Elke week gaan we wandelen. We hebben al de kust gedaan, de Polders,
het Brugse Ommeland, de Ieperboog. Thans bevinden we ons in het
grensoverschrijdende Heuvelland, waarvan we inmiddels de verste Frans-Vlaamse uithoeken
aan het afstappen zijn, ja, we doen het grondig.
Wandelen is een bezigheid die maar moeilijk te overtreffen valt. Dat
zegt ook William Wordsworth: ‘Ik
houd van wegen: weinig slechts van wat ik heb gezien/ Schonk mij meer
blijdschap — zij leidden mijn/ Verbeelding al sinds mijn prille kindertijd…’
Voor de wandelaar heeft elk seizoen zijn charme, maar de lente is ’t charmantst van al. Niets oogt zo hoopvol als het kiemen en er
is maar weinig dat kan tippen aan de geur van gemaaid gras. En dan zijn er de geluiden: ‘De
lente komt van ver, ik hoor hem komen’, dichtte Gezelle en ook die zin valt nauwelijks
te overtreffen of het zou door de vogels zelf moeten zijn.
De nesten zijn gemaakt. Dat heb ik verleden
week gezien aan een houtduif die wel nog een takje in zijn bek hield,
maar er geen raad meer mee wist. De kievit heb ik enkele weken
geleden al kunnen horen, maar hoe hij nu het nest beschermt… Van nestbescherming heeft de koekoek
dan weer geen last, maar ook hem heb ik verleden week voor het eerst gehoord. Die koekoek maakt het zich gemakkelijk, hoor ik u zeggen, maar ook de merels zijn
tegen ‘s middags al lang klaar met het werk. Ze fluiten, hoor ik al wandelend, vrolijk
de rest van de dag vol, net zoals de leeuwerik die almaar hoger ’t zwerk in
schiet om daar van jetje te geven.
Zo heeft elke vogel zijn geluid, maar ik
ken er geen die de kroet evenaart. Die soort leer ik in 1980 kennen, dank zij
een ornitholoog die zich daarin gespecialiseerd heeft. Als u de moeite neemt om onderstaand
filmpje te bekijken, zult u het met mij eens zijn: dit is waarlijk
onovertrefbaar.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten