| Michael Chernus in de rol van muziekjournalist Michael ‘Mick’ Watts. Rechts: Mala Emde als Vera Brandes, Achttienjarige Duitse concertorganisator. |
Jazz is in de muziek, vind ik, wat nouvelle vague in de film is: ge kunt daar niet van houden als ge geen tientallen films per jaar ziet, meer dan enige scholing terzake hebt, inzicht in de filmtechnieken ook, biografieën leest en daardoor kwaliteiten opmerkt die gewone filmliefhebbers als ik ontgaan. Waardoor die hele nouvelle vague voor mij toch maar een vervelende boel is, net zoals het jazzgebeuren. Maar zoals gezegd: ik ervaar het als gemis.
Vooral daarom wilde ik Köln 75 zien, film over de coming of age van muziekproducente Vera Brandes, die er als achttienjarige in slaagt een mijlpaal in de jazzgeschiedenis neer te poten: het soloconcert van pianist Keith Jarreth in de winter van 75 in Köln.
Ik geniet van de filmmuziek, verre van alleen maar jazz; van het verhaal; van het oproepen van een tijd die ik me goed herinner; van het naturalistische on the road-gebeuren van een armlastige muzikant, waarin elke cent wordt omgedraaid; van de confrontatie tussen de vurig enthousiaste Vera Brandes en de door rugpijnen gekwelde, moegestreden Keith Jarreth en ook van de jazzinleiding die deze film voor mij geworden is.
Hieronder vertaal ik wat de Amerikaanse muziekjournalist Michael ‘Mick’ Watts ons in de film meegeeft. Je zult ver moeten zoeken om iets te vinden wat deze monoloog als inleiding tot de jazzgeschiedenis evenaart:
‘Men kan de ontwikkeling van jazz als een eliminatieproces beschouwen. In het begin zijn er composities en bigbands die ze spelen. De bandleider arrangeert en dirigeert de band. Solo's staan vast. De muziek wordt levendiger, de solist speelt in een vaste toonsoort en improviseert over een onderwerp. Hij mag maar een bepaald aantal maten spelen. Dan worden de bands kleiner. Kwintet, kwartet, trio’s. Ze improviseren met een vaste akkoordvolgorde. Dit brengt ons bij de volgende stap. Live Jazzmuziek. De bandleider is afgeschaft, iedereen is gelijk. Ze volgen een sjabloon, die heten standards. Deze muzikanten variëren op een stabiele basis. Maar dat is niet alles. Want dan… besluit iemand de basis af te schaffen. Free jazz, compleet geïmproviseerde vrijheid. De bas begint. Niemand weet waar het toe zal leiden. Het is vrij en toch vereist het een nauwe band tussen de muzikanten. Virtuositeit. Eerlijk gezegd: Sommige dingen klinken kut. [MAAR NIET ALLES] De uiteindelijke eliminatie lost alles op. Keith Jarrett heeft niemand om mee te improviseren, ideeën uit te wisselen en hij heeft geen uitgewerkt idee betreffende wat hij zal spelen. Hij is alleen. Zijn hoofd is leeg. Probeer dat maar.’