woensdag 18 juni 2025

Ouwehoeren in de Tijl

Café Tijl in een mij onbekend jaar. Ik herken geen der aanwezigen. Mag ik veronderstellen dat de uitbating die de foto ons toont deze van Lydie voorafgaat?

IN 1968 HAD ik heel september vrij. Mijn ouders gingen voor het eerst op reis en ik paste op de winkel. Na sluitingstijd ging ik met mijn maat Jean-Pierre Boentges (†) in café Tijl ouwehoeren over Teillard de Chardin waar we nauwelijks iets van afwisten. Lydie waakte over de bieren. Nu en dan riepen JP en ik: ‘Twee absint alstublieft!’, waarna Lydie ons twee pinten bracht. Onder stimulans van dat bier ging ons ouwehoeren naadloos over in het reciteren van absintdrinker Paul Verlaine — Il pleure dans mon coeur — en in ’t naar huis gaan, legden we daar een ferme schep Dubliners bovenop, Seven Drunken Nights⇲, song die kort daarvoor via Radio Caroline tot ons gekomen was. De liedtekst bemeesterden we nog niet echt, de sfeer daarentegen hadden we meteen beet. ’s Anderendaags stond ik weer pal achter de toonbank van de winkel. Ah, die zoete herinneringen blijven aan mij kleven als de gelukzaligste vakantie ooit, ook omdat een mens op die leeftijd gelukkig niet beseft wat hem nog allemaal te wachten staat. 
Lydia Davis (°1947), enkele jaren ouder dan wij, had eerder dat jaar haar bachelordiploma behaald, wat ik uiteraard evenmin wist, ze was toen onbekend, ook voor haar moest alles nog beginnen. Nu is ze een van mijn lievelingsschrijvers. In Voorbeelden van verwarring (°) schrijft ze: ‘Plotseling is hij daar, mijn eigen geest: een oude witte hond met kromme poten en een wiebelende kop die om de hoek van de veranda staart met één krankzinnig, door grauwe staar vertroebeld oog.’ Met zo’n beeld hadden we wel iets kunnen aanvangen, JP en ik, daar in de Tijl, in september 1968.
Flor Vandekerckhove

(°) In Lydia Davis. Bezoek aan haar man en andere verhalen. 296 pp. Uitg. Atlas Contact. 2012.

dinsdag 17 juni 2025

Schilderij vertalen versus schilderij hertalen

Joan Mitchell. Les Bleuets. Olieverf op doek. Triptiek. 280,7 cm x 579,8 cm. 1995. 

In deposito Musée d'arts de Nantes sinds 06-12-1996.


GOED SCHRIJVEN, ik ga al naar de tachtig en ben ’t nog steeds aan ’t leren. Nog altijd benader ik mijn lievelingsschrijvers in close reading, me afvragend: hoe doen ze het. Nu buig ik me weer over Lydia Davis, zoals eerder ook al gebleken is in Literatuur, Ronny Blomme en ’t kursaal. Hoe doet zij het, hoe doet zij het? In A writer wrestles with a painting (°) probeert ze nader tot Les Bleuets van Joan Mitchell te komen. Hoe doet zij dat? 
‘() Ik vond het schilderij erg mooi en vond dat er geen probleem was met de manier waarop ik ernaar keek. Het was wat het was, vormen en kleuren, wit en blauw. Toen vertelde Joan of iemand anders me dat het verwees naar het landschap hier in Vétheuil, specifiek naar korenbloemen. () dit was een verrassing, zelfs een schok voor me. Blijkbaar wist ik niet dat een abstract schilderij verwijzingen naar een onderwerp kon bevatten. Er gebeurden twee dingen tegelijk: het schilderij steeg abrupt boven zichzelf uit, verloor zijn eenzaamheid, kreeg een relatie met velden, met bloemen; en het veranderde van iets dat ik begreep in iets wat ik niet begreep, een mysterie, een probleem. Daarna kon ik proberen het te doorgronden: er moesten visuele aanwijzingen in het schilderij zitten. () Als de lichtere, verspreide of gebroken blauwe vlakken naar korenbloemen verwezen, waar verwezen de blokken donkerder blauw dan naar, en het weelderige wit? () Was dit een weergave van een emotionele reactie op korenbloemen, of van een herinnering aan korenbloemen? () Uiteindelijk begon ik antwoorden op mijn vragen te vinden, maar het waren geen volledige antwoorden, en na een tijdje voelde ik geen behoefte meer aan volledige antwoorden, omdat ik inzag dat een deel van de kracht van het schilderij juist was dat het zich aan een verklaring bleef onttrekken. Ik werd bereid om aspecten van het schilderij mysterieus te laten blijven ().’
Lydia Davis is naast schrijver ook vertaler, ze heeft ondermeer werk van A.L. Snijders in ’t Engels vertaald. Ook in haar vakgebied stoot ze op soortgelijk 'falen door vertalen': 
‘() tijdens het vertalen van Franse teksten naar het Engels, worstelde ik zo hard met de betekenis van bepaalde complexe zinnen dat ik er zeker van was dat ik deze strijd fysiologisch in mijn hersenen voelde – de kleine stroompjes elektriciteit vonkten, reisden, sprongen vooruit tegen het probleem, vielen terug, sprongen weer vanaf een andere kant, faalden.’
Dat vonken en falen geldt wellicht bij het vertalen van alle kunstvormen. Ook rond de betekenis van muziek hangt een mysterie, iets wat niet in 'zeggende woorden' te vertalen valt, toch niet zomaar. (°°) ’t Zelfde geldt voor poëzie, is mijn eigen ervaring. Er is een gedicht van Nick Tosches dat ik mooi vind, May the Gods without Names Redeem Me. Ik vertaal het en merk dat er onderweg verlies optreedt. Naar een oplossing zoekend, haal ik dat verlies weer op door er muziek van te maken. Het gedicht is nu meer dan vertaald, het is hertaald. Ge moet maar 1s kijken: Ik ken de weg naar zee.
Ik haal een filmpje van ’t net, How to look at an abstract painting. Drie kenners kijken naar schilderijen van Joan Mitchell en zeggen wat ze zien. 
De drie zetten de niet-verbale taal van dat abstracte schilderij om in woorden,  ’t Is, vind ik, weinig overtuigend. Uiteraard: twee mensen weten meer dan één en wanneer je met drieën commentaar geeft, zie je dingen die je alleenstaand niet opmerkt, maar het verlies blijft, vandaar dat Lydia Davis zegt dat je bereid moet zijn ‘om aspecten van het schilderij mysterieus te laten blijven.’ 
Wat ik er zelf over denk: vertalen leidt steevast tot verlies, hertalen haalt dat verlies terug (als 't goed gaat toch). Je moet de bleuets van Joan Mitchell in pianomuziek hertalen. In poëzie. In drama. In een song. In dans. In een essay. In filosofie misschien…

(°) A writer wrestles with a painting waaruit ik citeer — nadat Google het voor mij in 't Nederlands vertaald heeft — staat ook in Essays One van Lydia Davis., ’t is trouwens daar dat ik ’t voor ’t eerst gelezen heb. In het boek heet het Joan Mitchell and Les Bluets, 1973. Let op het verlies (ha!) van de Franse e (bleuets) in de vertaling naar het Engels (bluets.) 528 pp. Uitg. Farrar, Straus & Giroux. 2019.
(°°) Wat me er laat aan denken dat ik in mijn e-reader ook nog Murakami’s Absolutely on Music zitten heb, neerslag van gesprekken die de schrijver met Seiji Ozawa kon voeren. Dit is misschien wel het geschikte ogenblik om dat boek eindelijk  ter hand te nemen. — Haruki Murakami. Absolutely on Music. Conversations with Seiji Ozawa. Translated from the Japanese by Jay Rubin. 325 pp. Uitg. Harvil Secker London. 334 pp.

maandag 16 juni 2025

Confetti op Bloomsday in Oostende

In Ulysses⇲ van James Joyce dwaalt Leopold Bloom rond in de straten van Dublin. Het hele verhaal speelt zich af op 16 juni en elk jaar vieren fans over heel de wereld Bloomsday. Sinds enkele jaren gebeurt dat ook in Oostende (foto). ‘In Ulysses probeert Joyce (inzet) alle mogelijke schrijfstijlen uit’, vertelt Koen Peeters, mede-organisator van Bloomsday in Oostende. In onderstaand verhaal parodieer ik Joyces stijl in de laatste episode van het boek, de monoloog van Molly Bloom.


NET ZOALS IK de confetti die tijdens de wandeling op mij neervalt als nattigheid ervaar zo zult gij de hierna volgende woorden als bladvulling ervaren en net zoals ik die nattigheid trotseer om in die confettiregen tot aan de vuurtoren te stappen zo zult gij deze woorden trotseren om ’t einde van dit verhaal te halen en dat ondanks ’t feit dat ge inmiddels bondigheid van mij gewoon zijt en daarom wil ik u toch eerst nog meedelen dat ge deze overbodigheid niet hoeft te lezen neen mocht ik u zijn sloeg ik ‘t over net zoals gij in mijn plaats niet in de confetti naar de vuurtoren zoudt wandelen omdat gij de dag liever in droogte doorbrengt maar goed we zijn beiden verwittigd en ik schrijf voort en voort en voort en yes ik maak van mijn hart een literaire steen want zoveel woorden schrijf ik al jaren niet meer neen ik schrijf alleen nog handpalmverhalen en extreem kort proza met lijnafbrekingen eenparagraafverhalen en mini-essays driezinnenverhalen poëtische oneliners en drabbles van exact honderd woorden een bedenksel van Monty Python zoals ge weet en bestemd voor lezers die na honderd woorden gehaast als ze zijn alweer sierlijk surfend skypend en swipend holderdebolder de onvoorstelbare diepten van het internet intrekken waar ze op de meest onverwachte plekken gedurende een extreem korte wijle met hun korte spanningsboog halthouden zoals dat gaat met Alessandro Baricco’s barbaren die ik inmiddels vervoegd heb want yes ik ben een collaborateur die zijn met groene dichtersinkt gevulde dichterspen allang aan de wilgen gehangen heeft en die niet langer aan boeken pleegt te ruiken zoals gij ongetwijfeld nog steeds welriekend doet en yes ik surf als ware ik een overjarige virtuele beach boy en terwijl ik nog aan ’t nadenken ben hoe ik dit zal laten landen heb ik alweer een filmpje bekeken waarin een journalist internationale kunstenaars opzoekt die net als ik barbaars tewerk gaan en heb ik al surfend met die kunstenaars kennis gemaakt en al swipend bezoek ik ook een vernissage en tussendoor schaaf ik verder aan dit verhaal ervoor zorgend dat ik Kenneth Goldsmith uit het net opvis waar hij mij zijn inzichten deelt en zegt dat literatoren die nu gelauwerd worden het nog altijd doen zoals hun negentiende eeuwse collega’s het hen voordeden personages creërend rond een plot terwijl schilders wel verplicht waren om zich te heroriënteren doordat de fotografie het hun vertrouwde terrein bezet had yes schilders moesten wel op zoek naar iets anders en volgens Goldsmith zal het internet soortgelijk effect op de literatuur hebben en ’t is waar wat hij zegt yes want wanneer je vandaag die nodeloos hoge boekenberg bekijkt zou een mens haast denken dat James Joyce voor niets langs de literatuur gepasseerd is met zijn Finnegans Wake yes en intussen is ’t gestopt met confetti regenen en zijn niet alleen mijn kleren droog maar is ook mijn woordenstroom aan ’t opdrogen waaruit weer eens blijkt dat aan alles een einde komt yes zowel aan de nattigheid van confetti als aan de bladvulling van dit verhaal en op ’t einde wordt ge door schrijver dezes onverwachts nog beloond met een epifanie want voor ’t eerst in vele jaren zie ik vandaag tot mijn genoegen de torenvalk weer rond Lange Nelle cirkelen yes.

Heel Ulysses van James Joyce, gratis in pdf: klik hier.

zondag 15 juni 2025

Herinneringen aan Lissabon tijdens de Anjerrevolutie

 In Kronieken 1 (°) schrijft Bob Dylan dat je de mensen altijd een kant moet laten zien die ze nog niet kennen. Hij ontdekt een song over arbeidersactivist Joe Hill en zegt: ‘Ik zou hem op een andere manier hebben vereeuwigd, meer als Casey Jones of Jesse James.’ Dat is merkwaardig, Jesse James was een bendeleider en Casey Jones een treinmachinist. Zo schrijf ik vandaag iets over Lissabon ten tijde van de Anjerrevolutie, een zeer kort reisverhaal, over een kant van die stad die jij niet kent.


ER ZATEN SCHELPEN in het sop, mosselen en stukken vlees, frieten ook denk ik, en alles baadde in de olie. Ik had mijn vinger willekeurig op de kaart gelegd en ‘t was van ’t lekkerste wat ik ooit at. Ze kwam ongevraagd rechtover me aan tafel zitten, een frisse, jonge vrouw die zich om den brode aan mannen presenteerde. Ik bood haar iets te eten aan, wat ze accepteerde, maar waar ze nauwelijks aan nipte. Daarna gingen we hand in hand tot aan de straathoek waar ik haar enig geld toestopte, zodat het voor haar niet allemaal verloren tijd geweest was, we zoenden vluchtig bij het afscheid. Op de terugweg ontmoette ik iemand die me een pistool wilde verkopen. ’s Avonds kwam ik op het Rossio bij Fransen terecht die Le temps des cerises zongen. Het lekkere gerecht, het hoertje, het pistool, Le temps des cerises… 't Gebeurde tijdens de nadagen van de Anjerrevolutie, het Processo Revolucionário em Curso. In de daaropvolgende dagen ging ik in het havenkwartier nog naar dat restaurant zoeken en naar dat lekkere gerecht, tevergeefs.

P.S.: Een hieronder staande reactie levert me een halve eeuw later nog de naam van het gerecht op: cataplana.


(°) Bob Dylan. Kronieken. Deel 1. 311 pp. Amsterdam Nijgh & Van Ditmar. 2016. Meer over dat boek in Leren schrijven met Bob Dylan.

zaterdag 14 juni 2025

Kunst, censuur, vandalen en artificiële intelligentie

Links het bronzen beeld, 'De zee', van Georges Grard. Zal Meta ook deze illustratie censureren? 
Rechts, de berichten die me meldden dat een Facebook-post gecensureerd werd.

OP 27 APRIL post De Laatste Vuurtorenwachter Actualiteit van Prometheus. Een citaat van Stephen Fry trekt daarin de vergelijking tussen de Griekse mythe en de vrees die artificiële intelligentie vandaag in ons opwekt. Als illustratie gebruik ik een kunstwerk van Roger Hiorns: Untitled, 2005-10, installatie view. De blogpost wordt nauwelijks bekeken, ook niet nadat ik hem op Facebook propageer, iets wat ik wel meer doe om onwillig volk naar m’n kot te lokken. 
Vijftig dagen na publicatie liquideert Facebook mijn melding. Ik krijg zelfs straf: ik kan niet langer ‘gebruik maken van groepen’, evenmin mag ik nog ‘deelnemen aan gesprekken.’ Hoezo? Waarom? Iedereen die het stukje hier in De Laatste Vuurtorenwachter leest en elkeen die daar dat mooie kunstwerk bekijkt, zal zich samen met mij afvragen: wat bezielt de Facebook-censor? 
Ik onderneem een poging tot inzicht.
Rond 1949 schept Georges Grard (1901-1984) De zee (Liggend naakt), een ronduit indrukwekkend beeld. Oostende koopt het brons en voegt het in 1955 toe aan het aldaar in 1950 gebouwde casino-kursaal. Het volk omarmt het beeld als het zijne en doopt het Dikke Matille. 
In die tijd bestaat Facebook niet, maar er zijn wel fatsoenrakkers. Katholieke studenten schilderen Dikke Matille een broekje aan. Facebook bestaat nog niet, maar er bestaat wel crapuul: vandalen proberen het beeld met een krik van het voetstuk te lichten om het op de dijk te laten neerstorten. Een en ander leidt ertoe dat de gemeenteraad Dikke Matille in 1964 een andere plaats toekent, te midden van een beschermende waterpartij. Vaak gooien onbekenden kilo's waspoeder in dat bassin zodat een hoog schuimbad Dikke Matille aan het oog onttrekt. Ja, er zijn in die tijd krachten aan het werk die ons hun normen opdringen.
2025. We zijn meer dan zestig jaar opgeschoven in de vaart der volkeren. 'De grote verhalen' hebben afgedaan, 'de zuilen' regelen niet langer de dingen. Die worden nu geregeld door Facebook en consorten die ons evengoed hun normen opleggen. De vandalen werden vervangen door artificiële intelligentie. 
's Morgens protesteer ik tegen de censuur. ’s Avonds komt Facebook met een antwoord: ‘We hebben je inhoud nogmaals gecontroleerd ()’  en 'We hebben gezien dat onze technologie je content ten onrechte heeft verwijderd.' De censuur wordt opgeheven, maar… niet overal, in de FB-groep Kunstplatform Artslag houdt Meta voet bij stuk, de post voldoet daar — en alleen daar — niet aan Facebooks ronduit belachelijke norm: censuur! Of hoe artificiële intelligentie zich in deze als een niet al te snuggere vandaal gedraagt.


Dit gaat over dezelfde inhoud van een FB-post die ik op twee verschillende plekken zette. Op beide plekken werd de post door Meta gecensureerd. Na mijn protest werd de censuur op een plek opgeheven en op een andere plek in stand gehouden. Niet erg intelligent die artificiële intelligentie.

vrijdag 13 juni 2025

Literatuur, Ronny Blomme en 't kursaal

Petula Clark in 1966 in kursaal Oostende.

M’N LIEVELINGSSCHRIJVERS inspireren me schier eindeloos, Isaak BabelJames TateA.L. Snijders… Dezer dagen zit ik weer diep in Lydia Davis: Je moet bijzonder goed getraind zijn in het schrijversvak' zegt ze, 'hoe je dat ook aanpakt - meestal is de kunde van een schrijver het resultaat van jaren goede scholing, gecombineerd met veel oefening en vooral met veel lezen van goede literatuur, close reading, om te leren hoe de beste schrijvers hun effecten bereiken. Zonder die vakkennis kom je als schrijver nergens.’
’t Is een mening die ik deel en ik weet dat Isaak Babel en A.L. Snijders dat ook deden, haar mening delen. We delen trouwens ook elkaar, Babel, Snijders, Davis en ik. Snijders noemt Babel de grootste ever, Lydia Davis vertaalt A.L. Snijders in ’t Engels (°) en ik ben zot van alle drie. Dat zou gevonkt & geknetterd hebben, mochten we elkaar ooit ontmoet hebben, Davis, Snijders, Babel en ik, in Bredene, in de Cosmo van Ronny Blomme, ik kom daar nog op terug.
Ik lees een kort verhaal van Lydia Davis, getiteld Glenn Gould. Acht bladzijden, erg lang voor haar doen. Wat daar allemaal niet in staat! Dat de superpianist graag naar de Mary Tyler Moore Show keek bijvoorbeeld, net als Lydia Davis, ja, en net als ik die me de reeks herinner als Het meisje van de TV, dat was inderdaad schoon, zo’n parmantig meisje dat die Mary was. Davis schrijft ook dat Gould van Petula Clark hield, iets wat ze zelf niet goed begrijpt, maar ik wel, want ik vraag het u: was 't niet innig dansen in Ronny Blommes Cosmo, op het zoetgevooisde  'This Is My Song' (1967), een frotter?
Nu moet ik nog iets over Oostende schrijven of er is geen kat die dit literaire stukje leest. Weet u dat Petula Clark verschillende keren in Oostende kwam optreden? En in Oostende & Compagnie staat dat ook Glenn Gould in het kursaal present getekend heeft. Voilà.
Flor Vandekerckhove

(°) Grasses and trees. Grassen en bomen: very short stories by A.L. Snijders, chosen and translated by Lydia Davis. 264 pp. AFdH uitgevers. 2016 en ook A.L. Snijders. Night Train. Translated by Lydia Davis. 128 pp. New Directions Publishing Co. 2021. (Het tweede boek bevat, zegt de aankondiging, veel van wat al in het eerste staat.) 

donderdag 12 juni 2025

Het momentum van Vincent Van Meenen


WE HEBBEN ALLEMAAL wel zo’n moment gekend, een dag waarop je denkt: nu gebeurt het: Ernest Mandel had het zelfs meermaals en hij had het zeker in 1961, ten tijde van het arbeidersverzet tegen de Eenheidswet; velen hadden het in 1968 toen Parijs op stelten stond; Dirk Cosyns had het in 1974 toen hij in Italië een sterke buitenparlementaire linkerzijde aan ’t werk kon zien; Liesbeth Walckiers had zo’n moment in Lissabon: Anjerrevolutie!; Raf Verbeke had het wellicht ook toen hij zag hoe ‘gele hesjes’ alom kruispunten bezetten… ’t Is een lijst die tot ver in de geschiedenis teruggaat en nooit eindigt.
Theatermaker en auteur Vincent Van Meenen (°1989) had zo’n moment in Griekenland. Pas afgestudeerd trok hij in 2014 naar Athene waar hij toneel met vluchtelingen ging maken. Hij schrijft erover: ’Toen ik in Athene aankwam in 2014 met een rugzak vol vuile kleren was de stad een baken van hoop en verzet. Nog maar net was ik geland of een verzameld links front (Syriza) won overtuigend de verkiezingen.’ (°) Ja, ook ik herinner me dat indrukwekkend, tegendraads volk, een tegendraadse premier ook, ik herinner me forse verklaringen van Yanis Varoufakis, minister van financiën, die in een leren motorjekker tot verblufte eurocommissarissen zei: ‘Neen, we gaan dat niet doen.’ Ik herinner me ook ontgoocheling toen de Griekse regering uiteindelijk toegaf en ‘het toch deed.’ Zegt Van Meenen: ‘Tsipras tekende, Varoufakis nam ontslag en verhuisde naar Berlijn. De Griekse braindrain was ingezet. In zijn zog verliet een hele generatie de hoofdstad.’ Zelf schreef ik daar toen een stukje over: ‘Niet elke mens weet wat hij zingen zal op ’t eind.’ 
Nu ging Van Meenen nog eens naar Athene kijken: ‘Ik kom van de heuvel af en dwing mezelf om langs de plekken te lopen waar ik theaterworkshops gaf, waar de vluchtelingentheatergroep die we oprichtten haar eerste voorstellingen speelde. De panden zijn verzegeld, de gekraakte hotels gesloten, de wijk waar ooit geen politieman durfde te komen, wordt gegentrificeerd (…)’
Vincent Van Meenen had zijn moment beleefd. De jongeman schrijf goed, zie ik, zijn woorden stralen een ontroerende melancholie uit die ik graag toevoeg aan wat Enzo Traverso er in zijn Mélancholie de Gauche over schrijft: 
‘Het is de melancholie van Blanqui en van Louise Michel na de bloedige repressie van de Commune van Parijs; van Rosa Luxemburg die, in haar gevangenis van Wronke, mediteert over het bloedbad van de Grote Oorlog en de capitulatie van het Duitse socialisme; van Gramsci die na het mislukken van de Europese revoluties, in een fascistische gevangenis, opnieuw nadenkt over de verhouding tussen ‘stellingenoorlog’ en ‘bewegingsoorlog’; van Trotski tijdens zijn laatste ballingschap in Mexico, opgesloten achter de muren van een huis-bunker in Coyoacan: van Walter Benjamin die, verbannen in Parijs, de geschiedenis herwerkt vanuit het standpunt van de ‘geknechte voorouders’: van C.L.R. James die over Melville schrijft, op Ellis Island waar hij in quarantaine verblijft, als vijandelijke vreemdeling in de Verenigde Staten van het maccarthisme; van de Indonesische communisten die het grote bloedbad van 1965 overleefd hebben; van Che Guevara die er zich in de bergen van Bolivië bewust van wordt dat de Cubaanse weg in een impasse terechtgekomen is.’ 
(°) Vincent Van Meenen (links hiernaast). Over Griekenland. ‘Ik vraag de achterblijvers waar ze van dromen’ in DS zaterdag 4 januari 2025. 
(°°) Enzo Traverso. Mélancolie de gauche. La force d’une tradition cachée (XIXe – XXIe siècle). Paris 2016. Editions La découverte.

woensdag 11 juni 2025

Bij mij is 't geen samba, maar een frotter

MET EEN MARKER omcirkel ik de woorden: ‘() we zijn gewoon allemaal op zoek naar hoe je verhalen kunt blijven vertellen in een wereld die zelf satire is geworden. En dan geloof ik in wat dragqueen RuPaul zegt: je moet de duisternis van de wereld wel blijven zien, maar er niet naar gaan staren, want dan word je zelf duister. We moeten ons wapenen met joy en lichtheid, en van protest weer een feest maken met pruiken en sambabands. Ik ben het beu om met links in het verliezende kamp te zitten. Met saai scanderen gaan we er niet komen.’ 't Zijn woorden van Sara Vertongen, theatermaker die nu Kellyanne Cornway, the musical doet. Ik zoek nog een en ander op: dragqueen RuPaul en Kallyanne Cornway. Daarna zet ik, bij gebrek aan een pruik, mijn zotskap op en aangezien de samba niet in mij zit, doe ik ’t met een frotter. (Flor Vandekerckhove)

Nun Sind Unser Zwei 
Acteurs en toeschouwers van 
Femme Fatale Revisited 
zullen dit filmpje herkennen, 
het neemt hen mee naar the making of

Femme Fatale Revisited werd door Teater Studio James Ensor op 29, 30, 31 mei en 1 juni 2025 in Oostende opgevoerd in De Grote Post. Regisseur was Christine Pire die ook de hoofdrol op zich nam. — De theatertekst werd als creative commons uitgegeven door De Lachende Visch. Die tekst mag bijgevolg voor niet-commerciële doelen vrij gebruikt worden als de naam van de auteur vernoemd wordt.  Het e-boekje (56 pp) is gratis beschikbaar voor wie erom vraagt. Wie het per kerende in de mailbox wil vinden, mailt sofort naar liefkemores@telenet.be.

dinsdag 10 juni 2025

Zelfde verhaal, verschillend slot


ZOWAAR — De openingszin van dit extreem korte epos gaat vlot over naar het midden. In ’t midden verneemt de lezer dat hzij zelf het slot kiest: tragisch slot, komisch slot of tragikomische slot. (Flor Vandekerckhove. De illustrerende gifs bij de slotzinnen zijn telkens van Bill Domonkos)

maandag 9 juni 2025

Hoe Lou Reed een dichter werd

Delmore Schwartz, met op de achtergrond Lou Reed (ingekleurde tekening/collage van Anya Ulinich.) De gele banaan heeft Andy Warhol (1928-1987) speciaal voor The Velvet Underground gemaakt, zeggen Lou Reed en John Cale, oprichters van de groep, die banaan is het beeldmerk van The Velvet Underground geworden. Met de erven van Andy Warhol kwam er een copyright-affaire van.
 
IN DE VROEGE jaren zestig studeerde de jonge Lou Reed journalistiek, filmregie en creatief schrijven aan de Syracuse University in New York, ’t was geen goede tijd voor Reed, maar hij leerde er wel professor Delmore Schwartz kennen. Die wakkerde in hem het verlangen aan om literaire excellentie na te streven. Reed sprak over die hoogleraar waarderend als over de eerste grote persoon die hij ooit ontmoette. 
Schwartz was bovenal een dichter wiens leven en werk al gauw in een neergaande spiraal terechtkwamen, maar Reed bleef hem eren. Hij bracht in European Son een eerbetoon aan zijn mentor. Dat heb ik eerder al in een inleiding verteld, zoals ik dat daar ook al deed voor My House. Schartz’ biograaf (°) vermeldt dat Reed zijn ‘spiritual godfather’ later nog wil opzoeken, maar de dichter is dan al zover heen dat hij bezoek afwendt. (
Dat ver-heen-zijn van Delmore verwerkte ik in een handpalmverhaal: Gisteren op de Spinoladijk.) 
Lou Reed schrijft op een hoger literair niveau dan we dat van rock & roll-teksten gewoon zijn. Ik ga me hier niet slimmer voordoen dan ik ben, ’t meeste wat ik van Lou Reed weet, komt van Kris Verdonck — volgens Didi de Paris is Verdonck trouwens the one and only alhier wonende Reed-kenner — maar ik ken wel Lou Reed:Berlin (2008), mijns inziens een monument uit de cultuurgeschiedenis en ja, da’s toch van een ander niveau dan pakweg Kom van dat dak af(en ik zeg dat met respect, ‘Dak’ was het eerste rocknummer dat ikzelf integraal meezong, de plaat kwam uit in 1959, ik was tien, Marcel Van Paemel had het me geleerd. Maar dit helemaal terzijde)
Het overtuigendste bewijs van Delmores invloed vind ik in The Hidden Corners of the Lou Reed Papers, ik vertaal: ‘Toen de 28-jarige Lou Reed die avond op 23 augustus 1970 het podium van Max's in Kansas City verliet, stapte hij in vaders auto, ze reden naar het ouderlijk huis in Freeport, Long Island. Toen hij van het podium stapte, verliet hij de band – het was zijn laatste avond met de Velvet Underground. Veel belangrijker echter is dat hij ook de muziek achter zich liet. Zo begon Lous schrijverscarrière. Reed verliet de schijnwerpers van New York City en stortte zich hals over kop in de stillere wereld van het schrijven. Hij zou pas weer in het openbaar verschijnen in het voorjaar van 1971, op het podium van het St. Marks Poetry Project, waar hij enkele originele gedichten voordroeg. Het is bekend dat hij zichzelf, vóór hij zijn eerste gedicht van die avond voordroeg — "We Are The People" — tot dichter uitriep: I'm A Poet !’ Iggy Pop deed later iets moois met We Are The People: hij declameerde het in parlando, met mooie jazzmuziek op de achtergrond. In een interview voegde hij daar nog een portie duiding aan toe: kijken!

(°) James Atlas. Delmore Schwartz. The Life of an American Poet. 1977. Uitg. Farrar, Straus & Girox. 417 pp.

zondag 8 juni 2025

Smullend van een madeleine, denkend aan eeuwigheid


4 juni — IK TOEF IN Cabourg, waar de geest van Marcel Proust rondwaart. In mijn e-reader zit zijn hele À la recherche du Temps Perdu (in ’t Engels!) en in een apart mapje diens À l’ombre des jeunes filles en fleurs in ’t Frans, allemaal gratis van ’t net geplukt. (°) Ik zit op een tuinstoel naast Prousts standbeeld, bedachtzaam eet ik een madeleinegebakje, waarvan bekend is dat het een gedachtestroom op gang brengt. (°°) Ik denk meteen aan Monty Pythons All-England Summarize Proust Competition, waarin deelnemers heel de À la recherche in vijftien seconden moeten samenvatten, waarna mijn gedachten spontaan uitwaaieren naar Andy Warhol die in 1955 een boek met litho’s produceerde dat hij À la recherche du Shoe Perdu noemde.
Marcel Proust, Monty Python, Andy Warhol… ’t Zijn kerels die met hun werk de eeuwigheid trotseren, want ja, als ik mij in de nabijheid van zo'n standbeeld ophoud, overvalt mij telkens weer de
 eeuwigheid. Dat eeuwigheidsdenken wordt dan gevolgd door A.L. Snijders die zei: ‘() dat je als schrijver nooit kunt ophouden, je moet doorgaan tot je er bij neervalt. En zelfs dan is het niet zeker dat je tot de literatuur wordt gerekend.’ 
Zo gaat ook die dag in Cabourg voorbij, allemaal verloren tijd die ik hier ophaal om u te plezieren, zoals het een schrijver betaamt. Tegen de tijd dat ik Marcel Proust daar achterlaat, heb ik heel dat pak madeleines soldaat gemaakt. Dorst van 't snoepen, mijn suikerspiegel staat in ’t rood. Cholesterol, bloeddruk, overgewicht, stramme benen… Eeuwigheid? Ik ben al blij dat ik de avond haal.
Flor Vandekerckhove

[Er is een voorafgaand Cabourg-stukje: À la recherche de Marcel Proust.]

(°) van heel die À la recherche… bestaan ook Nederlandse vertalingen, alle bij De Bezige Bij in A'dam: Een liefde van Swann, vertaling van M.E. Veenis-Pieters. Inleiding S. Dresden. 1977, 250 p.; De kant van Swann (vertaald door Thérèse Cornips en Anneke Brassinga), 608 p.; In de schaduw van de meisjes in bloei (vertaald door Désirée Schijns en Philippe Noble), 608 p.; Sodom en Gomorra (vertaald door Thérèse Cornips), 648 p.; De voortvluchtige (vertaald door Thérèse Cornips), 352 p.; De kant van Guermantes (vertaald door Thérèse Cornips), 720 p.; De gevangene (vertaald door Thérèse Cornips), 512 p.; De tijd hervonden (vertaald door Thérèse Cornips), 464 p.
(°°) Wie wil weten hoe dat juist in zijn haak zit met zo’n madeleinegebakje, raad ik dit YouTube-stukje van de Soprano’s aan. Tony Soprano’s psychiater legt het hem uit.

zaterdag 7 juni 2025

Waarom ik Femme Fatale Revisited geschreven heb

Hulde aan regisseur-actrice Christine Pire, centraal op de foto, met op de achtergrond de vrouwen van de bus: Ann Orlans, Ariane Verhulst, Katrien Steenacker, Sophie De Bock, Laura-Emelie Kuhn, Isabel Louagie, Marie-Christine Vansteenkiste, Tanja Meseure, Iris Dekeersgieter, Marjan Tratsaert en Noenoe Vandamme. Vooraan links van Christine staat Ron Vanderstraeten als ‘reporter ter plaatse’, rechts staan Edwin Wets als ‘nar' en Jean-Marie Missiaen als ‘machinist’. De hele ploeg mocht terecht staande ovaties in ontvangst nemen. 

WAAROM? Er is een kort antwoord: ik schreef Femme Fatale Revisited (verder FFR) omdat actrice Christine Pire me erom gevraagd had. Er is helaas ook een langer antwoord.
Ik zie mezelf niet als een toneelschrijver, maar ik heb wel zes theaterstukken geschreven. De reeks vangt in 1995 aan met Naar de kloten, en dekt een tijdspanne van dertig jaar. Tijd voor een bilan, vind ik, ook omdat ik niet van plan ben om na FFR nog aan theater te doen, ’t is welletjes geweest. Zo’n bilan heb ik in 2012 trouwens ook gemaakt voor de romanschrijver die ik niet ben — Waarom ik Amandine geschreven heb — ook dat deed ik als point finale: géén romans meer.
Lang heb ik geworsteld met wat ‘geëngageerd schrijven’ heet, ‘t heeft ermee te maken dat ik trouw wilde blijven aan mijn jeugdidealen, iets wat vanaf 1988 problematisch werd, jaar waarin ik een actief politiek, links engagement achter me liet, om als uitgever-redacteur van Het Visserijblad van mijn pen te leven, in een maatschappelijke situatie die ik ooit omschreven heb als die van insider-outsider
Zeker voor wat m’n toneelwerk betreft was dat ‘geëngageerd schrijven’ nooit erg bevredigend, ’t was altijd te pamflettair, vond ik ook zelf (al wilde ik dat toen niet altijd toegeven.) FFR gaf me de mogelijkheid om die tekortkoming te overstijgen, eerstens omdat ik inmiddels met eigen schrijfvormen geëxperimenteerd had, tweedens omdat ik was blijven nadenken over de positie van de schrijver in het maatschappelijke veld, wat resulteerde in een Portret van de schrijver als nar (°). 
Edwin Wets als nar, in duet met de FF.
Ik denk wel dat ik FFR geslaagd kan noemen. De tekst mag over hete maatschappelijke hangijzers gaan (feminisme, #MeToo, gender, male gaze, woke…), toch denk ik niet dat iemand de tekst als pamflettair ervaart. Dat komt ook doordat het personage van de schrijver (de nar) ín 't hart van het stuk terechtgekomen is, de schrijver is in deze geen belerende toeschouwer meer, hij participeert. Bovendien doet de schrijver zich in het stuk niet anders voor dan degene die hij werkelijk is: een ouderwetse man, wiens blik in een ver verleden wortelt. Je moet maar eens kijken naar Film noir, vrouwen, sigaretten en een oud kantoor, waarin je me leert kennen als een mannenmens met een vooringenomen kijk; een blik die trouwens danig op de proef gesteld werd in de vroege jaren zeventig (wie die tijd niet meegemaakt heeft, kan  het moeilijk geloven: Lees De Rode Kut⇲.) Ik hou er hoe dan ook een diepgewortelde male gaze-attitude aan over, een godsbewijs zelfs. Ik vereeuwig die male gaze ook onbeschaamd — wel woke, maar tégen elke vorm van cancel culture — in drie handpalmverhalen: De male gaze in mannenogen. Maar goed, ik blijf eraan werken, zoals dat blijkt uit mijn recensie van het werk van kunstenaar Karin Hanssen: Kritiek op de mannelijke blik. Ge ziet, deze nar is voor wat FFR betreft niet over één nacht ijs gegaan.
Flor Vandekerckhove

(°) VWS. Jaarwerk MMXXIII. 136 pp.

Femme Fatale Revisited werd door Teater Studio James Ensor op 29, 30, 31 mei en 1 juni 2025 in Oostende opgevoerd in De Grote Post. Regisseur was Christine Pire die ook de hoofdrol op zich nam. — De theatertekst werd als creative commons uitgegeven door De Lachende Visch. Die tekst mag bijgevolg voor niet-commerciële doelen vrij gebruikt worden als de naam van de auteur vernoemd wordt.  Het e-boekje (56 pp) is gratis beschikbaar voor wie erom vraagt. Wie het per kerende in de mailbox wil vinden, mailt sofort naar liefkemores@telenet.be.

vrijdag 6 juni 2025

In Cabourg ging ik à la recherche de Marcel Proust

Links Grand Hotel de Cabourg, waar(over) Marcel Proust geschreven heeft. Hotel en stad zijn weer te vinden in het tweede deel van zijn magistrale À la Recherche du Temps Perdu. Rond het hotel staan nu tal van plakkaten waarop Proust geciteerd wordt. Rechts: standbeeld van Marcel Proust in de tuin van de Villa du Temps Retrouvé in Cabourg.


4 juni 2025 — Tania zet haar wandeling langs de GR 223 verder. ’s Morgens zet ik haar af in Deauville waarover ik eerder Al die achtenschreef. Nu wacht ik haar op in Cabourg, nabij het Grand Hotel waarin Marcel Proust tussen 1907 en 1914 regelmatig placht te verblijven, iets wat sporen naliet in À l’ombre des jeunes filles en fleurs van À la Recherche du Temps Perdu, zijn meesterwerk. Tegen de tijd dat Tania hier aankomt heeft ze twintig kilometer in de kuiten, mij geeft dat tijd om hier, ter stede, de schrijver van A la Recherche… op te sporen.

WIE LEEST DAT eigenlijk? Dat is een vraag die me telkens overvalt zodra Marcel Proust (°1871 - 1922†) in mijn nabijheid komt, ook nu weer. Op de zeedijk van Cabourg hou ik de entree van het Grand Hotel (vijf sterren!) in ’t oog. Ik monster binnen- en buitengaande gasten en weet opeens het antwoord op die vraag: zíj́ lezen dat! Zíj́ hebben daar tijd, geld en de culturele background voor.  
'We konden het hotel al zien, de lichten, zo vijandig bij aankomst op de eerste avond, nu beschermend en zacht, als een aankondiging van het haardvuur. En toen de auto voor de deur stopte, stonden de conciërge, de piccolo's, de drager, dicht opeengepakt, naïef, vaag bezorgd over onze vertraging, tegen elkaar gedrumd op de trappen ons op te wachten, ze waren ons vertrouwd, die wezens die zo vaak in ons leven veranderen, zoals wijzelf veranderen, maar in wie we, op het moment dat ze een tijdje de spiegel van onze gewoonten zijn, vertedering vinden in het gevoel dat we ons trouw en vriendelijk weerspiegeld weten.' (Marcel Proust in A l’ombre des jeunes filles en fleurs.)
Zelf heb ik een eerder vrolijke verhouding met het werk van Marcel Proust. Daarover schreef ik in Een zeereisje met verregaande literaire gevolgen
Aan boord lees ik een verhaal dat Marcel Proust schier eindeloos weet uit te melken. Tegen de tijd dat we Zeebrugge passeren — moeilijke zeegang — ben ik het oeverloos gepraat over Swann & Odette dermate beu dat ik het boek met een forse armzwaai in zee gooi. Yvon Kermarrec vindt dat een meesterlijke daad: ‘Zo hoort de aankomende schrijver met de hem voorafgaande literatoren om te gaan: overboord ermee!’
Dat boek van Proust eindigt trouwens alzo:
En in een vlaag van grofheid die bij hem de kop opstak zodra hij niet meer ongelukkig was en die het niveau van zijn morele oordeelsvorming omlaag haalde, schreeuwde hij zichzelf toe: ‘En te bedenken dat ik jaren van mijn leven verspild heb, dat ik heb willen sterven, dat mijn grootste liefde geweest is voor een vrouw die mij niet aantrok, die mijn soort niet was.' (°)
Ja, dat heb ik ook wel eens eens gedacht, meer dan eens zelfs, maar ik had nooit tweehonderdvijftig bladzijden nodig om me weer op pad te begeven.

Deze post over Cabourg heeft een vervolgstukje: Smullend van een madeleinegebakje.

(°) Slotzinnen van Marcel Proust in Een liefde van Swann.  Vertaling van M.E. Veenis-Pieters. Inleiding S. Dresden. 1977. Uitgeverij De Bezige Bij A’dam. 250 pp.  Het boek maakt deel uit van Op zoek naar de verloren tijd. Daarin is het De kant van Swann. Deel twee. Een liefde van Swann.
 
Laat mijn weerzin je niet tegenhouden. Lees hier de integrale, oorspronkelijke tekst van A la Recherche du Temps Perdu. Of als dat toch teveel mocht zijn - wat ik graag geloof - lees dan als inleiding ‘Marcel Proust à Cabourg’, waarin hertogin Duchesse Edmée de la Rochefoucauld vertelt over haar herinneringen aan Proust, zijn eigenaardige gewoonten en zijn fascinatie voor de aristocratische wereld. Ze beschrijft ook de sfeer van het mondaine leven in Cabourg en de interacties tussen de gasten in het hotel, dat zegt althans ChatGPT. Je kunt haar tekst hier lezen, zelfs downloaden.