— Alice Munro — |
KORTE VERHALEN worden in de wereld van de literatuur stiefmoederlijk behandeld, zegt men. Ze zijn moeilijker te bespreken dan bijvoorbeeld romans, daardoor worden ze minder belicht en wat niet belicht wordt, blijft onbekend. ‘En toch,’ zegt Jonathan Franzen⇲ (*), ‘ondanks de Assepoester-status van het korte verhaal, of misschien juist daardoor, is een hoog percentage van de meest opwindende fictie die de afgelopen vijfentwintig jaar is geschreven (…) korte fictie.’
Alle schrijvers van fictie worstelen met eenzelfde probleem, zegt Franzen ook, op den duur heb je niets nieuws meer te vertellen. Iemand als Alice Munro⇲ probeert dat zelfs niet: ‘Hier is het verhaal dat Munro blijft vertellen: een slim, seksueel gretig meisje groeit op op het platteland van Ontario zonder veel geld, haar moeder is ziekelijk of dood, haar vader is een onderwijzer, wiens tweede vrouw problematisch is, en het meisje, zodra ze kan, ontsnapt uit het achterland door middel van een studiebeurs of een beslissende daad uit eigenbelang. Ze trouwt jong, verhuist naar British Columbia, brengt kinderen groot en is verre van onschuldig in het uiteenvallen van haar huwelijk. Ze heeft misschien succes als actrice, schrijfster of tv-persoonlijkheid; ze beleeft romantische avonturen. Wanneer ze onvermijdelijk terugkeert naar Ontario, merkt ze dat het landschap van haar jeugd verontrustend veranderd is. Hoewel zij degene was die de plek heeft verlaten, is het een grote klap voor haar narcisme dat ze niet hartelijk wordt verwelkomd – dat de wereld van haar jeugd, met zijn ouderwetse manieren en mores, nu oordeelt over de moderne keuzes zij heeft gemaakt. Simpelweg door te proberen te overleven als een geheel en onafhankelijk persoon, heeft ze pijnlijke verliezen en ontwrichtingen geleden; ze had schade veroorzaakt.’ En verder: ‘Kijk wat ze kan doen met niets anders dan haar eigen kleine verhaal; hoe meer ze ernaar terugkeert, hoe meer ze vindt.’
Ook Margaret Atwood⇲ schrijft uitgebreid over Munro. (**) Ook zij benadrukt dat Munro altijd weer naar die plek in Canada verwijst waar haar protagonisten geboren en getogen zijn, van (willen) wegvluchten en uiteindelijk naar weerkeren. Atwood beschrijft die plek, south-western Ontario, en neen, dat is niet bepaald te vergelijken met Antwerpen. Het is meer iets zoals West-Vlaanderen, zoals Antwerpenaars dat zich hier voorstellen (en zoals het ook veelal is): provinciaal, landelijk, gelovig, hoekig, achterlijk, grof, conservatief, boers…
Mij maant dit alles aan om op de ingeslagen weg voort te gaan. Ik heb ook geen zin om verhalen te bedenken die zich bijvoorbeeld in New York afspelen, in het milieu waar de filmmaker Woody Allan zich zo goed voelt; ik zou dat ook niet kunnen. Ik schrijf, zei ik in New York of de vuurtoren⇲, over het stukje kust waar ik gewoond heb en nu weer woon, over wie/wat daar verdwenen is en over wie/wat er blijft, over zeden & gewoonten van die mensen en over hun verhalen. Ik wil dat doen in een genre dat me blijkbaar zeer goed ligt: het handpalmverhaal, dat ik de frotter van de literatuur⇲ noem; ik wil dat doen in verhalen die telkens weer naar dezelfde plek terugkeren. En ik denk ook dat het klopt wat Franzen daarover zegt: hoe meer je ernaar weerkeert, hoe meer je vindt, hoe universeler het wordt en hoe beter je schrijft.
(*) Jonathan Franzen. What Makes You So Sure You’re Not The
Evil One Yourself (on Alice
Munro), opgenomen in de bundel Farther Away
(**) Alice Munro. Alice Munro’s Best Selected Stories. Introduced by Margareth Atwood. Mc Clelland & Steward.
(**) Alice Munro. Alice Munro’s Best Selected Stories. Introduced by Margareth Atwood. Mc Clelland & Steward.
[Ik postte dit mini-essay al in 2014. In 2024 redigeer ik het opnieuw, deze keer als in memoriam, naar aanleiding van het overlijden van Alice Munro.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten