Elk jaar,
rond deze tijd, wanneer de sparren gehakt zijn en de tierelantijnen opgehangen worden,
wanneer kerstmuzakjes niet meer te ontwijken vallen en de chocola niet langer te
vermijden is, plaats ik in deze blog een stukje antikerst. Dat kan een verhaal
zijn, zoals Kerst op de Oostendse Oosteroever, een
lied, zoals Kerstmis kan de boom in, of een gedicht,
zoals onderstaande proeve van light verse, waarin ik enige gedachten ventileer
betreffende De kracht van de verandering,
een slogan ter grootte van een kerstbol, die ons door de strot geduwd werd. In dit gedicht
neem ik u mee naar de dag dat de beoogde Vlaams-nationale veranderingen ei zo
na uitgevoerd zijn en de kers(t) op de taart gezet wordt.
Kerst op
Pasen
(De klucht
van de verandering)
Toen de
voorman zijn einde voelde naderen
Riep hij
zijn getrouwen bij elkaar
En
herinnerde hen eraan
Dat hij het
was die ‘t land
Gered had
van de sossen.
Hij zei, en
zijn stem verzwakte niet,
Er rest me
nog één weg te gaan,
Eén daad te
stellen, één wet te schrijven
Waarmee ik ‘t
land voorgoed
Ga sparen
van de sossen.
De getrouwen
krabden in hun baard,
Zowel de
mannen als de vrouwen
En
probeerden te bedenken wat er
In dit land
nog resten kon
Dat bijgod herinnerde
aan sossen.
Hij sprak en
zei: Ik ben wel oud inmiddels
maar nog sterk
genoeg om op mijn werk
Een kroon te
zetten, waardoor
Ze nimmer kunnen
wederkeren en
Vlaand’ren voor
altijd vrij blijft van de sossen.
De Vlaamse
voorman keek in ’t rond
En zag de vragende
gezichten die
Naar hem
opkeken, zoals ze dat
Al deden in
lang verleden dagen
Toen hij korte
metten maakte met de sossen.
Zo herinnerde
de achterban zich
De tijd die
ze vergeten waren
Toen stad en
land geknecht werden,
Gekneveld en
misleid, gesjarend en
Mismeesterd
door de sossen.
Hoe die met
wetten en bezwaren,
Met
voordelen en achterpoorten,
Met
tramabonnementen en met goedkope
Elektriciteit
het land verkocht hadden
Aan godbetert Waalse
sossen.
Gratis
bestaat niet meer, zei de man,
En wat ook
al lang niet meer bestaat
is eendracht en solidariteit,
Open
grenzen, gelijkheid en sociale rechten,
Dat is
allemaal verleden tijd
Net zoals de
meeste bossen.
Dat kerst in
’t midden van de winter valt,
Zei hij, een
feest in volle wintertijd,
Nog slechts dat
ene feit, zei hij,
Herinnert de
natie aan die tijd.
‘t Is ’t
laatste wat herinnert aan de sossen.
Afschaffen
kunt gij dat niet doen, dat feest,
Zei hij,
maar verplaatsen wel, naar
Een tijd
waar ’t beter is gelegen,
Naar de
lente toe, naar Pasen.
Dan herinnert
niets ons nog aan sossen.
’s Mans
getrouwen keken naar elkaar
En ook wel
naar de tippen van hun schoenen
Begrijpen
deed niet een, maar knikken deed elkeen
Omdat
niemand de voorman vragen durfde
Wat kerst te
maken had met sossen.
En zo komt
het dat de Vlamen vanaf die tijd,
Kerst op
Pasen vieren en dat al d’ anderen,
Op Pasen
Pasen blijven vieren
Je kunt
denken: da’s een feest van de kaloten
Maar echt
schuldig zijn alleen de sossen.
Flor
Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten