donderdag 4 december 2025

3 december 2008 - 3 december 2025



ER IS maar één feestdag waaraan ik volgaarne participeer en dat is het Feest van 3 december. Normaliter zijn alle dagen mij gelijk en prefereer ik een eenvoudig, rustig bestaan, maar op 3 december maak ik altijd zeer goede sier. De bezem steekt ten venster uit, ik dans er en speel er al op de fluit, op potten en pannen, op glazen en kannen, op allerhande geluid, op messen, op shup en op zoutvat, op hangel op tangel, op dit en op dat, op trommeltje rom, dom domme dom dom, op keteltje, lepeltje, tikke tik, tang, en dat gaat zo de hele dag lang. 
We vieren dat feest nu al voor de zeventiende keer, Tania en ik, en van mij mogen daar nog eens zeventien jaar bijkomen. Deze keer leverde een onbekende dichter uit de 17de eeuw de tekst. Wie er de oude muziek bij wil horen, klikt hier. (Flor Vandekerckhove)

woensdag 3 december 2025

Ik weet waarlijk niets meer

De Oostendse Sint-Petrus-en-Pauluskerk werd gebouwd in neogotische stijl, tussen 1899 en 1905, naar de plannen van de Brugse stadsarchitect Louis Delacenserie (1838-1909). (De foto heb ik lang geleden van 't internet gehaald, ik denk uit deze FB-groep. Ik weet niet meer wie hem daar geplaatst heeft, sorry.)


HEBT U dat ook? Hoe ouder ik word, hoe minder ik weet. Toen ik jong was, wist ik omzeggens alles - dat heeft naar verluidt met het dunning-krugereffect te maken - nu weet ik niets meer. Tot gisteren dacht ik: 'de grote kerk' in Oostende is een kopie van de Dom van Keulen. Vandaag zie ik in Wikipedia dat die Oostendse Sint-Petrus-en-Pauluskerk de vrucht is van plannen van architect Louis Delacenserie (1838-1909). De stijl is ‘gespiegeld’ aan de gotische stijl van de Dom van Keulen, maar ook aan die van de neogotische Votivkirche in Wenen. Het verschil tussen ‘gespiegeld’ en kopie? Geen idee. Terwijl ik nu toch op Wikipedia zit, kijk ik wat in/aan die kerk zoal te zien is: ondermeer een penant, een timpaan in de archivolt en er is maaswerk. Er is een pinakel, ge moogt ook fiaal zeggen. Geen van die namen ken ik, ik weet waarlijk niets. Ik zie ook dat het kerkorgel daar verschillende keren ‘de orgel’ genoemd wordt. Ook de mens die deze Wikipediabladzijde verzorgt, heeft nog wat te leren.
Flor Vandekerckhove

dinsdag 2 december 2025

Leven na de vis

Een oudere versie op www.youtube.com/watch?v=_WTNTgLC6Wo


IN DE TIJD dat ik een vis was en in ’t aquarium van mijn zoon Bert woonde, wilde ik alleen maar van dat viszijn af. Op een dag, terwijl hij het aquarium aan ’t kuisen was, zag ik mijn kans schoon en ontsnapte. Daarna moest ik alles leren: inhaleren in plaats van happen, stappen in plaats van zwemmen, spreken in plaats van zwijgen, rechtdoor trekken in plaats van rondjes draaien, slapen met mijn ogen dicht, met lawaai omgaan in plaats van met stilte, en ’t moeilijkste van al: schrijven in plaats van toekijken. (Flor Vandekerckhove)

DRIEZINNENVERHALEN ZIJN experimenten in het maken van extreem korte verhalen, uitgaand van 't vermoeden dat internetlezers scrollen, surfen & swipen en dat ik bijgevolg maar korte tijd heb om mijn werk te tonen. In plaats van daar meewarig over te doen, neem ik die realiteit ter harte. 
In het e-boekje 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er 200. Het boekje heeft als bijkomende plus dat je elke titel kunt aanklikken, de hyperlink leidt je dan naar een video waarin het verhaal geïllustreerd wordt en te horen/zien valt, 200 YouTube-producties in totaal. EN DAT ALLES IN 1 BOEKJE ! Zoals alle digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch is ook 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS gratis. Mail erom en je bestelling wordt meteen aangepakt door de juffrouwen van De Weggeefwinkel. (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

maandag 1 december 2025

Eigenlijk ben ik meer van Aartrijke (dan van wat anders)

Aartrijke in een mij onbekend jaar. Inzet F.R. Boschvogel. 


ER ZIJN van die mensen. Ze zijn genealoog en gaan zich te buiten aan stambomen. Ze zoeken naar voorvaderen en waar het spoor doodloopt proberen ze ter plekke met een voormoeder toch nog weg te geraken en vandaar naar haar vader enzovoort. Zodoende strandt mijn afkomst in Aartrijke waar Stevin Ygghebrechts omstreeks 1370 ter wereld komt. (°) Hij en zijn Magritte zijn mijn edelouders. In die tijden neemt men het met de spelling niet zo nauw, Ygghebrechts, Inghelbrechts, Inghelbrecht, Enghelbrecht, Engelbrecht… Ik bespaar u de details - een kat vindt er haar jongen niet in weer - maar weet dat mijn geslacht vierhonderd jaar na grondlegger Stevin nog steeds in Aartrijke woont. Ook daarna is er nauwelijks sprake van mobiliteit, zo weinig zelfs dat ik me nog met Aartrijke verbonden voel: zijn beemden, zijn akkers, zijn schrijvers.
Zo’n Aartrijkse auteur is F.R. Boschvogel (°1902 - 1994). In 1948 verschijnt zijn roman Niet wanhopen Maria-Christina, waarin de Aartrijkse Andries Engelbrecht (!) een hoofdrol speelt. Meteen vraag ik me af: voel ik verwantschap met die Andries? In het eerste hoofdstuk ontdek ik al een mij bekende familietrek: De blik van molenaar Andries ‘boort naar de grote tuin achter het huis. Daar loopt Johanna-Franciska in haar bleekblauw onderkleed met de wasmand rond. Om de tuin staat een zware beukenhaag. De vrouw kan zich veilig wanen achter de beslotenheid dezer muurdikke omheining. Maar hoog boven haar loert het geboeid oog van hoofdman Andries Engelbrecht naar de blote armen, die zo zwierig de was uithangen, naar 't welgedane lijf vol speelse weister. Iets van 't gonzen der molenstenen vaart door zijn bloed en een wellustige glimlach bloeit op de mond.’ Nu wil ik ook weten hoe het afloopt. Geoefend als ik ben in het diagonaallezen, zoek ik het in een rotvaart uit. Dacht ik het niet, Andries gaat aan wellust en drank ten onder. En aan noeste arbeid, alsof dat alles goedmaakt. Geen twijfel mogelijk: familie!
Flor Vandekerckhove

(°) Over de methode die genealoog Germain Tratsaert toepast om zover te geraken plan ik een aparte post.

F.R. Boschvogel. Niet wanhopen, Maria-Christina (historische roman) 1948. Uitgeverij Lannoo, Tielt. 390 pp. Met een tekening van Jozef Speybrouck bij het begin van elk hoofdstuk. 1957: 2de druk Arbeiderspers Reinaert romanreeks nr 96. Omslagontwerp: Harry Lindy. (1951:  Vertaald in het Duits door Hans Heinrich Reykers als  Nicht verzweifeln, Maria-Christina. Uitgever: Pattloch, Aschaffenburg.)

zaterdag 29 november 2025

Vechten om meisjes

De foto vond ik in een oude FB-groep van Glenn Vermoortel. We zien de Dorpstraat in Bredene, meer weet ik er niet over. Werd daar ooit om die meisjes gevochten?

VAN STRAATGEWELD zegt men nu veelal dat het zinloos is. Het internet toont me een lange lijst van plaatsen waar het voorkomt. Er bestaat zelfs een stoeptegel die je kunt aanbrengen om ertegen te protesteren. Niet dat straatgeweld vroeger onbestaand was, maar het was niet zinloos, dat ging om… de meisjes. 
Dorpsjongens namen het niet dat Kamiel zijn oog op een hunner meisjes had laten vallen. Om die reden werd hij tussen Gistel en Snaaskerke van de brug gesmeten. De jongeman verdronk. ’t Is te lang geleden om de feiten nog juist geplaatst te krijgen, er rest ook niemand aan wie ‘k het kan vragen. Wel kan ik nog de familiebanden ontrafelen, Kamiel was een oudere kozijn van mijn vader. Wat dat straatgeweld toch wel heel dichtbij brengt. Nog zo’n verhaal: Simonnes schoonmoeder had een broer die in een messengevecht gedood werd. Dat ging tussen een jongensbende van ’t Sas en een van de Opex. Zegt Simonne: ‘Ze hebben nooit geweten wie de dader was.’ Omerta!
Niet zo heel erg lang geleden bestond die concurrentie tussen wijken nog altijd. Dat weet ik van oud-klasgenoot Daniël Vandenbussche. Hij vertelt me over die van de Opex die op ’t Sas wielspaken van jongensfietsen instampten, een territoriumstrijd: de Spuikom was betwist gebied. Ging het daarbij ook om meisjes? In onze jongensjaren? 
Neen toch?! Maar dan zegt Daniël: ‘Ook jullie van de Duinen zagen ons, van ’t Sas, niet graag afkomen. Toch niet als we met jullie meisjes probeerden aan te pappen.’ 
Nu breekt mijn klomp! Ik wist wel dat die van ’t Sas een reputatie hadden, maar dat ook wij, jongens van de Duinen, zo’n kwalijke reputatie torsten, daar was ik me geenszins van bewust. Wat een haast filosofische kwestie ontbloot: een mens ziet zichzelf altijd als behorend tot 'de goeden', 'slecht' zijn altijd die van elders. (Misschien kan ik het op hoge leeftijd nog goedmaken, Daniël, met dit meisje van ’t Sas.)
Flor Vandekerckhove

vrijdag 28 november 2025

Joop Waasdorp vertelt waarlijk àlles

Foto inzet: Joop Waasdorp (°1917 - 1988†)


Joop Waasdorp (°1917 - 1988†) wordt me aangeraden door A.L. Snijders die in 2015 twee ZKV’s aan hem wijdt: ‘(…) zo’n schrijver mag toch niet vergeten worden.’ Ik haal de verzamelde verhalen in huis (°) en leer vooral dat Waasdorp in zijn vertellingen àlles vertelt, echt àlles.
Dat àlles vertellen valt me, eerlijk gezegd, ietwat tegen, en dat gebeurt meteen al in het openingsverhaal, St. Helena, waarin hij vijf hoofdstukjes nodig heeft om werkelijk àlles over elk van de bewoners te vertellen. Soms levert dat wel goede zinnen op: ‘Zondags kwam er weleens een schoongewassen toerist in een slecht huurbootje aan de punt van het eiland om tussen die grafstenen rond te scharrelen op zoek naar de laatste rustplaats van een, wel, het zal een grootvader zijn geweest.’  Dat de toerist ‘schoongewassen’ is en het huurbootje ‘slecht’ bakent hem af van de bewoner die weet dat het belangrijker is een goed bootje te hebben dan je schoon te wassen. En ‘wel, het zal een grootvader zijn geweest’ vat het dedain samen waarmee zo’n toeristische bezigheid er bekeken wordt. Het àlles vertellen gaat door in het tweede verhaal, Het naakte leven, waar Waasdorp het eerste hoofdstukje afsluit met het mooie ‘De avond neemt mij in vredige zachte armen, te zamen met het lege bonenblikje in de hoek.’ Voor de betere keuken moet je daar niet zijn. Da’s wel een mooie zin, maar heb je dan ook 19 hoofdstukjes nodig? Komt het hierdoor? ‘Ik ben uitsluitend gaan schrijven om geld te verdienen,’ Meer woorden, meer centen? Dan ben ik toch meer voor Hemingways ijsbergtheorie, zoals ik die demonstreer in Bij elke blaffer past een Marlies Dekkers-schouderholster
Ik ga bij Waasdorp op zoek naar iets wat korter is: De revolutie zonder aanhang. Waasdorp beschrijft op licht surrealistische wijze zijn kindertijd: ‘Het oude huis was een krakend buffet, waarin mijn broer en ik wetteloos leefden.’ Zelfopvoeding: ‘Wij kenden het leven terdege. Met het onderwijs hadden wij geen grote strubbelingen gehad. Zes jaar lang hadden wij rustig in een oud dik boek over het leven van Puccini zitten lezen en niemand in de klas had last van ons gehad.’ De revolutie waarover de titel spreekt, wil maar niet komen: ‘Mijn broer was somber. Hij zat dagenlang in een groene crapaud en staarde naar buiten, waar nog een vaalbruine schemer hing. "Alles gaat op de oude toer verder," zei hij neerslachtig."Men leeft met vreugde."’ Prachtig! En kort ook.
Flor Vandekerckhove

(°) Joop Waasdorp. De Verhalen. 2013. Uitg. J.M.Meulenhoff. In dbnl staan twee lange, goedgeschreven besprekingen van het werk van Waasdorp, beide van Eddy Mielen: De kunst van Joop Waasdorp en Een verkenning van het werk van Joop Waasdorp. Ook in dbnl: een bespreking van Bert Beene: Joop Waasdorp. Wie een lange levensbeschrijving zoekt van Joop Waasdorp, schrijver en avonturier: ‘Ik ben een little loner, die ook door het leven moet’ (Thijs Wierema). Zelf heb ik eerder ook al over het werk van Joop Waasdorp geschreven in Ooit had ik een boot .

donderdag 27 november 2025

Buitenparlementair verzet tierde weer welig

Links: jaren tachtig. Stakingspiket met participatie van ondergetekende, aan Volvo Cars, autofabriek in de Gentse Kanaalzone. Rechts: dinsdag 25 november. Dirk Cosyns (met nieuwe heup) aan het piket.


DRIE STAKINGSDAGEN heeft dit land achter de rug, drie dagen van buitenparlementair verzet. Drie dagen ook die me herinneren aan stakingsacties waaraan ik destijds volop participeerde.
In de schoendoos stoot ik op een foto uit de jaren tachtig. Stakingspiket aan Volvo, in de Gentse Kanaalzone. Vooraan een ferm behaarde kerel die onbeschroomd in de lens kijkt. Dat ben ik. De foto liegt niet, ik was waarlijk vroeg te been (en ’t was ook telkens weer laat voor ik me te slapen legde.)
Dat zie je me vandaag niet meer doen, ik heb de energie niet meer. Alles heeft immers zijn tijd, zoals Prediker hier zo schone zeide. Aan dat ‘alles heeft zijn tijd’ heb ook ik trouwens een gedicht gewijd, poëem met een sterk stokvers. Ik citeer twee strofes (het hele gedicht hoor je hier.)
De nacht die kwam had ik niet zien komen en toen ik oud en moe
Aan ’t einde was gekomen en daar op het strand ging zitten kijken hoe
De zee in ’t ruisen van de golven aan weer nieuwe jongelingen vroeg
Schaamteloos de schots en scheve schaarse rangen te vervoegen 
Werd ik Lamme Goedzak die toekeek hoe Tijl via schaars verlichte
Paden ging waar men hem hebben wou en die me in ’t passeren mijn
Stokpaard afnam en mijn marot me zeggend dat het zijn beurt was om
Schaamteloos de schots en scheve schaarse rangen te vervoegen
Schoon toch. Al zijn er die dat defaitisme noemen, zoals mijn oude maat Dirk Cosyns die zich zelfs naar een nieuwe heup toe haastte, zodat hij, in zijn eigen woorden, goed op tijd ‘ten volle mijn verantwoordelijkheden kan opnemen.’ En ja, daar zag ik hem waarlijk met zijn splinternieuwe heup aan het piket opdagen.
Tussen al het nieuws over geblokkeerde entrepots en afgeblokte busdepots, tussen al dat geklaag uit VOKA-hoek, tussen al die meninkjes van bourgeois die alleen maar hun spiegelbeeld napraten
, meldde Facebook op dinsdag 25 november ook dit: ‘In solidariteit met de vakbondsacties tegen de regeringsmaatregelen post De Laatste Vuurtorenwachter vandaag GEEN nieuw verhaal.’

woensdag 26 november 2025

Schrijven in ‘t literaire ongewisse

‘Wandelend keer ik terug via de duinbossen van De Haan.’ 


ME DE DEUR wijzend, verbreekt Pennynck mijn enige connectie met het literaire veld. Een ander' mens zou zeggen: ‘Eigen schuld, dikke bult. Je had maar je mond moeten houden', maar ik ben geen ander' mens, ik ben the one & only en verstoken van elk gevoel voor sociabiliteit. Sindsdien schrijf ik in het literaire ongewisse. Daaraan denk ik, terwijl ik op de tram naar een vrouw kijk die rechtstaand Zadie Smith leest, The Fraud. Aan halte Wenduine Molen stap ik af, de vrouw tramt lezend verder. Wandelend keer ik terug via de duinbossen van De Haan. Herfstkeuren, wandelaars, alles wijst op zondag. ’Jij bent toch Flor?’ vraagt iemand - Gentse tongval - me in ’t passeren. Ik bevestig noch ontken. ‘Wij lezen De Laatste Vuurtorenwachter’, zegt ze. Haar gezellin beaamt, beiden lezen De Laatste. Waarna we onze weg vervolgen, zij richting Wenduine, ik Zwarte Kiezel. Daar voert de tram me terug naar ’t literaire ongewisse. ‘Kijk’, zeg ik thuis tegen Polleke, terwijl ik hem mijn tekst voorlees, ’puur realisme! Dat is lang geleden.’
Velerlei maquis is een essay waarin ik een periode uit het het werk van Charles Baudelare, Paul van Ostaijen, Charles Reznikoff en Bob Dylan belicht, meer bepaald de tijd waarin ze hun werk in het verborgene produceerden. 
Zoals al de e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook dit essay gratis voor wie erom vraagt. Er is een PDF-versie en het is ook beschikbaar in EPUB. Je kunt bestellen via liefkemores@telenet.be. De Weggeefwinkel zorgt ervoor dat het meteen in je mailbox valt. (Vermeld ‘Maquis’ en zeg wat je verkiest, pdf of epub.)

maandag 24 november 2025

Köln 75, geslaagde inleiding tot de jazz

Michael Chernus in de rol van de Amerikaanse muziekjournalist Michael ‘Mick’ Watts.
Rechts: Mala Emde als 
Vera Brandes, achttienjarige Duitse concertorganisator.


OOIT HAD IK een geschoolde jazzdrummer als schoonzoon. Jazzdrummer is hij nog altijd, schoonzoon is hij maar kort geweest. Anders had ik ongetwijfeld, daarin door hem aangestuurd, enige jazzkennis opgedaan, jazzconcerten bijgewoond, jazzmuziek beluisterd, biografieën gelezen, smaak ontwikkeld… Ik voel het aan als een gemis. Minder van de schoonzoon dan van de jazzintroductie die ik had kunnen krijgen. Dat ik nu niet van het genre kan genieten, wijt ik aan mijn totale onwetendheid. 
Jazz is in de muziek, vind ik, wat nouvelle vague in de film is: ge kunt daar niet van houden als ge geen tientallen films per jaar ziet, enige scholing terzake hebt, inzicht in de filmtechnieken ook, biografieën leest en door dat alles kwaliteiten opmerkt die gewone filmliefhebbers als ik ontgaan. Waardoor die hele nouvelle vague voor mij toch maar een vervelende boel is, net als het jazzgebeuren. Maar zoals gezegd: ik ervaar het als gemis.
Vooral daarom wilde ik Köln 75 zien, film over de coming of age van concertorganisator, later ook muziekproducente, Vera Brandes. Als achttienjarige slaagt zij erin een mijlpaal in de jazzgeschiedenis neer te poten: het soloconcert van pianist Keith Jarreth in de winter van 75 in Köln.
Ik geniet van de filmmuziek, verre van alleen maar jazz; van het verhaal; van het oproepen van een tijd die ik me goed herinner; van het naturalistisch beschreven, ontluisterende on the road-gebeuren van een armlastige muzikant, waarin elke cent wordt omgedraaid; van de confrontatie tussen de vurig enthousiaste Vera Brandes en de door rugpijnen gekwelde, moegestreden Keith Jarreth en ook van de jazzinleiding die deze film voor mij geworden is.  
Hieronder vertaal ik wat de Amerikaanse muziekjournalist Michael ‘Mick’ Watts ons in de film meegeeft. Je zult ver moeten zoeken om iets te vinden wat deze monoloog als inleiding tot de jazzgeschiedenis evenaart: 
‘Men kan de ontwikkeling van jazz als een eliminatieproces beschouwen. In het begin zijn er composities en bigbands die ze spelen. De bandleider arrangeert en dirigeert de band. Solo's staan ​​vast. De muziek wordt levendiger, de solist speelt in een vaste toonsoort en improviseert over een onderwerp. Hij mag maar een bepaald aantal maten spelen. Dan worden de bands kleiner. Kwintet, kwartet, trio’s. Ze improviseren met een vaste akkoordvolgorde. Dit brengt ons bij de volgende stap. Live Jazzmuziek. De bandleider is afgeschaft, iedereen is gelijk. Ze volgen een sjabloon, die heten standards. Deze muzikanten variëren op een stabiele basis. Maar dat is niet alles. Want dan… besluit iemand de basis af te schaffen. Free jazz, compleet geïmproviseerde vrijheid. De bas begint. Niemand weet waar het toe zal leiden. Het is vrij en toch vereist het een nauwe band tussen de muzikanten. Virtuositeit. Eerlijk gezegd: Sommige dingen klinken kut. [MAAR NIET ALLES] De uiteindelijke eliminatie lost alles op. Keith Jarrett heeft niemand om mee te improviseren, ideeën uit te wisselen en hij heeft geen uitgewerkt idee betreffende wat hij zal spelen. Hij is alleen. Zijn hoofd is leeg. Probeer dat maar.’
Köln 75. 2025. Duitsland. Taal Duits, Engels. 110 minuten. Regie: Ido Fuck. Hoofdrollen Mala Emde, John Magaro, Michael Chernus, Alexander Scheer.

zaterdag 22 november 2025

Annie Ernaux ’Ik benijd hem niet, schrijven doe ik.’

Het kasteel in Clinchamps-sur-Orne. De vakantiekolonie waar Annie Ernaux in 1958 monitrice is, bevindt zich achter dat kasteel, in oude hoevegebouwen van hetzelfde domein. Rechts: Annie Ernaux, met onderaan het kiekje dat het omslag van haar boek siert.


Annie Ernaux (°1940), Nobelprijswinnaar literatuur 2022, volgt socioloog Pierre Bourdieu: ‘(…) toen hij het had over het gevoel van onwerkelijkheid dat beursstudenten tijdens hun studietijd ervaren. Dat had ik zelf gevoeld. Het was een trigger. Het sluit ongetwijfeld aan bij andere diepgaande dingen die mijn schrijven voeden, dit gevoel van het opnieuw ervaren en het ‘hervertellen’ van de werkelijke dingen in een door anderen gedomineerde wereld. Zelf had ik de overgang door cultuur, school, hoger onderwijs als iets externs aangevoeld, iets wat onwerkelijk was, ik zou zelfs zeggen een soort indringing. Dat is wat ik wil overbrengen in mijn schrijven, in een zeer materiële schrijfstijl, waarin het lichaam een ​​belangrijke rol speelt.’ Zo gaat Annie Ernaux inhoudelijk en stilistisch aan de slag: ’Ze plaatst zich bewust naast en buiten de traditionele literatuur om een ​​stem te geven aan degenen die het zwijgen wordt opgelegd (…)’ 
Ze volgt Bourdieu ook waar die zegt dat zelfs het meest intieme een maatschappelijke aard heeft. Je leest het in haar Meisjesherinneringen (°), die zich grotendeels in Clinchamps-sur-Orne afspelen, in een vakantiekolonie waar ze monitrice is. Mede door haar afkomst — kind van kleine kruideniers-caféhouders — voelt ze zich minderwaardig: ‘Er zijn mensen die worden overweldigd door de werkelijkheid van anderen, door hoe ze praten, hun benen over elkaar slaan, een sigaret opsteken. Die verzinken in de verhevigde aanwezigheid van anderen.’
Daar komt nog een extra schaamte bij, ‘(…) de schaamte van de trots dat ze een object van begeerte is geweest (…) een meisjesschaamte.’ Nadat de hoofdmonitor (‘H’) haar liefdeloos ontmaagdt, probeert ze vruchteloos zijn liefde op te wekken. De schrijfster (‘ik’) reflecteert tientallen jaren later over wat het meisje (‘zij’) overkomt: ‘Ik weet niet of ze haar eerste nacht met  H. herkent in de dramatische beschrijving die Simone de Beauvoir geeft van de ontmaagding. Of ze het eens is met “De eerste penetratie is altijd een verkrachting.” Misschien niet, als ik afga op mijn onvermogen, vandaag nog, om in verband met H. het woord verkrachting te gebruiken.’
De schrijfster (‘ik’) kijkt afstandelijk naar het meisje (‘zij’). Die afstandelijkheid uit Ernaux in een schrale, kale taal. Zelf zegt ze nog over dat taalgebruik: ‘Om verslag te doen (…) heb ik niet het recht om eerst de kant van de kunst te kiezen, noch om te proberen iets ‘spannends’ of ‘ontroerends’ te maken. (…) Geen poëzie van de herinnering, geen juichende spot. Plat schrijven is me van nature eigen, precies zoals ik dat deed toen ik mijn ouders schreef om hen het belangrijkste nieuws te vertellen.’
Waardoor ze toetreedt tot het kleine clubje schrijvers waarvan Louis-Ferdinand Céline hier zegt: 'Schrijvers interesseren me alleen als ze stijl hebben; als ze geen stijl hebben, interesseren ze me niet. En stijl is zeldzaam, meneer, het is zeldzaam.’ Schrijvers die zich onderscheiden door zo’n eigen stijl zijn, ook voor mij, vooral dáárom de moeite van ’t lezen waard; om die heel eigen stijl te doorgronden. (°°)
Niet alleen de stijl, ook de inhoud van Meisjesherinneringen inspireert me. Het boek laat me nadenken over het schrijven van mijn jongensherinneringen. Over de periode rond mijn eigen ontmaagding valt ook wel iets te vertellen, niet à la Annie Ernaux uiteraard, wel in een stijl die ik zelf bedacht heb, in provoverzen bijvoorbeeld, zeer geschikt voor internetlezers.
Flor Vandekerckhove

(°) Annie Ernaux, Meisjesherinneringen, vertaling Rokus Hofstede, 119 pp. De Arbeiderspers, 2017 (tweede, herziene druk 2022) 

 

(°°) Een goede Nederlandstalige bespreking van Arnaux' aparte stijl, en wat ze ermee betracht, is Het dubbele leven van Annie Ernaux, in De Groene Amsterdammer.