
Trots had ik die vondst meteen aan mijn vader getoond die het me
bevestigde. Ja, dat is een paardenbel en ja dat is ongetwijfeld de bel van het
paard van nonkel Miel. Een historische vondst als het ware, want het paard van
nonkel Miel was iets van lang geleden.
In die tijd overheersten de paarden het straatleven niet meer,
maar ze waren er nog wel. De vuilnis werd met paard en kar opgehaald, de Fiorines
reden per paard af en aan, Bobbejaan Schoepen deed dat jaarlijks ook een keer en
boer Jerome Lagast deed het vrijwel dagelijks. Maar nonkel Miel, de peetoom van
mijn vader, had al lang geen paard meer. Wat ervan restte was misschien wel die
bangelijk grote tand, de paardenbel en de verhalen die over dat paard verteld
werden.
Nonkel Miel dronk graag een pint. Zo werd dronkenschap in mijn familie destijds
omschreven. Miel had dat gemeen met alle mannen uit mijn familie: ze dronken allemaal
graag een pint. Van die mannen wist je wel wanneer ze thuis vertrokken, maar
nooit wanneer ze daar zouden weerkeren. Zo vertrok regelmatig ook nonkel Miel, met paard en kar, naar dorpen
als Westkerke, Zerkegem en Ichtegem om er kippen en konijnen aan te kopen die hij
thuis in Bredene zou slachten om ze aan toeristen te slijten. Maar doordat hij
graag een pint dronk, viel hij regelmatig op zijn kar in slaap. Over de manier
waarop hij vervolgens thuis geraakte bestaan twee versies.
In de eerste versie wachtte zijn echtgenote, tante Eugenie, de dingen enige tijd af, misschien al zingend, zoals Rina Ketty: Le vent m'apporte / Des bruits lointains / Devant ma porte / J'écoute en vain / Hélas, plus rien / Plus rien ne vient. Waarna ze willens nillens de tocht naar pakweg Zerkegem
aanvatte. Per fiets! Op haar oude velo reed en
reed en reed ze tot wanneer ze ergens te lande, misschien wel nabij de veldkapel,
paard en kar van haar echtgenoot ontwaarde. De fiets gooide ze met een forse
armzwaai bij de vracht, alsmede bij de uitgetelde nonkel Miel. Vervolgens nam ze de
teugels ter hand, zoals ze dat wellicht ook wel in ’t dagelijkse leven deed, en
leidde heel dat merkwaardige zootje kordaat huiswaarts. In de tweede versie moest
tante Eugenie die fietstocht niet aanvatten, want dat paard had de teugels niet
nodig om huiswaarts te keren. Dat beest deed dat spontaan & vrijwillig, terwijl nonkel Miel
op de kar zijn roes uitsliep.
De tweede versie oogt, vind ik, mooier dan de eerste, want die tweede toont ons een wereld waarin de dingen eenvoudig zijn, een wereld die vrij is van moordend verkeer, wegen waarop je met de ogen dicht kunt rijden, beesten waarop je blindelings kunt vertrouwen… De eerste versie oogt minder romantisch, maar ligt ongetwijfeld dichter bij de waarheid, want zo eenvoudig was de wereld in die tijd nu ook weer niet. En wat is Louise Brooks hieronder eigenlijk met dat halssnoer aan 't uitrichten?
Flor Vandekerckhove