![]() |
— Met onderstaand gedicht heeft dit beeld niets te maken, maar Lou en Rosie genieten wel zichtbaar van de eerste zon. (PhotoPaulPictures,
PPP) —
|
Het is al lang geleden,
maar ik herinner ‘t me nog goed.
Martinsen en Elias zaten, in de wind
als steeds, op een terras
te twisten over wie de grootste was.
Het regende pijpenstelen in mijn glas.
Ik zat te luisteren naar die twee.
Alles wat Luc met verve zei,
overschilderde Elias
met een streep nee,
wat toch wel heel merkwaardig was
op zo’n leeg en nat caféterras
Mijn glas werd almaar voller,
wat van het terras niet gezegd kon worden,
slechts één mens kwam er nog bij,
Charles Drybergh, met een enorm stuk
canvas op de rug
en een nog groter in zijn kloten.
Toen brak de eerste zon door.
Charly hield op met krabben aan zijn aars,
Luc en Etienne stopten met hun wild geraas.
Opeens, ’t was ongehoord, zweeg ook de zee.
Geen druppel water viel nog in mijn glas
en ‘t werd oorverdovend stil op het terras.
Alles werd, zo mag ik toch wel zeggen, de stilte gelijk.
Met rooddoorlopen ogen keken we allemaal,
de schilders en ik, de vissen, de vogels
en alles wat de stad aan ogen had,
naar het wonder van de eerste zon
dat zich voor het blote oog ontspon.
Het was Luc die ’t eerst bewoog,
zenuwachtig schuifelde hij op zijn stoel,
en nadat hij alles nog eens goed bekeken had
— Elias, Drybergh, mij en ‘t regenwater in mijn glas —
greep hij haastig naar zijn jas
en zonder iets te zeggen verliet hij het caféterras.
Nadat ook Drybergh en Etienne Elias
vertrokken waren, spoorslags, elk huns weegs,
haalde ik een schriftje uit mijn tas.
Daarin schreef ik dat ik als geen ander wist
waar elk van hen naartoe getrokken was.
En tevreden vroeg ik aan de waard een ander glas.
In 1990 publiceerde Luc Martinsen (°1951) een map met vijf drukken. Het
geheel werd destijds voorgesteld in de inmiddels verdwenen galerie Bureaux et Magasins. In de map zaten ook
vijf bladen met ‘grafisch woordgebruik’, die ik had mogen leveren.
Een van de drukken heette — en heet uiteraard nog steeds — De eerste zon. Daar had ik een gedicht
bij bedacht dat dezelfde titel droeg. Hoe die tekst er in oorsprong uitzag
staat hieronder.
Nu, 28 jaar later, beslis ik om het gedicht te herschrijven. De nieuwe
versie staat hierboven. Daarin wordt plaats geruimd voor de namen van twee
kunstschilders die in het origineel niet voorkomen: Charles
Drybergh (1932-1990) en Etienne
Elias (1936-2007).
Het thema is gebleven: schilderen en schrijven, en degenen die zich in
die disciplines bekwamen. Wat bindt hen, wat scheidt hen?
Het was iets wat me indertijd erg bezighield, en niet alleen omwille
van de map die woorden en beelden bijeenbracht. Ik was op een punt gekomen waar
ik moest kiezen: schilderen of schrijven. Ik heb het daar eerder al over gehad
in een stukje dat veelzeggend Afscheid van de schilderkunst heet.
In het gedicht neemt de schrijver aan het schildersdebat niet langer deel,
maar hij neemt het wel in zich op (‘Mijn
glas werd almaar voller’). Geïnspireerd door ‘de eerste zon’ haasten de
schilders zich naar het atelier om ermee aan de slag te gaan. De ik-figuur weet
wat hen bezielt (‘dat ik als geen ander
wist / waar elk van hen naartoe getrokken was.’) maar blijft zelf zitten:
hij heeft gekozen voor de schrijverij: ‘En
tevreden vroeg ik aan de waard een ander glas.’
Flor Vandekerckhove
° Luc Martinsen exposeert van 11 maart tot 8 april in Montanus.5 —
centrum voor hedendaagse kunst — Montanusstraat 5 in Diksmuide. Open op vrij-,
zater-, zon- en feestdagen van 14 tot 18 uur. Vernissage zondag 11 maart van 15
tot 18 uur. Inleiding Jan Deconynck. Meer info op www.montanusvijf.be.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten