Op de Visserskaai rangschikt Molly Malone
zorgvuldig de pladijs en de garnaal in de vakjes van haar steekkar. Alhoewel ze jong en mooi is merkt niemand haar op. Terwijl ze haar kar op gang duwt,
kijkt ze meewarig naar de andere viswijven, want Molly mag jong zijn, ze heeft
de wijsheid van een oude vrouw. Ze heeft alles al meegemaakt en weet daardoor
wat het leven voor haar soort in petto heeft: ellende & narigheid, kommer & kwel.
Ongehinderd stuurt ze haar viskar door de nauwe straatjes en brede lanen van de
stad naar de brug die het stadscentrum scheidt van de buitenwijk, die Hazegras
heet en waar haar trouwe klanten wonen: ‘Vasche platjes zie, vasche
gernoas zie.’
In een café van die wijk werkt de oude folklorist aan
zijn tekst over de waternekker, een geest die, zo zegt de volksmond, de
onoplettende in ’t water trekt. Omdat het pijpenstelen regent heeft hij daar
vandaag een beetje langer aan gewerkt, de tekst is nu helemaal klaar voor
publicatie. Daarvoor moet hij naar de stad. Onder zijn paraplu staat hij voor
de brug die de wijk scheidt van het centrum. Die brug werd zojuist weer
neergelaten nadat hij eerder opgetrokken was om een jacht van ’t ene dok naar 't andere te laten varen. In de regen wacht de folklorist geduldig, zoals het folkloristen past, tot hij groen licht krijgt om
de brug over te steken. Zijn gedachten zijn nog bij de waternekker die
vele gedaanten kan aannemen: een kind, een hond, een vrouw, een witte
man… Een auto die vlak naast hem het rode licht negeert, haalt hem bruusk uit
zijn mijmeringen. Hij ziet hoe die auto recht op een viskar afstevent die
vanuit de andere kant de stad komt uitgereden. De chauffeur merkt de kar niet
op, maar hij hoort wel de snerpende stem van Molly Malone die haar waar
aanprijst: ‘Vasche platjes zie, vasche gernoas zie.’ Daardoor beseft de
chauffeur, weze het op ’t allerlaatste nippertje, dat hij een fout maakt. Hij
drukt hard op het rempedaal. De wagen slipt en botst onzacht tegen de viskar aan, die schudt, beeft en kraakt, maar toch
standhoudt. Een enkele pladijs wordt hoog in de lucht geslingerd en komt op ’t
wegdek van de brug terecht. Nergens valt enige schade op te merken, maar het had erger kunnen zijn, veel erger. De chauffeur
komt er met de schrik vanaf en vervolgt zijn weg, net zoals Molly Malone dat
met haar viskar in de tegenovergestelde richting doet. Intussen is het licht op
groen gesprongen en trekt ook de folklorist opgelucht de brug over, waar hij
helaas uitglijdt op die ene pladijs die daar blijven liggen is. Hij slaakt een
gil, slaat de armen in de lucht, verliest het evenwicht en komt in ’t water van
het dok terecht, waar hij meteen verdrinkt. In het Hazegras, de wijk achter de
brug, waar de verdronken folklorist enkele minuten eerder zijn tekst over de
waternekker geschreven heeft, verkoopt Molly Malone al haar waar. En zeggen dat
er niemand is die haar daar die dag gezien heeft.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten