Over elk van de huisdieren die me nabij (geweest) zijn kan ik een
verhaal vertellen; ook over de slangenfamilie Couleuvre↗︎ die zich sinds jaar en
dag op de zolder van mijn buitenverblijfje vermenigvuldigt.
Eerst heb ik de Couleuvres genegeerd, ze zijn ongevaarlijk, ’t
schijnt dat je ze zelfs kunt africhten en dat ze uit je hand komen eten. Ze
zijn ook nuttig, ze jagen op ongedierte. Bovendien wonen ze daar al langer
dan ik, wat hun een zeker recht verschaft. Ten slotte laten ze zich nooit aan
mij zien, wel aan gasten. Die zie ik
daarna zelden weer. Soms is dat goed, soms niet.
Daarom heb ik ook wel geprobeerd de Couleuvres te verjagen. Eerst symbolisch,
door het huis een voor slangen afschrikwekkende naam te geven: Le Chat Fâché. Daarna met een levende kat,
de Grijzen (†), een eersteklas jager.
Katten hebben dat met slangen gemeen: ze gaan hun eigen gang. Voor wat
de Grijzen betreft kan ik die gang als volgt samenvatten: liever dan op slangen
te jagen gaat hij hossen in de bossen. Dat begint al bij de morgenstond. Terugkomen
doet hij diep in de nacht. Zo rond vier, vijf uur miauwt hij me uit bed.
Waarna hij drie dingen doet, en wel in deze volgorde: kakje in zijn bakje, eten
uit zijn (andere) bakje en tukje in een derde bakje. Bij het ochtendgloren staat
hij alweer te miauwen, klaar om zijn gang te gaan.
Mijn zoon en ik isoleren nu de zolder.
Er zal geen kier resten: zij boven, wij beneden! Hopelijk legt de familie
Couleuvre zich bij de feiten neer. Slangen kunnen dat trouwens goed, zich bij
de feiten neerleggen, zegt ook David
Wagoner↗︎ in dit mooie gedicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten