zaterdag 20 december 2025

Nachtelijke geluiden, voorafgaand aan kerst

Mijn buurt in Bredene.

Geluiden — VROEGER, niet eens langgeleden, hoorde ik bij nachte, en dwars door de muren van mijn woonst, de koekoek van de buren en binnenshuis was er, in de stilte van de nacht, het vertrouwde tikken van de klok met wijzers die op half acht bleven staan, omdat ik er toch nooit naar keek. Nu hoor ik geen koekoek meer en evenmin het tikken van de klok. Wel is er een buurvrouw die droog hoestend voor haar open raam in weer en wind haar honderd sigaretten rookt en binnenshuis luister ik met gestaag toenemende vrees naar ‘t gerochel van mijn sputterende darmen. (Flor Vandekerckhove)

Geluiden is een drabble, Engels woord dat Google vertaalt als krabbel, maar dat als literaire term geen Nederlands equivalent heeft. Ook in Duitsland, Frankrijk en Spanje zegt men drabble. Het is de bende achter Monty Python die het woord voor ’t eerst in de literatuur brengt. Een drabble is altijd honderd woorden lang, niet 99, niet 101, exact honderd, titel niet inbegrepen. Een drabble is bijgevolg een extreem kort handpalmverhaal dat aan die strenge regel voldoet. In 2019 publiceerde ik een boekje met 99 dergelijke drabbles. Zoals alle e-boekjes van uitgeverij De Lachende Visch worden ook die ’99 extreem korte verhalen' buiten de markt verdeeld, gratis. Schrijf naar liefkemores@telenet.be, zeg ’99’ en de meiden van De Weggeefwinkel verpakken het meteen, zodat het als de weerlicht in uw inbox valt.

vrijdag 19 december 2025

Bij een luchtfoto


IN DE FB-groep Bredene Retro staat een interessante reeks luchtfoto’s, daar geplaatst door Didier Borny, waarop telkens Bredene-Duinen te zien is, 1945: de wijk zoals die is vlak voor de boomers ter wereld komen. 
Op een van die foto's plaats ik nummers en ik begin uiteraard bij 1. Het casino, voor ons ‘de’ casino, is een mooi staaltje van pakketbootstijl. Mijn vader heeft het prille begin ervan als jonge kerel beleefd, daar zijn foto's van. Weet iemand wie de allereerste uitbater was? Mag ik ervan uitgaan dat de zaak tijdens de oorlog gesloten werd? Werd het opvallende strooien dak tijdens die oorlog weggeschoten? Werd de zaak na de oorlog door dezelfde uitbater heropend? In mijn kindertijd was charmezanger Henk de Bruin (°1918-†1996) de uitbater, ik denk vanaf 1958, daar vertel ik over in De tijd van toen. Was De Bruin de eerste na-oorlogse uitbater of ging iemand anders hem vooraf? Oei, ik zie dat ik meer vragen stel dan in mijn bedoeling lag. Ik probeer mijn ijver te temperen bij 2. Daar zie ik dat het sanatorium Marin tijdens de oorlog overeind is blijven staan. Ook het aanpalende, door die kliniek ingepalmde hotel Glibert staat nog recht. Weet iemand wanneer die gebouwen afgebroken werden? Feit is: in mijn kindertijd trok Bobbejaan Schoepen op de braakliggende grond zijn tent op. Over de bouw van de kerk, onder nummer 3, staat hier: ‘De bouw wordt in 1939 aangevat en op 10 mei 1940 alweer onderbroken. In september 1945 wordt het werk weer op gang getrokken. De kerk gaat op 14 april 1946 open.’ Op de luchtfoto, die dus van 1945 dateert, zie ik een afgewerkte ruwbouw. De bouw is blijkbaar goed vooruitgegaan. Of was die vóór de oorlog ook zover gevorderd en zijn daar foto's van? De opvallendste plek op die foto, vind ik, is 4, de rechterhoek van de Duinenstraat. Daar stond vóór de oorlog Grand Hotel de l’Espérance. Boven op het hotel had het Duitse leger tijdens de bezetting een platvorm gegoten, waarop een kanon werd geplaatst. Het terugtrekkende leger liet dat platform ontploffen, waardoor het gebouw volledig vernield werd. Robert Leon Pyck vertelt erover in kind in oorlogstijd. Hij herinnert zich ‘dat het terugtrekkende Duitse leger veel schade aan de huizen in de villawijk aanbracht, doordat de soldaten hun schuilplaatsen en bunkers lieten ontploffen. Met mijn ouders en mijn zuster zijn we toen in de Duinenstraat gaan kijken naar de Duitsers die Bredene verlieten. Ze maakten daarbij gebruik van alles wat wielen had.’ Soortement eind goed al goed.

PS: Er is een interessante opmerking van Jacques Deroo. Klik hieronder op '1opmerking'.

donderdag 18 december 2025

In dialoog met Zadie Smith, ‘hoe het voelt, het verstrijken van de tijd’

Zadie Smith


IN HAAR ESSAY over de film Tár focust Zadie Smith op de generatiekloof tussen dirigente Tár en haar studenten. Zegt Smith: ‘De jongeren hebben altijd gelijk met hun verwijten aan ouderen. De boomers hadden gelijk over de vooroorlogse generatie (getraumatiseerd, emotioneel blijven steken); wij hadden gelijk over de boomers (hypocriete ijdeltuiten); de millennials hebben gelijk over ons (onbeduidend, politieke onbenullen). (…) In die strijd tussen de generaties hebben ze tot nu toe steeds gelijk gehad, zoals dat voor elke generatie op haar eigen manier geldt. Het enige wat ze missen is dat ene essentiële brokje informatie over de tijd en het verstrijken ervan: hoe het voelt.’
Met die slotzin treft Zadie Smith De Laatste Vuurtorenwachter recht in de smoel, want dat is de bestaansreden van deze blog: hoe voelen boomers dat aan, het verstrijken van hun tijd. De ondertitel van de blog zegt het letterlijk: ‘Deze vuurtoren belicht de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard.’ Ik doe het niet zoals een wetenschapper ’t doet — ik zou dat ook niet kunnen — ik doe het door verhalen te vertellen, eigen verhalen en die van anderen. De blog fungeert hierbij als kroes, vergelijkbaar met de smeltkroes van de alchemist, maar nu een kroes gevuld met teksten, een tekstkroes. Ik gooi er al mijn creativiteit in en mijn imaginatie vermengt zich in de kroes met de uwe, lezer, hopend dat er goud van komt. En voilà, ’t is in dat samenspel van schrijver en lezer dat het tekort wordt aangevuld, het tekort dat Zadie Smith zo vernuftig in haar essay weet op te merken. En u die dacht dat ik zomaar iets aan ’t doen was. 
Flor Vandekerckhove

Zadie Smith. Dood en levend. Vertaald door Gerda Baardman, Nicolette Hoekmeyer e.a. 2025. Uitg. Prometheus. 320 p.

dinsdag 16 december 2025

Paul Joye is zijn eigen weg gegaan

Toen ik de blog opstartte, was dat, zoals de ondertitel luidt, om de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard te belichten. Dat zou onvolledig zijn als oud-klasmakker Paul Joye (°1950) had ontbroken. [Andere leerlingen uit die afstudeerklas die hier gepasseerd zijn: Wilfried LaforceJean-Pierre CasierFreddy BuffelDaniël GunstRoger Passchyn en Jozef Passchyn.]

TOT DAN TOE volgden we een weg die anderen ons hadden opgelegd. In 1968 bracht die weg vijfentwintig jongens samen, een afstudeerklas van ’t college in Oostende. Een homogene groep was dat niet, de afbakening verliep per studiezaal: stedelingen, 'boertjes', internen. Paul Joye was van 't internaat: ‘Bij ’t einde van zomervakanties heb ik wel eens een traantje gelaten. Van de vrijheid van het zomerse jongensleven in Zeebrugge naar het bedompte internaat… Mijn ervaring heeft er trouwens voor gezorgd dat mijn zoon nooit ofte nimmer in een internaat terecht zou komen.’ Daarna zijn die vijfentwintig jongens in almaar toenemende mate hun eigen weg gegaan. Bij sommigen was die weg voorspelbaar, bij anderen verrassend. Dat laatste geldt heel zeker voor Paul Joye. 
Het incident herinnert hij zich niet, maar ik wel. Hij werd door klastitularis Roger Ramon, a.k.a. Plong, betrapt, terwijl hij het logo van ban-de-bom in zijn bank aan ’t kerven was. Teken aan de wand? Dat denk ik wel.
Eerst was Paul Joye van plan om technisch ingenieur bouwkunde te worden: ‘Al gauw bleken die studies niets voor mij. Ik schreef me in aan de universiteit in Leuven, richting politieke en sociale wetenschappen.’ 
Ik herinner me die jaren van oproer waarvoor de jonge Joye niet ongevoelig was. In die mate zelfs dat hij tijdens zijn universitaire studies gevolg gaf aan de oproep van het Maoïstische AMADA om de universiteit links — of rechts — te laten liggen en arbeider tussen de arbeiders te worden. Paul volgde een in die middens bekend parcours: Ford, dokstaking, herscholing als bankwerker. Het waren de pioniersdagen van een partij waarvan bekend was dat de activisten geen rust kenden. Paul: ‘Tijdens de week-ends werkte ik ook mee aan het weekblad, krantenopmaak die ik op maandagmorgen in alle vroegte aan de drukkerij in Zele bezorgde. Ja, ’t was een hels leven. Mijn lichaam protesteerde ertegen, ik werd ziek.’ 
Het heeft van hem geen afvallige gemaakt. Nog steeds is hij militant lid van wat nu Partij Van De Arbeid van België (PVDA) heet: ‘Ik doe mijn deel: posten van pamfletten, verspreiden van affiches, organisatie van enquêtes…’ Zelfs zijn lectuur verraadt zijn politieke gezindte, momenteel leest hij ‘Kunnen we China vertrouwen’ (2022) van Pascal Coppens.
Nog iets. Pauls vader verdiende in Zeebrugge de kost als atelierchef bij baggerbedrijf Decloedt, thans DEME. In zijn mars doorheen de arbeidersklasse kwam ook Paul daar terecht. Hij werd matroos op een baggerschip, kreeg de smaak te pakken en begon aan een zeemanscarrière die van hem uiteindelijk kapitein (!) Paul Joye maakte. De job leidde hem de wereld rond: Duitsland, UK, Malta, Nigeria, Suezkanaal, Irak, Venezuela, Polen, Singapore en… Hong Kong, waar hij in 1994 zijn echtgenote leerde kennen. In 1996 kregen ze samen een zoon die ook Paul heet.
Flor Vandekerckhove

Inzet: Paul Joye in 1968. Het detail komt van klasfoto’s waarop Paul het nummer 28 draagt. Die klasfoto’s staan hier (hoger middelbaar) en daar (lager middelbaar).

maandag 15 december 2025

In 't nachtelijke duister mijmerde ik een wijl over taille directe en indirecte

Heden doe ik iets wat ik anders nooit zou doen, ik breng een stem uit op ‘De krak van Gistel’.


BEELDHOUWER Lieven Debrabandere (80) woont met Nadine Vansieleghem in Moere, deelgemeente van Gistel. Daar is ook zijn atelier. Ik ben er twee keer geweest. De eerste keer kreeg ik eieren mee naar huis, de tweede keer dacht ik: ooit moet ik over die mens iets schrijven.
Debrabandere werkt op een manier die taille directe heet, term die hij me leert kennen. Hij houwt, boort, zaagt en denkt zich een weg doorheen de materie, waarbij het resultaat zich geleidelijk prijsgeeft. Neen, zegt hij, hij maakt voorafgaandelijk geen kleiontwerp, geen schets, geen schaalmodel, geen tekening, zelfs niet in zijn hoofd. ’t Is de praktijk die te kennen geeft wat de sculptuur wordt. Het tegendeel van die techniek is ‘taille indirecte’, waarbij een vooraf geboetseerd model gekopiëerd wordt. 
het resultaat heet dan niet sculptuur, maar ’plastiek’.
Terwijl ik op de ochtend wacht, denk ik daar een wijl over na, iets wat ik bij klaarlichte dag nooit zou doen. Ik probeer de termen, taille directe / taille indirecte, naar de literatuur over te brengen. Is de roman resultaat van soortement taille indirecte? De romancier gaat veelal met een vooraf opgesteld plan aan de slag. Alleen is het zo dat het werk al schrijvend een eigen leven gaat leiden. ’t Is in dat eigen leven dat de literatuur zich openbaart. (Het strafste wat ik ik ter zake meemaak: een vooropgesteld plan (1998) voor een roman, vierentwintig hoofdstukken, resulteert, middels tal van mislukkingen, zesentwintig jaar later eindelijk in een… bevredigend verhaal van drie zinnen.) Taille directe in de literatuur? Russell Edson is daarin een krak — maar niet van Gistel: ’Ik ga zitten om te schrijven met een lege pagina en een lege geest. Ik volg met het blauwe potlood (…) waar het orgaan van de werkelijkheid [de hersenen] met het aangeleverde naartoe wil. En de poëzie opent zich plots in taal. Het is altijd een ontdekking van iets wat onbekend is en ongepland.’  
Inmiddels daghet het in den oosten. Ik staak het nachtelijke mijmeren en keer terug naar Lieven Debrabandere. Ik bewonder ’s mans vermogen om zijn werk met andere disciplines te verweven, iets wat het een overtreffende trap bezorgt. Beelden Kleuren Klanken, met filmwerk (Paul Heylen), fotografische impressies (Paul De Cloedt,), muziek (Piet Swerts) en cellospel van Liesemarie Beelaerts. Of Beelden Sonetten met Hedwig Speliers. (°) Wie het liever in real life heeft, wendt de steven naar Gistel waar de kunstenaar een beeldenroute heeft.
Flor Vandekerckhove

(°) Zelf heb ik in 2023 een poging ondernomen om met Lieven Debrabandere en Rik Allewaert een gezamenlijk project uit te werken, Uit de bol. Dat viel me alweer tegen, nog voor het kon beginnen.

zaterdag 13 december 2025

Herinneringen aan ’t Voske

 Links: ’t Voske. Rechts: 'de kiekenwinkel’ van mijn ouders. Nu staat daar een flatgebouwtje.


MIJN OUDERS baatten in Bredene ‘de kiekenwinkel’ uit en van kleins af werd ik bij de werkzaamheden betrokken. Veel vakantie was er voor mij nooit bij, er moest vooral gewerkt worden. Tijdens de week pluimden we kiekens en op zondagmorgen — kip was in die tijd zondagskost — had ik een ronde, waarbij ik in alle vroegte hotels, pensions en restaurants bevoorraadde. Die ronde concentreerde zich vooral in Bredene-Duinen, maar er waren uitschieters: een restaurant op de Oostendse Visserskaai en ten oosten was er ’t Vosken, aan de Vosseslag, De Haan. Die uitschieters deed ik graag, de afstand hield me weg van ’t thuiswerk.
Ik herinner me de patron van ’t Vosken, wiens accent binnenlandse afkomst verraadde, iets wat door een fijn snorretje en een smetteloos wit hemd beklemtoond werd. Kanjers van manchetknopen. Neen hij stamde niet af van Mong De Vos. Ook herinner ik me een slonzig wijf dat als kokkin bazig over de keuken heerste. Ze had altijd wel iets aan te merken: de waar was te groot of te klein en ik was te laat of te vroeg. Mening die ze luid over de keuken verkondigde. Alsof ik er iets aan kon doen, ik was pakweg twaalf. Het daaropvolgende jaar was er een andere kok, ik was blij dat ze weg was.
Later, veel later, passeerde ik regelmatig met de auto aan ’t Voske en telkens dacht ik: binnenwippen, koffie nippen. Uiteindelijk heb ik dat eens gedaan en ja, ik herkende de patron meteen. Ik vroeg hem of hij zich mij herinnerde. Dat deed hij niet. Mijn vader daarentegen herinnerde hij zich goed als iemand die zich graag aan drank te buiten ging. Dat was wel waar, maar dat hij dat zo vrijmoedig zei, daar was ik toch niet van gediend.


GAUW! is het eerste boekje dat ik schreef nadat ik eind 2013 besloot alleen nog digitaal te publiceren. Het verhaal, waarin ik over mijn kindertijd vertel, verscheen als e-boekje in 2014. Gaandeweg leerde ik meer over elektronisch schrijven. Het verhaal werd daardoor in opeenvolgende edities korter, ik voegde links toe, waardoor lezers nu ook naar liedjes uit die tijd kunnen luisteren en herschreef het verhaal helemaal in een door mijzelf bepaalde vorm met strenge regels die ervoor zorgen dat het verhaal tegemoet komt aan de verwachtingen van internetlezers: kort, eenvoudig, erg geschikt voor wie, zoals ik, een korte spanningsboog heeft… Zoals alle e-boeken van Uitgeverij De Lachende Visch is ook deze vijfde editie van GAUW! gratis voor wie erom vraagt. Doe het via liefkemores@telenet.be en de meiden van De Weggeefwinkel zorgen ervoor dat het boekje meteen in je mailbox valt.

vrijdag 12 december 2025

Circuselegantie

Mr. Crockett, de leeuwentemmer, optredend met zijn leeuw in Astley's Theatre, Londen. English School. Privécollectie.

MIJN INTERVIEW met de circusdirecteur loopt uit, zijn drankgebruik eveneens — dat loopt zelfs uit de hand. ’s Mans dochter loopt met mijn gevoelens weg. Korter kan ik de situatie niet samenvatten. Dan draait de directeur van zijn sus, een drama, want ’t is zijn beurt
 om op te treden. De dochter bedenkt een oplossing die er als volgt uitziet: ik neem zijn plaats in. Doordat ze halfnaakt is, stem ik toe. In de piste leidt de dochter me met circuselegantie naar de leeuwenkooi. De leeuw wacht me brullend op, het volk moedigt me joelend aan, applaus neemt de bovenhand. Ik neem de zweep ter hand. Al wat ik moet doen is knallen. De leeuw weet wat hem te doen staat, voor hem is het routine. Het volk jubelt & juicht. Ik knal, knal, knal. De leeuw brult, brult, brult. Dan heeft hij er genoeg van en gaat zitten. Het volk uit luid zijn ongenoegen, het wil bloed. De dochter haalt me met circuselegantie uit de kooi weg. Een clown jaagt me met circusdrang uit het circus weg. Ik vervolg mijn weg. De dochter pinkt een circustraan weg en zweeft met circuselegantie van trapeze naar trapeze. Een regenzone trekt van west naar oost over het land. De fastchecker trekt strepen door de tekst, de hoofdredacteur trekt zijn neus op, hij ruikt leeuwenmest. De eindredacteur heeft problemen met de lengte van mijn tekst, de werkster heeft problemen met haar jongste.

Circuselegantie is een prozagedicht. Zo’n prozagedicht ziet eruit als proza, maar er is plaats voor ongeloofwaardigheid en ontregeling, prozagedichten mogen inconsequent en onbegrijpelijk zijn. Bij uitgeverij De Lachende Visch verscheen in 2023  Gesprekken met Polleke, verzameling soortgelijke prozagedichten. Zoals alle e-boeken van De Lachende Visch is ook Gesprekken met Polleke gratis. Mail erom (vermeld de titel en zeg of je ’t in pdf of epub wilt hebben): liefkemores@telenet.be.

donderdag 11 december 2025

Wie herinnert zich Het stenen bruidsbed?

Harry Mulisch en schaakkampioen Jan Hein Donner protesterend tegen de oorlog in Vietnam. Rechts: de schrijver als pijproker.


IN DIE TIJD waren schrijvers pijprokers: George Simenon, Godfried Bomans, Ernest Hemingway, Stijn Streuvels, Felix Timmermans, Gerard Walschap… Zelfs als die schrijver een vrouw was, George Sand, lag de pijp binnen handbereik. Er waren ook schrijvers die geen pijproker waren, maar die tellen nu even niet mee. Pijproker was ook Harry Mulisch (°1927 - 2010†).
Het stenen bruidsbed is een roman uit 1959 van Mulisch. In 1968 was dat boek voor ons verplicht leesvoer. Ons, dat zijn de leerlingen die in Oostende met mij een wiskundeklas in het college deelden. Ik doe een poging om het momentum weer op te halen.
Het internet leert me dat Mulisch de roman in opdracht van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs schreef. Bepaalde dat mee de keuze van Noël Berquin, toen onze leraar Nederlands? Bespraken wij het boek in de klas? Moesten wij er elk een stuk uit voorlezen? Schreven we er een essay over? Ik herinner het me niet. 
Wikipedia vertelt hier veel over het boek en dit lange stuk doet het nog meer. Terwijl ik dat overloop, vermoed ik dat veel ervan mij destijds ontgaan is. Wat ik me wel goed herinner is dat ik er met mijn vader over sprak; ‘stenen bruidsbed’ slaat immers op het platgebombardeerde Dresden, waarvan vader op afstand getuige was. Daar schreef ik eerder al over in 'De reuzen bleven maar lopen en lopen.' Ook herinner ik me dat we met dat boek als lezer ernstig genomen werden. Eindelijk weg van pijproker Ernest Claes en consorten. 
 Ik zoek nog een en ander op over Harry Mulisch, schrijver die blijkbaar scherp in ’t oog gehouden werd door de Nederlandse Staatsveiligheid. Een bloemlezing uit de intussen publiek gemaakte dossiers. In 1954: ‘(…) Persoon moet worden gezien als een sterk links geëngageerd schrijver. Hij zou een hekel hebben aan werken. Is een bekwaam schrijver. Intelligent.’ In 1966: ‘Harry Mulisch heeft uitgelaten van mening te zijn dat provo op zijn eind loopt, o.a. omdat prominente provo’s zich in grote, kwalijke dampen uitstotende auto’s laten vervoeren. (…)’. (Zijn echtgenote zat voor Provo in de gemeenteraad van Amsterdam.) November 1968: ‘Volgens mededeling (…) is hij een echte levensgenieter. Hij maakt graag reisjes op kosten van anderen. Vrouwenliefhebber. IJdel (de bestgepakte schrijver van Nederland). Staat bij demonstraties op grote afstand toe te kijken, zodat hij, als er gevaar dreigt, snel weg kan komen.’ ‘Hij is belust op eigen pleziertjes, zoals het “versieren” van een mooie Cubaanse.’  Was Noël Berquin op de hoogte van de strapatsen van deze schrijver? Betekende de keuze voor Mulisch dat de geest van Mei ’68 ook door ’t college waaide?
Flor Vandekerckhove

Harry Mulisch. Het stenen bruidsbed. Verschillende uitgaven, ook nog een in 2005. De Bezige Bij, A’dam. 173 p. 

woensdag 10 december 2025

Drie dingen in drie zinnen, maar niet in Tucson, Arizona

Links: platenhoes van Get Back (rooftopversie). Midden: Linda Lee Beighle, weduwe van Charles Bukowski (de foto komt van een interview in Humo). Rechts: hoes van Paperback Writer.


JOJO trok niet naar Tucson, Arizona waarvan The Beatles ten onrechte dachten dat hij er thuishoorde. De loner, die hij wel degelijk was, verdroeg geen Tucsonans aan zijn zij, geen Beatles, geen Loretta, geen Rosetta, alleen Linda Lee Beighle, vrouw van onbekende leeftijd. ’t Was niet in Tucson, maar in San Pedro (Los Angeles) dat deze paperback writer op hoog niveau — Frère Jacques op de achtergrond — zijn indrukwekkend oeuvre voltooide. (Flor Vandekerckhove)

DRIEZINNENVERHALEN ZIJN experimenten in het maken van extreem korte verhalen, uitgaand van 't vermoeden dat internetlezers scrollen, surfen & swipen en dat ik bijgevolg maar korte tijd heb om hen mijn literair werk te tonen. In plaats van daar meewarig over te doen, neem ik die realiteit ter harte. 
In het e-boekje 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er 200. Het boekje heeft als bijkomende plus dat je elke titel kunt aanklikken, de hyperlink leidt je dan naar een video waarin het verhaal geïllustreerd wordt en te horen/zien valt, 200 YouTube-producties in totaal. EN DAT ALLES IN 1 BOEKJE ! Zoals alle digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch is ook 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS gratis. Mail erom en je bestelling wordt meteen ingepakt door de juffrouwen van De Weggeefwinkel. (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

maandag 8 december 2025

Roksemberg, geboorteplaats van mijn vader

Links. Historische foto van Roksemberg, met links estaminet Den Ouden Gaffel. Rechts. Augustus 1950. Brugsesteenweg in Roksem, op de plaats waar de voormalige herberg Den Ouden Gaffel stond, gefotografeerd richting Westkerke. ‘De lichte helling op de foto is de Roksemberg.' De foto werd gemaakt door het Nationaal Geografisch Instituut (NGI). (Bron: FB-pagina van Erfgoedkring Oudenburg.) Inzet: Marcel Vandekerckhove, geboren op Roksemberg.


GERMAIN TRATSAERT traceert mijn genealogie tot diep in de middeleeuwen. Ik schrijf erover in Eigenlijk ben ik meer van Aartrijke. (°) Mijn voorouders, de Inghelbrechts, blijven daarna nog 474 jaar in Aartrijke wonen. De eerste die het dorp verlaat is Anna Maria (°1762) die met een boer uit Zerkegem huwt. Een van haar kleinkinderen, roepnaam Maranne (°1820), trouwt er op 23 oktober 1844 met Joannes (Vande)kerckhove (°1798), werkman uit Roksem. Voor ’t eerst lees ik in die genealogie mijn eigen naam. Daar, in Roksem, zet het geslacht zich voort.
’t Is ook in Roksem dat mijn vader op 22 juni 1922 geboren wordt. Ik schreef daar in 2013 al over: ‘Vader zei gekscherend dat hij op Roksemberg geboren was. Roksemberg! Dat was, zo herinner ik me, altijd een voltreffer op familiefeesten.’ Dat was geestig, dacht ik, doordat Roksem echt wel het platteland is: ‘Ik kan me voorstellen dat je daar in 1922 tot aan de einder kon kijken, niets dan beemden en akkers, een eindeloos uitzicht dat niet echt belemmerd werd door een veldkapel. Roksemberg? Over zo’n berg vind ik niets op het internet (…)’
Als er iets is wat niet stilstaat dan is ’t wel ‘t internet. Roksemberg, lees ik daar nu, bestaat wel degelijk. Op een FB-pagina van Erfgoedkring Oudenburg staat een foto met in het onderschrift ‘De lichte helling op de foto is de Roksemberg.’ Hier werd vader, Onze Marcel, geboren, misschien wel in estaminet Den Ouden Gaffel, een café, wat veel kan verklaren.
Flor Vandekerckhove

(°) Over de methode die stamboomonderzoeker Germain Tratsaert toepast om zover te geraken, plan ik een aparte post.