woensdag 11 september 2024

Schrijven om de Moloch te verslaan

Bryon Gysin en William Burroughs (rechts) met de ‘dreamachine’, ca. 1970, London. © Charles Gatewood / TopFoto.



MARSHALL Bermans indrukwekkende boek over de moderniteit titelt veelbetekenend All That Is Solid Melts Into Air. (°) ’t Zijn woorden van Karl Marx, maar je moet geen marxist zijn om het te beamen: voortdurende verandering, dat is wat onze tijd kenmerkt. Komt het niet daardoor dat modernistische schrijvers zich inspannen om ‘de taal te veranderen' (soortement congruentie: veranderende tijd, veranderende taal)? Karl Ove Knausgard bijvoorbeeld, waar hij zegt: ‘[E]r moet altijd een sluier van ideeën opzij worden geschoven  (…) om de wereld te kunnen zien zoals hij werkelijk is. En om dat te doen moet je in het bezit zijn van een andere taal dan de hedendaagse, aangezien de hedendaagse taal deel uitmaakt van wat bedekt of beschaduwt. (…).’ (°°) Ursula Le Guin ook: ’We kunnen onze samenleving niet herstructureren zonder de taal te herstructureren. Het ene weerspiegelt het andere.’ Is dat niet wat Charles Baudelaire doet wanneer hij prozagedichten in kranten publiceert? 
Ook in de jaren vijftig van vorige eeuw is er een groepje literatoren dat de veranderde wereld met een andere taal countert: de San Francisco Beat Movement, met centraal daarin Allen Ginsberg. In Howl (1955), gedicht dat als ’t ware de oprichtingsacte van de beat is, gebruikt Ginsberg de afgod Moloch als metafoor voor de moderne industriële beschaving:
Moloch wiens liefde eindeloze olie en steen is! Moloch wiens ziel elektriciteit en banken is! Moloch wiens armoede het spook van genialiteit is! Moloch wiens lot een wolk van geslachtloze waterstof is! Moloch wiens naam de Geest is!
Moloch in wie ik eenzaam zit! Moloch in wie ik Engelen droom! Gek in Moloch! Lulzuiger in Moloch! Liefdeloos en manloos in Moloch! (°°°)
Ginsberg belichaamt de moderniteit met een demonische energie, de Moloch. Tegenover die afgrondelijke grootsheid maakt hij in dat gedicht zijn eigen, zinnelijke verlangen even groot en hij windt geen doekjes rond het homo-erotische karakter van dat verlangen. Ferlinghetti, uitgever van Howl, wordt omwille van de publicatie ervan gearresteerd. Na een lang proces waarin dichters, critici en academici getuigen van de maatschappelijke waarde van het gedicht, wordt het ‘niet obsceen’ verklaard en City Lights, Ferlinghetti’s uitgeverij, wordt vrijgesproken. De publiciteit rond het proces zet de beat in de schijnwerpers.
Howl toont ons de sterke kant van de beat, maar ook de zwakte ervan. Footnote to Howl lijkt warempel op het oude Vlaamse ‘Wij zijn al bijeen, al goe kadullen.’ (Je hoort het 
 opa hier⇲ zingen.) Om de moderniteit van de naderende, opstandige sixties te benoemen en de Moloch aan te gaan, zal er toch iets anders nodig zijn dan de Holy-repetitie van Howl.
Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! Heilig! (°°°°)
De beats beseffen dat, denk ik, zelf ook wel en ze trekken zich terug om naar ‘nieuwe taal’ op zoek ten gaan. Tussen 1957 en ’63 treffen we hen experimenterend in Parijs aan (°°°°°). Het hotel van madame Rachou is voor de beat wat de negentiende-eeuwse kranten voor Charles Baudelaire zijn, soortement literair maquis, waar de experimenterende schrijver, als een ‘onwelkome partizaan op de flank van het reguliere leger’ — de uitdrukking is van George Orwell — zijn eigen ding doet. William S. Burroughs voltooit er Naked Lunch, boek dat hem in literaire kringen beroemd maakt. Gregory Corso produceert er honderden van zijn beste gedichten. Brion Gysin ontwikkelt er zijn cut-up, met technicus Ian Sommerville ontplooit hij er de Dreamachine… Ha, de dreamachine, wat een literair experiment is dát zeg, mooi in beeld gebracht door Nik Sheehan in zijn documentaire FLicKeR, een absolute aanrader. We zien Burroughs in archiefbeelden en er zijn getuigenissen van onder anderen Marianne Faithfull en Iggy Pop. Je kunt FLicKeR hier op YouTube bekijken en alzo deelgenoot worden van het literaire maquis waarin de beat zich in die tijd in Parijs bevindt.
Flor Vandekerckhove

(°) Marshall Berman. All That Is Solid Melts Into Air. The Experience Of Modernity. 1983. Uitg. Verso, London - New York. 384 pp.
(°°) Karl Ove Knausgård. Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak. Een boek over de schilderijen van Edvard Munch. Vertaling: Sofie Maertens en Michiel Vanhee. A’dam 2018. Athenaeum — Polak & Van Gennep. 254 p.
(°°°) Allen Ginsberg. Proef m’n tong in je oor. 1966. De bundel bevat o.m. lange passages uit Howl. Vertaald door Simon Vinkenoog. 134 pp. Ook omdat er in een mini-essay als dit geen plaats is om lange citaten te plaatsen, wijs ik erop dat het Howl hier compleet te lezen valt. De beschrijving van de moderniteit met de metafoor van de moloch begin bij hoofdstuk II. Met het korte citaat dat ik in deze post plaats, voer ik ook een experimentje uit. Ik laat Google het stuk vertalen en ’t is die vertaling die ik gebruik. Vervolgens vergelijk ik de Google-vertaling met de oude vertaling van Vinkenoog. Ook omdat er veel manieren zijn om een gedicht te vertalen verschillen die twee van elkaar, maar die van Google is bijlange niet slechter, Google Translation heeft sinds het ontstaan waarlijk een lange weg afgelegd.
(°°°°) Daar moet ik eerlijkheidshalve aan toevoegen dat anderen daar anders over denken. Ann Demeulemeester bijvoorbeeld vindt al dat Holy een meesterlijk orgelpunt, ik schrijf erover in Nonkel Miels pruimtabak en Nina Simones sjieke.
(°°°°°) Barry Miles. Beat Hotel. Allen Ginsberg, William Burroughs & Gregory Corso à Paris 1957-1963.  Uitg. Le mot et le reste. 2011. Vertaling van ’t Engels in ’t Frans Alice Volatron. 302 pp.

In de beste traditie van De Weggeefwinkel is ook dit e-essay gratis. U hoeft er alleen om te vragen. Mocht u interesse hebben, mail naar liefkemores@telenet.be. En vermeld 'Ginsberg'.

Geen opmerkingen: