisteren. Koud, nat, moe. Er moet iets gebeuren. Ik passeer een etablissement dat De Zilte Mossel heet. Zo'n naam boezemt een kind van de zee vertrouwen in. Terwijl een klant naar buiten glipt, ga ik naar binnen: gedempte lichten, heet, glimlachende gezichten. Een jonge meid achter de bar, drie jonge meiden aan de toog. Nauwelijks ouder dan ik, in kleren die ik van thuis uit niet ken. De barmeid begrijpt me niet, ze spreekt Frans. Ook de andere meisjes spreken Frans. Het taalprobleem belet niet dat de meiden instinctief aanvoelen dat ik daar niet kom socialiseren. In het toilet trek ik droog ondergoed aan. Wanneer ik weer binnenkom, ontwaar ik een oudere vrouw. Ze jaagt me kordaat de straat op.
Daar probeer ik tevergeefs mijn mobylette op gang te trappen. Ik trap twintig meter ver. Lege tank. Ik keer op mijn schreden terug om te vragen waar ik in de buurt benzine kan kopen. Het etablissement blijkt nu potdicht te zijn. Kust nu mijn kloten, denk ik luidop, De Zilte Mossel heeft mij uitgespuwd en daarna haar schelp gesloten.
Toelichting

— Voortschrijdend inzicht levert ons dit beeld op. We herkennen van links naar rechts Marc Loy, Danny Kerkaert, Willy Versluys en Ivan Schamp. Deze foto werd wel degelijk in Lommel gemaakt. Pierre de Maeyer vermoedt evenwel dat de kans klein is dat die vier zich daar überhaupt iets van herinneren; hij leidt dat af uit hun oogopslag die inderdaad als lodderig kan omschreven worden. Maar hij dwaalt, want Danny Kerkaert schreef me een mail waarin hij bevestigt dat de foto in Lommel gemaakt werd. Wat hij daarover zegt heb ik in een reactie onder dit stuk geschreven. 

Bovenstaand verhaal bevat een brok jeugdsentiment. Het vertelt over een fietstocht van Bredene naar Lommel. Dat was al de tweede keer dat we naar Limburg trokken — of zijn dat De Kempen? De eerste tocht ging in 1965 naar Nijlen. Daarover heb ik al een stukje gepubliceerd, met mooie foto’s overigens (dat vind je hier). 
Inmiddels werd over die eerste trip — naar Nijlen dus — al een beetje gecorrespondeerd, waardoor alweer enige putten in het wegdek van mijn geheugen gevuld konden worden. Willy Boey (die inmiddels in Florida woont) staat niet op die foto’s, maar in gedachten was hij er wel bij. Hij schrijft: Ik sta niet op de foto’s, want ik lag ziek te bed. Maar ik had de fietstocht wel gepland, niet tot in Nijlen, maar heel wat verder.’ Erik Poppe bevestigt dat Nijlen niet de oorspronkelijke bestemming was: ‘ik denk dat we Kasterlee in gedachten hadden maar heel zeker weet ik dat niet meer. We zijn gestrand in Nijlen. Lucien Leroy is toen gaan aankloppen bij de plaatselijke scouts en we mochten een week in hun lokaal verblijven.’
Intussen werpt Willy Boey ook enig licht op het ontstaan van de jeugdclub die de fietstocht organiseerde: ‘Ik heb het "Pat", afkorting voor patronaat, destijds gesticht en even later is Lucien Leroy erbij gekomen. Ik heb de poten van onder mijn gat gelopen, eerst naar de onderpastoor, dan naar de pastoor, om een lokaal af te bedelen, er was immers ruimte genoeg. Ten slotte kregen we de crypte onder de kerk toegewezen, een vochtige, koude, smerige ruimte, met de belofte dat we dat daar zouden kuisen en onderhouden. Marcel Derdeyn heeft er het meeste werk in gestoken. Ikzelf werkte intussen immers bij de spoorwegen in Brussel, en kon slechts tijdens de week-ends in Bredene zijn.’
Waarmee ook dat uit de vergeethoek gered is. En nu over de tweede tocht, deze naar Lommel. We zoeken nog naar het exacte jaartal. 
Erik Poppe: ‘De tweede keer moet één of twee jaar na de tocht naar Nijlen geweest zijn, en dat was inderdaad naar Lommel. Ik herinner me nog die rit in de pletsende regen. We zijn toen gestopt in een café in het centrum van Mechelen. Daar hebben we beslist om de trein via Antwerpen naar Lommel te nemen. We verbleven er in een leegstaand huis dat, denk ik, eigendom was van een tante van Roland Vanmassenhove. Wat ik me ook herinner is dat we 's avonds altijd pinten gingen drinken in 'De Blauwe Kei', een café langs het kanaal. Ik ben enkele maanden geleden nog op bezoek geweest bij vrienden in Lommel en "De Blauwe Kei" bestaat nog altijd!’ Erik heeft helaas geen foto’s liggen van die tweede tocht. 
Roland Vanmassenhove herinnert zich ook een en ander: ‘We logeerden daar in een huis van mensen die bij ons op de camping hun vakantie kwamen doorbrengen. Mijn familie heeft hen nog helpen verhuizen. Ze moesten weg uit hun woning die afgebroken zou worden om de weg te verbreden. Daardoor hadden wij met onze groep het huis voor ons alleen. We gingen regelmatig een paar pintjes drinken in “de Blauwe Klei”, een café met een DECAP-orgel. Dat café bestaat nog altijd. Ik weet ook nog dat we niet per fiets tot in Lommel geraakt zijn, en dat we onderweg ergens de trein genomen hebben. Heeft Gust Vangeluwe toen geen vrachtwagen gestuurd om onze fietsen ter plaatse te krijgen?’
Zelf zou ik dat niet weten, want ik was, zoals je uit het verhaal De zilte mossel kunt afleiden, heel die weg in m’n eentje aan het afleggen. Ik herinner me dat ik uiteindelijk in Lommel, in ’t donker, in de verte, de groep (of een deel ervan) ontwaar, een belevenis die ik min of meer als een mirakel ervaren heb. 
Ik heb mijn belevenissen in bovenstaand verhaal wel een beetje verdicht en de naam van de bar is fictief, maar voor de rest mag ik wel zeggen dat het gebaseerd is op wel degelijk gebeurde feiten. Wat ik me niet herinner is dat café De Blauwe Kei. Wellicht komt dat doordat ik onderweg een flinke verkoudheid opgelopen had en ik in Lommel vooral veel tijd in bed heb doorgebracht. En bij de fietsenmaker, want de mobylette moest hersteld worden. Ik ben ook zonder de groep naar huis gereden, want ik moest tegen de paasdagen weer thuis zijn om in de winkel te helpen.
Komt het door al die handicaps dat ik van heel dat gebeuren geen foto’s liggen heb? Of werden er geen foto’s gemaakt? Maar Roland vermoedt dat de foto die ik bovenaan deze toelichting plaats wel degelijk in Lommel gemaakt is. Rolands vermoeden wordt bevestigd door Danny Kerkaert. Hieronder plaats ik ook nog een van het internet gehaalde, historische foto van die Blauwe Kei, zoals we dat café in onze jeugd misschien gezien hebben. (fv)


Geen opmerkingen: