zaterdag 27 december 2025

Jeffrey Epstein had echt overal een poot in huis

Twee merkwaardige foto’s uit het onderzoek naar pedocriminele financier Jeffrey Epstein. Ze behoren tot de achtenzestig die in december vrijgegeven werden, Links: pedocriminele financier Jeffrey Epstein en Noam Chomsky; rechts: de ultranationalistische MAGA-figuur Steve Bannon en Noam Chomsky. De foto’s zijn niet gedateerd. 


NOAM CHOMSKY (97) is niet alleen een bijzonder slimme mens, professor en taalkundige, hij is ook anarchist en een onverbiddelijke criticus van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Wie het Amerikaanse imperialisme bekritiseert kan niet om Chomsky heen. Bij ons worden zijn boeken uitgegeven door EPO.
Chomsky had ook, weten we nu, contact met Jeffrey Epstein († 2019), steenrijke investeerder die omwille van zijn partouzes in de jail terechtkwam, waar hij zichzelf van kant maakte. Nu werden stapels documenten vrijgegeven, waaronder achtenzestig foto’s die aantonen dat mensenhandelaar Epstein overal een poot in huis had, ook ten huize van Noam Chomsky.
Nieuwsgieren gaan in die documenten vooral op zoek naar tekens die aantonen dat notoire schuinsmarcheerders als Bill Clinton, Donald Trump en de Britse (gewezen) prins Andrew het op die parouzes met minderjarige meisjes deden. Niemand beweert dat Noam Chomsky zich daartoe verlaagd heeft. Wel blijkt dat hij en de mensenhandelaar contact onderhielden, ook nadat Epstein in 2008 al een eerste keer veroordeeld werd voor het ronselen van een minderjarig meisje voor prostitutie. Die bewering steunt op een supporterende brief voor Epstein, toegeschreven aan Chomsky, met de aanhef ‘to whom it may concern’. De steunbetuiging is niet gedateerd, maar bevat een ‘getypte handtekening’  (‘a typed signature’) met Chomsky's naam en een vermelding van zijn functie aan de Universiteit van Arizona, functie die hij in 2017 accepteerde: ‘Ik heb Jeffrey Epstein een half dozijn jaar geleden ontmoet’, luidt het in de steunbetuiging. ‘Sindsdien hebben we regelmatig contact gehouden, met vele lange en vaak diepgaande gesprekken over een zeer breed scala aan onderwerpen, waaronder onze eigen specialismen en professionele werkzaamheden, maar ook tal van andere onderwerpen waar we gemeenschappelijke interesses in hadden. Het is een zeer waardevolle ervaring voor mij geweest.’ De brief prijst Epstein omdat hij Chomsky ‘de fijne kneepjes van het wereldwijde financiële systeem’ had bijgebracht op een manier die ‘de zakenpers en vakbladen’ niet hadden gekund. Jeffrey werd, zo besluit de brief, al snel ‘een zeer gewaardeerde vriend en een regelmatige bron van intellectuele uitwisseling en stimulering.’ 
Ik hou een slag om de arm, in deze tijden van alternatieve feiten en trucs met artificiële intelligentie weet je nooit. Maar als we echt zien wat we menen te zien, leert het ons dat er een wereld van ‘ons kent ons’ bestaat, waarvan wij, hier beneden, geen benul hebben, wereld waarin bijvoorbeeld Chomsky aan bijvoorbeeld Steve Bannon een goede mop vertelt en die laatste schuddebuikt van ’t lachen.
Zelf hou ik me ver van het debat dat sindsdien op sociale media 
rond Chomsky tiert, ik ben daarvoor een te groot aanhanger van Jean Gabins levensfilosofie Maintenant Je Sais. Maar wie er zin in heeft vindt een interessante bijdrage tot dat debat in Chomsky Reassessed van Michael Albert. 
Toch dit nog. In 1988 engageerde ik me om in Oostende Het Visserijblad uit te geven. Ik was nog geen journalist en ik heb toen enkele jaren alles gelezen wat ik over de stiel te pakken kon krijgen. In een boek van toenmalig hoofdredacteur van Le Monde onderstreepte ik: ‘(…) is het, om te informeren, niet alleen nodig om mensen te ontmoeten, maar ook om met hen om te gaan? Is het, om de intenties van de machtigen te kennen, nodig om vriendschap met hen te sluiten? Is het, omdat het leven geen priesterschap is, nodig om financiële banden met hen te onderhouden (…)' (°)
Flor Vandekerckhove

(°) 1994, Edwy Plenel, Un temps de chien, uitg. Stock. 187 p. 
Meer in Over identiteit.
(De vertaling van de citaten is van Google.) 

vrijdag 26 december 2025

Hoe mensen uit uw blik verdwijnen

De foto komt uit The Wisdom of Travel: Insights from Wanderers. Ik vind daar geen info die me naar de fotograaf leidt, maar Maurice Vanbellinghen zegt me dat de foto van Roberto Di Patrizi is.


PRAKKISEREND over wat ik dit jaar op kerst ging posten, overliep ik mijn vroeger al gepubliceerde (anti-)kerstverhalen. Mijn oog bleef haken aan ‘Nodig een eenzame uit’ (20 december 2016): ‘Onderweg kom ik altijd weer dezelfde mensen tegen: de dikke man; de jonge vrouw met het hondje; de oude man met de rollator; de Brusselse buurman… Het zijn eenzaten zoals ik. De jonge vrouw en ik knikken elkaar toe, altijd hetzelfde knikje; de rollatorman stopt voor een babbel, altijd dezelfde babbel; de dikke man kijkt me nooit aan, dat vind ik vreemd, net zoals ik het vreemd vind dat hij zo dik blijft zijn, je zou denken, van al dat wandelen… De Brusselse buurman is ver in de tachtig en zijn hondje is in hondenjaren nog ouder. Dat wil zeggen, wás, het is onlangs overleden. De Brusselse buurman maakt nu de wandeling zonder hondje.’  
We zijn nu negen jaar verder en dit is wat me vandaag overvalt: geen van al die mensen zie ik nog. De dikke niet, de jonge vrouw niet, de man met de rollator niet, en wat me nog het meeste schokt, de Brusselse buurman niet. Hoelang geleden zijn ze uit mijn blik verdwenen? Maanden? Jaren? Geen idee. Zo zal het ook mij vergaan. Op een dag valt het u op dat De Laatste Vuurtorenwachter u niet langer verveelt. Hoelang geleden is ’t dat hij uit uw blik verdwenen is? Maanden? Jaren? Geen idee.
Flor Vandekerckhove

Velerlei maquis (2024, 32 p.) is een essay waarin ik een periode uit het het werk van Charles Baudelare, Paul van Ostaijen en Bob Dylan belicht, meer bepaald de tijd waarin ze hun werk in het verborgene (het maquis uit de titel) produceren. Zoals al de e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook dit essay gratis voor wie erom vraagt. Er is een PDF-versie en het is ook beschikbaar in EPUB. Je kunt bestellen via liefkemores@telenet.be. De Weggeefwinkel zorgt ervoor dat het in je mailbox valt. (Vermeld titel en welke versie je verkiest, pdf of epub.)

donderdag 25 december 2025

Het kerstfeest der vissers

Aan Het kerstfeest der vissers werd in De verhalen (°) ook de tekening toegevoegd.

GEMEENTEDIENSTEN, commerçanten, chefkoks, charmezangers, pastoors… Al in november halen ze kerstbollen, tierelantijnen, kribben, engelenhaar, schuimsneeuw en kerstmutsen uit hun magazijnen. Sparren, glitter, kerststallen, kerstmannen, rendieren, muzak… Aan kerst valt niet te ontkomen. Ook door mij niet, al probeer ik er elk jaar wel vernuftig omheen te fietsen. 
Dit jaar haal ik dat vernuft uit het mooiste Nederlandstalige kerstverhaal ooit, Kerstfeest der vissers van Joop Waasdorp (°1917 - 1988†). (°)
Een schoolklas krijgt opdracht iets rond kerst te tekenen. Zoals ik het moeilijk heb met kerst, zo heeft de verteller het op school moeilijk met tekenen. Hij maakt er zich zich gemakkelijk vanaf en is er dan ook als eerste mee klaar.
(…) toen ging ik met mijn werkstuk naar onze tekenleraar. Hij nam de grote blauwe vlakte van mij aan en bekeek hem een poosje aandachtig.
‘Dat blauw,’ vroeg hij. ‘Wat is dat eigenlijk?’
‘Dat is de zee,’ zei ik.
Hij bracht de tekening dichter naar zijn ogen en las hardop de woordjes in de rechter bovenhoek: Het kerstfeest der vissers.
‘Waar zijn die vissers?’ informeerde hij.
‘Aan boord,’ zei ik.
‘Aan boord?’ vroeg hij. ‘Aan boord waarvan dan?’
‘Aan boord van dat schip,’ zei ik en ik wees met mijn wijsvinger het stofje aan.
Onze tekenleraar keek een hele poos naar dat nietigheidje, toen snel even naar mij en vervolgens weer op het blauwe papier. Zo bleef hij tamelijk lang zitten turen. Ineens deed hij iets wat ik nog nooit aanschouwd had: hij nam zijn pet af. Die pet, die koekenpan, nam hij echt en werkelijk van zijn hoofd. En terwijl hij hem omgekeerd vasthield, zodat de voering te zien was, zei hij: ‘Daar neem ik mijn pet voor af!’
En voor wie zo kan schrijven… Daar neem ik dan weer mijn pet voor af, ook een koekenpan, in mijn geval een baret.
Flor Vandekerckhove

(°) Het Kerstfeest der Vissers (1988) staat in Joop Waasdorp. De Verhalen. 2013. Uitg. J.M.Meulenhoff. In dbnl staan twee lange, goedgeschreven besprekingen van het werk van Waasdorp, beide van Eddy Mielen: De kunst van Joop Waasdorp en Een verkenning van het werk van Joop Waasdorp. Zelf heb ik al twee keer over het werk van deze mens geschreven in Joop Waasdorp vertelt waarlijk àlles en in Ooit had ik een boot.

woensdag 24 december 2025

Een fait divers op kerstavond

Het verste dok, de verste kaai, de verste meerpaal. Wat zich daar al niet afspeelt, in een scheepsruim!


Kerstavond 
het mastlicht verdwijnt en toont zich weer
en weer
tot het blijft stille staan
zes sigaretten lang wacht ik op wat komen gaat
en wanneer het niet komt
stap ik aan boord
gewapend met mijn perskaart 
waag ik me op de loopbrug rond de motor 
de hitte van het motorruim slaat mij in 't gezicht
achter de werkbank in de verste hoek zie ik
een jong koppel
tussen olie en smeervet
brengt de vrouw het kind ter wereld
het mastlicht dat ik volgde
het paar
het kind
de warmte van de scheepsmotor
mensen zonder papieren
en kerst als fait divers

Kerstavond is proza in versvorm, afgekort provovers⇲ (mv. provoverzen, de beoefenaar ervan is een provoversaal.) Dit zijn de regels: (1) inhoudelijk is het een klassiek verhaal: protagonist, conflict, uitkomst; (2) dat verhaal telt exact honderd woorden, titel niet inbegrepen; (3) de titel van het provovers bestaat uit één woord, nooit een eigennaam; (4) leestekens ontbreken, alsook kapitalen (behalve als het een eigennaam betreft); (5) de lijnafbrekingen zijn dermate georganiseerd dat ze het lezen faciliteren. De Lachende Visch publiceerde een verzameling soortgelijke provoverzen in GESPREKKEN MET POLLEKE. Zoals alle e-boeken van De Lachende Visch is ook GESPREKKEN MET POLLEKE (129 bladzijden) gratis voor elkeen die erom vraagt. Schrijf naar liefkemores@telenet.be (vermeld de titel, zeg of je pdf verkiest of epub) en vind het boek meteen in uw mailbox.

dinsdag 23 december 2025

Blankenberge variant van een universeel verhaal



Blankenberge — TOEN IK JONG was en stijf stond van testosteron, trok ik naar de dijk, om daar een vrouw te zien die me al in vervoering brengen kon door alleen maar met d’r haar te schudden. In gedachten zat ze achter me op de chopper en gaven we de wind vrij spel, een spoor van feromonen achterlatend. Obers staakten ’t werk, verkopers de verkoop, drinkers ’t drinken… Iedereen keek ons in ’t passeren na. De wind schroeide mijn okselharen, terwijl ik met vaste hand de stang omklemde. En zij mijn bast. Nooit eerder waren we zo geil geweest. Tot zover mijn gedachten. Ik stapte heel de dijk af en zag haar nergens. Onverrichter zake keerde ik terug naar huis. En bij ’t verlaten van de dijk hoorde ik achter me de spot van de Roeschaard — roes, roes, roes. (Flor Vandekerckhove)

In Langs Vlaamse wegen breng ik verslag uit van een reis langs de grenzen van het graafschap Vlaanderen. Daar ga ik telkens op zoek naar de Vlaamse identiteit. Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Langs Vlaamse wegen gratis voor elkeen die erom vraagt, ’t is een gift van de schrijver aan zijn lezers. Het boekje (2021, e-boek, pdf, 70 bladzijden, met een voorwoord van Jan Loones) ligt klaar in De Weggeefwinkel. Doe het meteen via liefkemores@telenet.be (vermeld de titel) en het boek ligt meteen in uw mailbox.

maandag 22 december 2025

Inspirerende biografieën

Links: Een illustratie van Koenraad Tinel bij Babels verhaal De zonde van Jezus. Rechts: de foto van Diane Arbus waarover Jerome Charyn het heeft.


‘Het gesprek met Mark Schaevers (…) was wel het meest bijzondere dat ik al mocht voeren. We spraken over de uitdagingen waar je als biograaf voor staat, de keuzes die je maakt, de verrassingen op je pad, de pen die nu en dan discreter wordt terwijl waarheid de leidraad blijft. Zo kwam Mark met een citaat, van weer een andere biograaf, dat je over de levende verwanten moet schrijven alsof ze dood zijn. Had hij dat gedaan, omtrent Claus? En ik, omtrent Michiels? (…) op de eerste rij zat Rik Van Gorp, jonge negentiger, lang geleden ons beider professor Europese Letterkunde. Hij had onze boeken gelezen en sprak ons toe over de biografie als open genre, en dat we het elk op onze manier hadden gedaan. (…)’ (°)
Sigrid Boussets boek over Ivo Michiels (°°) maakt duidelijk dat er meer dan één manier is om een biografie te schrijven. Het is een ‘open genre.’ Je kunt zo’n boek met grote afstandelijkheid schrijven, zoals Matthijs de Ridder dat doet in zijn De dichter die de wereld wilde veranderen. (°°°) Daar tegenover staat de biograaf die grote betrokkenheid demonstreert zoals Nick Tosches in zijn Hellfire. (°°°°)
Over Isaak Babel heb ik twee biografieën in huis. De eerste is afstandelijk (°°°°°), de tweede betrokken. (°°°°°°) Over dat eerste boek schreef ik eerder Kan je verhalen wissen met een nekschot. Nu iets over 't tweede.
Wanneer biograaf Jerome Charyn op A Jewish Giant at Home with His Parents in the Bronx, N.Y
stoot, foto van Diane Arbus, denkt hij meteen: ‘Babel had de nieuwsgierigheid van Diane Arbus, dat gevoel van vertrouwdheid met het onbekende, een verlangen om te zoeken naar wat vreemd of nieuw was … en dat te vertalen in een reeks beelden die als momentopnamen in voortdurende beweging waren. Hij had de reus geweldig gevonden, zich helemaal thuis hebben gevoeld in het appartement van zijn ouders in de Bronx, hij die de hele planeet in een sprookje vol waterspuwers had kunnen veranderen – zo “zat” zijn blik op de dingen. (…)’ 
Dat is een hoogst subjectieve vergelijking en ik kan me voorstellen dat velen daar anders over denken. Maar wat hij zegt is wel inspirerend. Hij laat me teruggrijpen naar de Babeltekeningen van Koenraad Tinel die Babels personages op zijn eigen manier uitvergroot. (°°°°°°°) Naast Babels woorden — ‘Als kamermeisje in een hotel loop je met je rokken omhoog. Wie hier ook zijn tenten opslaat, hij is je heer en meester, om het even of het een jood is of wie ook.’ — plaatst Tinel een extreem spetterend meisje, een reus op haar eigen manier.
Flor Vandekerckhove

(°) Uit een FB-bericht van Sigrid Bousset.
(°°) Sigrid Bousset. Wat ik haar niet vertelde. 2025. Uitg. De Bezige Bij. 480 p. 
(°°°) Matthijs de Ridder. Paul van Ostaijen. De dichter die de wereld wilde veranderen. 2023. Querido. 704 p.
(°°°°) Nick Tosches. Hellfire. Het levensverhaal van Jerry Lee Lewis. Vertaling Gideon den Tx. Uitgeverij Ben Bakker. 1990. 258 p. 
(°°°°°) Adrien Le Bihan. Isaac Babel, L’écrivain condamné par Staline. 2015. Paris, ed. Perrin. 343 p. 
(°°°°°°) Jerome Charyn. Savage Shorthand. The Life and Death of Isaac Babel. 2007. Random House. 
(°°°°°°°) Koenraad Tinel. Tinel tekent Babel en Singer. 2022. Uitg Oogachtend. 182 p.

Uitgeverij De Lachende Visch presenteert Vanaf de vuurtoren, bundel met vijftig korte essays van Flor Vandekerckhove: ‘Kort zijn ze zeker, maar zijn het ook essays?’ Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Vanaf de vuurtoren gratis voor elkeen die erom vraagt, ’t is een gift van de schrijver aan zijn lezers. De bundel (e-boek, pdf of epub naar keuze) ligt klaar in De Weggeefwinkel. Doe het meteen via liefkemores@telenet.be (vermeld de titel en zeg pdf of epub) en het boek ligt meteen in uw mailbox.

zondag 21 december 2025

Leonard Bernstein: ’Als ik het met hem oneens ben, waarom doe ik het dan?’

Links: dirigent Leonard Bernstein, rechts pianist Glenn Gould.


IN Absolutely on music (°) hebben Haruki Murakami en Seiji Ozawa het ook over Brahms’ Piano Concerto no. 1, opvoering uit 1962. Leonard Bernstein was toen dirigent, Glenn Gould was de solopianist. Ozawa weet er alles van, hij was erbij betrokken als reservedirigent.
Omdat vernuftige computertechnieken me toelaten verder in dit e-boekje te lezen en tegelijk op de Mac naar het concerto te luisteren, beleef ik een totaalervaring. Misschien doe jij dat ook als je klikt op Hear the Famously Controversial Concert Where Leonard Bernstein Introduces Glenn Gould & His Idiosyncratic Performance of Brahms’ First Piano Concerto (1962). Daarop staat ook de erg geestige, voorafgaande speech van Bernstein, waaruit ik met de hulp van Google een stukje vertaal: 
‘U staat op het punt een nogal, laten we zeggen, onorthodoxe uitvoering van het Brahms-concert in d-klein te horen, een uitvoering die duidelijk verschilt van alles wat ik ooit heb gehoord (), met zijn opmerkelijk brede tempi en de frequente afwijkingen van Brahms' dynamische aanwijzingen. Ik kan niet zeggen dat ik het helemaal eens ben met de opvatting van Gould, en dit roept de interessante vraag op: “Waarom dirigeer ik het dan?" Ik dirigeer het omdat Gould zo'n waardevolle en serieuze kunstenaar is dat ik alles wat hij te goeder trouw bedenkt serieus moet nemen, en zijn opvatting is interessant genoeg opdat 'k zou vinden dat u die ook moet horen. ()’
(°) Haruki Murakami. Absolutely on Music. 2017. Gesprekken met dirigent Seiji Ozawa (†). Uitg. Knopf Doubleday Publishing Group. 320 p. Ook dit citaat van Murakami komt uit dat boek: ‘() je kunt niet goed schrijven als je geen oor voor muziek hebt. () het belangrijkste bij schrijven? Het is ritme. Niemand gaat lezen wat je schrijft als er geen ritme in zit. Het moet een innerlijk ritmisch gevoel hebben dat de lezer voortstuwt. ()’  
In 2023 schreef ik Over schrijverschap, een vergelijking tussen de schrijfpraktijk van Haruki Murakami en die van mij. 23 p. Net als alle e-boeken van De Lachende Visch is ook dit essay gratis (beschikbaar in pdf en EPUB). Mail erom (zeg pdf of epub en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 20 december 2025

Nachtelijke geluiden, voorafgaand aan kerst

Mijn buurt in Bredene.

Geluiden — VROEGER, niet eens langgeleden, hoorde ik bij nachte, en dwars door de muren van mijn woonst, de koekoek van de buren en binnenshuis was er, in de stilte van de nacht, het vertrouwde tikken van de klok met wijzers die op half acht bleven staan, omdat ik er toch nooit naar keek. Nu hoor ik geen koekoek meer en evenmin het tikken van de klok. Wel is er een buurvrouw die droog hoestend voor haar open raam in weer en wind haar honderd sigaretten rookt en binnenshuis luister ik met gestaag toenemende vrees naar ‘t gerochel van mijn sputterende darmen. (Flor Vandekerckhove)

Geluiden is een drabble, Engels woord dat Google vertaalt als krabbel, maar dat als literaire term geen Nederlands equivalent heeft. Ook in Duitsland, Frankrijk en Spanje zegt men drabble. Het is de bende achter Monty Python die het woord voor ’t eerst in de literatuur brengt. Een drabble is altijd honderd woorden lang, niet 99, niet 101, exact honderd, titel niet inbegrepen. Een drabble is bijgevolg een extreem kort handpalmverhaal dat aan die strenge regel voldoet. In 2019 publiceerde ik een boekje met 99 dergelijke drabbles. Zoals alle e-boekjes van uitgeverij De Lachende Visch worden ook die ’99 extreem korte verhalen' buiten de markt verdeeld, gratis. Schrijf naar liefkemores@telenet.be, zeg ’99’ en de meiden van De Weggeefwinkel verpakken het meteen, zodat het als de weerlicht in uw inbox valt.

vrijdag 19 december 2025

Bij een luchtfoto


IN DE FB-groep Bredene Retro staat een interessante reeks luchtfoto’s, daar geplaatst door Didier Borny, waarop telkens Bredene-Duinen te zien is, 1945: de wijk zoals die is vlak voor de boomers ter wereld komen. 
Op een van die foto's plaats ik nummers en ik begin uiteraard bij 1. Het casino, voor ons ‘de’ casino, is een mooi staaltje van pakketbootstijl. Mijn vader heeft het prille begin ervan als jonge kerel beleefd, daar zijn foto's van. Weet iemand wie de allereerste uitbater was? Mag ik ervan uitgaan dat de zaak tijdens de oorlog gesloten werd? Werd het opvallende strooien dak tijdens die oorlog weggeschoten? Werd de zaak na de oorlog door dezelfde uitbater heropend? In mijn kindertijd was charmezanger Henk de Bruin (°1918-†1996) de uitbater, ik denk vanaf 1958, daar vertel ik over in De tijd van toen. Was De Bruin de eerste na-oorlogse uitbater of ging iemand anders hem vooraf? Oei, ik zie dat ik meer vragen stel dan in mijn bedoeling lag. Ik probeer mijn ijver te temperen bij 2. Daar zie ik dat het sanatorium Marin tijdens de oorlog overeind is blijven staan. Ook het aanpalende, door die kliniek ingepalmde hotel Glibert staat nog recht. Weet iemand wanneer die gebouwen afgebroken werden? Feit is: in mijn kindertijd trok Bobbejaan Schoepen op de braakliggende grond zijn tent op. Over de bouw van de kerk, onder nummer 3, staat hier: ‘De bouw wordt in 1939 aangevat en op 10 mei 1940 alweer onderbroken. In september 1945 wordt het werk weer op gang getrokken. De kerk gaat op 14 april 1946 open.’ Op de luchtfoto, die dus van 1945 dateert, zie ik een afgewerkte ruwbouw. De bouw is blijkbaar goed vooruitgegaan. Of was die vóór de oorlog ook zover gevorderd en zijn daar foto's van? De opvallendste plek op die foto, vind ik, is 4, de rechterhoek van de Duinenstraat. Daar stond vóór de oorlog Grand Hotel de l’Espérance. Boven op het hotel had het Duitse leger tijdens de bezetting een platvorm gegoten, waarop een kanon werd geplaatst. Het terugtrekkende leger liet dat platform ontploffen, waardoor het gebouw volledig vernield werd. Robert Leon Pyck vertelt erover in kind in oorlogstijd. Hij herinnert zich ‘dat het terugtrekkende Duitse leger veel schade aan de huizen in de villawijk aanbracht, doordat de soldaten hun schuilplaatsen en bunkers lieten ontploffen. Met mijn ouders en mijn zuster zijn we toen in de Duinenstraat gaan kijken naar de Duitsers die Bredene verlieten. Ze maakten daarbij gebruik van alles wat wielen had.’ Soortement eind goed al goed.

PS: Er is een interessante opmerking van Jacques Deroo. Klik hieronder op '1opmerking'.

donderdag 18 december 2025

In dialoog met Zadie Smith, ‘hoe het voelt, het verstrijken van de tijd’

Zadie Smith


IN HAAR ESSAY over de film Tár focust Zadie Smith op de generatiekloof tussen dirigente Tár en haar studenten. Zegt Smith: ‘De jongeren hebben altijd gelijk met hun verwijten aan ouderen. De boomers hadden gelijk over de vooroorlogse generatie (getraumatiseerd, emotioneel blijven steken); wij hadden gelijk over de boomers (hypocriete ijdeltuiten); de millennials hebben gelijk over ons (onbeduidend, politieke onbenullen). (…) In die strijd tussen de generaties hebben ze tot nu toe steeds gelijk gehad, zoals dat voor elke generatie op haar eigen manier geldt. Het enige wat ze missen is dat ene essentiële brokje informatie over de tijd en het verstrijken ervan: hoe het voelt.’
Met die slotzin treft Zadie Smith De Laatste Vuurtorenwachter recht in de smoel, want dat is de bestaansreden van deze blog: hoe voelen boomers dat aan, het verstrijken van hun tijd. De ondertitel van de blog zegt het letterlijk: ‘Deze vuurtoren belicht de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard.’ Ik doe het niet zoals een wetenschapper ’t doet — ik zou dat ook niet kunnen — ik doe het door verhalen te vertellen, eigen verhalen en die van anderen. De blog fungeert hierbij als kroes, vergelijkbaar met de smeltkroes van de alchemist, maar nu een kroes gevuld met teksten, een tekstkroes. Ik gooi er al mijn creativiteit in en mijn imaginatie vermengt zich in de kroes met de uwe, lezer, hopend dat er goud van komt. En voilà, ’t is in dat samenspel van schrijver en lezer dat het tekort wordt aangevuld, het tekort dat Zadie Smith zo vernuftig in haar essay weet op te merken. En u die dacht dat ik zomaar iets aan ’t doen was. 
Flor Vandekerckhove

Zadie Smith. Dood en levend. Vertaald door Gerda Baardman, Nicolette Hoekmeyer e.a. 2025. Uitg. Prometheus. 320 p.