— Deze sculptuur uit een van de tempels van Khajuraho
wordt dit jaar mijn totem. —
|
Op 12 februari heb ik het onvermeld gelaten, maar op die dag ben ik wel
69 geworden.
Voor de gelegenheid had ik een stukje klaarliggen dat rond de fameuze soixante-neuf-positie
cirkerde. Dat wilde ik op mijn verjaardag evenwel niet posten omdat het er dan op
geleken had dat ik naar uw verjaardagsfelicitaties aan ’t hengelen was.
Vandaag publiceer ik het evenmin, omdat het bij nader inzien te melig
is. Meligheid is absoluut te mijden eens je 69 bent. Wat van het standje niet
gezegd kan worden, want dat is uitermate geschikt voor alle leeftijden en zeker
voor al de mijne.
Het stukje, dat ik klaarliggen had, bestaat nu niet meer, ik heb het in
de prullenmand gegooid. Ik behoud wel de afbeelding, een sculptuur uit een van de tempels van Khajuraho.
Daar maak ik dit jaar mijn totem van.
Helaas heb ik nu geen tekst meer liggen om mijn nieuwverworven leeftijd
te verwoorden. Dat is een beetje spijtig, want ik heb in die 69 jaar veel
zelfkennis vergaard. Die wil ik graag met u delen.
Omdat ik zelf niets liggen heb, neem ik mijn toevlucht tot het oeuvre
van Willem Elsschot die niet alleen Het Huwelijk pijnlijk schoon beschreven heeft,
maar ook de ouderdom.
De Klacht van den Oude is een monoloog in verzen, waarin een mens op leeftijd klaagt dat hij het oud-zijn niet
gewoon raakt. Zelf heb ik daar geen last van, want ik voel me al heel mijn
leven een zestigplusser. Wellicht komt het ook daardoor dat de laatste negen jaar de
mooiste van mijn leven zijn.
Maar wat ik me afvraag: is het zo dat u me gadeslaat? Wanneer ik langs de huizen trek / loert men
mij na, als ware ik gek, / alsof mijn plannen en mijn zonden / op mijnen rug te
lezen stonden. Dat zou wel eens kunnen, want ik voel me enigszins verwant met den Oude uit de slotverzen van Elsschots
vreselijke gedicht:
Ik ben een schurk, ik ben een
hond,
geen rustplaats waard in
heil’gen grond,
en ‘k wil een hoog rantsoen
betalen
voor elken bundel
zonnestralen:
Maar laat mij doen met eigen
vuur
wat ik verkies, zoolang ik
duur.
En terg ons niet: mij armen
stakker,
en Satanlief, mijn laatsten
makker.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten