zondag 29 juni 2025

1 juli nadert, daar is ‘HET SEIZOEN’

Een typische postkaart van Donald McGill.


’T IS IETS wat ik anders nooit doe, maar nu doe ik het toch: veldwerk! Ik trek naar de krantenwinkel, die hier ook souvenirshop is, en speur er op de staander naar het soort postkaart dat, leer ik zodoende, niet meer te vinden is: cartoonesk getekende strandscènes met daaraan toegevoegd een streep tekst die er de ‘grap’ extra inwrijft. Ik herinner me die postkaarten: de echtgenote heeft altijd een dikke kont, de echtgenoot is altijd een burgermannetje, de juffrouwen zijn tegelijk ondeugend en onschuldig. Ik dacht dat die postkaarten van alle tijden waren. Mis dus, hun tijd ligt achter ons. (°) 
George Orwell wijdt een essay aan dat soort postkaarten, meer bepaald aan deze van Donald McGill. (°°)  
'Wat ze doen is uitdrukking geven aan de Sancho Panza-visie op het leven () De combinatie Don Quichot-Sancho Panza () duikt steeds weer op, in eindeloze variaties, Bouvard en Pécuchet, Jeeves en Wooster, Bloom en Dedalus, Holmes en Watson (). Als je bij jezelf kijkt, wie ben jij dan, Don Quichot of Sancho Panza? Vrijwel zeker ben je allebei. Er is een deel van je dat 'één' wil zijn, je vrouw ontrouw wil zijn, enzovoort. Of je je erdoor laat beïnvloeden, is een andere vraag. Maar het is gewoon een leugen om te zeggen dat hij geen deel van je is, net zoals het een leugen is om te zeggen dat Don Quichot ook geen deel van je is, ().’
We kunnen zelf de lijst uitbreiden: Tijl en Lamme Goedzak, Laurel en Hardy, Gaston en Leo… Scherp gezien van Orwell, maar waarom zegt hij dat in een bundel die ‘Alle kunst is politiek’ heet? Hoezo politiek? Zo'n dwaas postkaartje, wat is daar nu politiek aan?
'Alles wat grappig is, is subversief () Een vuile mop is natuurlijk geen serieuze aanval op de moraal, maar een soort mentale rebellie, een vluchtige wens dat de zaken anders waren. Zo ook met alle andere grappen, die altijd draaien om lafheid, luiheid, oneerlijkheid of een andere eigenschap die de samenleving zich niet kan veroorloven aan te moedigen. De samenleving moet altijd iets meer van mensen eisen dan ze in de praktijk krijgt. () De hele literatuur die men officiële literatuur zou kunnen noemen, is op dergelijke aannames gebaseerd. Ik lees nooit de verklaringen van () premiers () zonder dat ik op de achtergrond een koor () hoor van al die miljoenen gewone mensen die door die verheven gevoelens niet aangesproken worden. Desondanks winnen de verheven gevoelens uiteindelijk altijd; leiders die bloed, arbeid, tranen en zweet aanbieden, krijgen altijd meer uit hun volgelingen dan degenen die veiligheid en plezier offreren. Als het erop aankomt, zijn mensen heldhaftig. Vrouwen staan ​​voor het kraambed en de schoonmaakborstel, revolutionairen houden hun mond in de martelkamer, slagschepen zinken met hun kanonnen nog steeds schietend, terwijl hun dek onder water staat. Alleen is het zo dat het andere element in de mens, de luie, laffe, overspelige die in ons allen huist, nooit helemaal kan worden onderdrukt en af en toe moet worden gehoord.()'
Orwell sluit zijn essay af met: 'De hoek van het menselijk hart waar zij voor staan, zou zich gemakkelijk in ergere vormen kunnen manifesteren, en ik zou het jammer vinden als ze zouden verdwijnen.’ Wel, George, ’t ziet ernaar uit dat ze vandaag verdwenen zijn. Die ‘hoek van het menselijk hart’ vindt vandaag wellicht in meer dan voldoende mate soelaas op ’t internet.
Flor Vandekerckhove

(°) Misschien moet ik mijn veldwerk uitbreiden, de tram nemen, tal van souvenirwinkels exploreren, er een queeste van maken, misschien moet ik daarna mijn mening bijschaven, maar zoveel dadendrang vind ik overdreven en ik verhoop van u hetzelfde.
(°°) The Art of Donald McGill. (1941) In George Orwell. All Art Is Propaganda. Critical Essays. Compiled by George Packer. Introduction by Keith Gessen. 2008. Mariner Books / Houghton Mifflin Harcourt. Boston New York. 872 pp. De uittreksels komen van George Orwell. 'All Art Is Propaganda'. Apple Books. De vertaling is van Google.

zaterdag 28 juni 2025

Oneliner van de dronkenschap

Het inspirerende/illustrerende schilderij heet El Barracho Zaraus (De dronken Zarauz, 1910, olie op canvas, 115 x 140 cm). ’t Is een doek van de Spaanse schilder Joaquín Sorolla. Het bevindt zich in The National Gallery Londen en behoort tot het Publiek Domein. 

NOG BETER IS: dorstig drinkwerk resulterend in een doorweekt dronkaardsdoctoraat. Hoe dan ook, een van de voordelen van ’t internet is dat de schrijver klank en beeld aan het verhaal kan toevoegen, kijk hier maar (de violen zijn deze van GarageBand.) 
Dit is een van de poëtische oneliners die ik aan ’t schrijven ben, altijd één lijn, 17 lettergrepen, geen leestekens, geen kapitalen. Vergelijk het met piano-oefeningen van de pianist, de kleiwerkjes van de beeldhouwer, 't schetsboek van de tekenaar… We doen het om de stiel goed in de vingers te houden. De oneliner komt uit het niets en verdwijnt daar ook weer in. Tegelijk maken ze deel uit van een zoektocht naar geschikte literaire vormen die internetlezers — ze scrollen, surfen en swipen — bij de les houden. (Flor Vandekerckhove)

vrijdag 27 juni 2025

Een waar Oostends verhaal

Dagelijks wandel ik over en weer van Bredene naar Lange Nelle. Als het weer het toelaat verpoos ik even tegen zo’n rotsklomp van de strekdam en lees een ZKV van A.L. Snijders. Soms krijg ik daar inspiratie en omdat ik die op de terugweg niet zou vergeten, neem ik een notitie. Op den duur staat het boek van Snijders, zoals u hierboven ziet, vol krabbels, geheugensteuntjes, oneliners en een enkele keer zelfs met een heel verhaal. Dat verhaal, Chopper, plaats ik hieronder.

‘Wantrouw elke aandrang tot schrijven 
behalve de vreugde van het formuleren.’
Godfried Bomans

Chopper — TOEN IK JONGER was in jaren en stijf stond van testosteron, trok ik naar de Baelskaai om daar de schoondochter van de smid te zien die nóg jonger was in jaren, maar toch al heel ervaren en die me al in vervoering brengen kon door alleen maar met d’r haar te schudden. In gedachten zat ze achter me op de chopper en gaven we de wind vrij spel, een spoor van feromonen achterlatend. Lassers staakten ’t lassen, schilders staakten ’t schilderwerk, meeuwen staakten 't stelen en drinkers ’t drinkgelag, al wat ogen had keek ons na. De wind schroeide mijn okselharen, terwijl ik met vaste hand de stang omklemde. En zij mijn bast. Nooit waren we zo dicht als die dag op de chopper, on the road, in mijn gedachten.
 (Flor Vandekerckhove)

donderdag 26 juni 2025

Kunstschilder Alan Cote & familie

Alan Cote. Tumbril (2022) 68’’ x 104” (172,72 cm x 264,16 cm.)

IN HAAR BUNDEL (°) wijdt Lydia Davis ook enkele essays aan beeldend kunstenaars. Over ‘Joan Mitchell and Les Bluets, 1973. had ik het eerder al. Over wat ze met Joseph Cornell doet, zeg ik misschien later iets, maar nu ga ik op zoek naar Alan Cote (°1937), derde en laatste beeldend kunstenaar die ze in haar boek trekt.
Wanneer ik zo’n — voor mij nieuwe — naam tegenkom, leg ik een mapje aan. Ik googel de mens, zoek beelden, speur naar commentaren… Dat zoeken naar Amerikaan Alan Cote verloopt eerst moeizaam, die mens heeft bijvoorbeeld geen Wikipediapagina, maar hij verkoopt wel schilderijen, in 2024 is dat minstens een groot tweeluik — grote tweeluiken zijn, leer ik daarna, echt zijn ding.
Ik vind zijn website. De laatste solotentoonstelling dateert al van 2017, zie ik. Erg verwonderlijk is dat niet, de man is dan al tachtig — inmiddels dus 88. Wanneer ik het vakje ‘recent paintings’ aanklik, zie ik twaalf tweeluiken, het recentste is van 2022. Er is een interessante video uit 2013, die ik tot het einde uitkijk, waar ik de naam van de maker ontdek: Theo Cote, videomaker en fotograaf. De naam laat het al vermoeden, ’t is familie. Ik zoek het op: Theo is de zoon van Alan. En wat ik daarna ontdek is dit: Theo is ook de zoon van Lydia Davis. 
 [En waarom ook niet? Mijn zoon Bert maakt muziek, mijn dochter Marijke is beeldend kunstenaar, zelf schrijf ik verhalen, ook dat levert al eens iets op waarbij je ons samen aantreft, zoals hier in ‘Collage’.] Waardoor ik onverwachts heel het gezin Cote-Davis leer kennen. Op Cotes website klik ik het vakje 'essay' aan en het verwondert me al niet meer dat het Energy in Color betreft, ondertitel: On the Recent Paintings of Alan Cote. Dat zijn ook de titels van het Cote-essay in het boek. U kunt het op het internet lezen, wat me van de plicht ontslaat om er hier zelf diep op in te gaan, temeer omdat Lydia Davis niets toevoegt aan wat de video van de zoon ons toont. Ik laat Google een stukje vertalen:
‘Waarom twee panelen in plaats van één rechthoek? Wat is het verschillende effect van twee panelen op de toeschouwer? Waar het enkele doek de neiging heeft om enigszins als een raam te fungeren, waarbij de toeschouwer direct naar en in het doek kijkt, verandert de relatie bij het schilderij met twee panelen radicaal: er is interactie tussen de twee panelen, waarbij de toeschouwer ofwel als toeschouwer fungeert – waarbij een deel van de spanning verschuift van de relatie tussen toeschouwer en schilderij naar de relatie tussen de twee panelen – ofwel als deelnemer aan een driehoeksverhouding: paneel op paneel op toeschouwer. ()’

(°) Lydia Davis. Essays One. 528 pp. Uitg. Farrar, Straus & Giroux. 2019.

woensdag 25 juni 2025

Déjà vu

De vergelijking tussen onze tijden en de jaren dertig van de vorige eeuw wordt vaak gemaakt, maar nergens zag ik het al doen door middel van dit schilderijtje uit 1931 van Gustave De Smet. Feestdag in Deurle (Sint-Martens-Latem)

GAZA IS WAT de katholieken destijds met de katharen deden: Dood hen allen, God zal de zijnen herkennen. Is dat niet een eenentwintigste eeuwse variant van die middeleeuwse slachting, zo indringend bezongen door Iron Maiden? En Bart De Wever is dat geen politieke lookalike van Wilfried Martens, zijn die mannen geen gezanten van God, ongewoon gewone mannen, zoals ik er ooit een tegenkwam toen ik lang geleden de kerk verliet? Mijn dichterlijk-politieke blik op de wereld wordt inderdaad geregeerd door de déjà vu. De kleine Fabian die op zijn step door de flikken doodgereden wordt, herinnert dat u niet aan Semira Adamu († 1998), Mawda Swahri († 2018), Jozef Chovanec († 2018) en Mehdi Bouda (†2019): Grinderman ontwapend. 5% om de NAVO te plezieren, dat doe je toch, zoals Naomi Wolf het lang geleden in haar Shockdoctrine (2007) uitlegde, op een moment waarop de mensen álles slikken. Het gevolg van die 5% werd ook al lang geleden bezongen, in dit geval door Walt Whitman, Joan Baez en ik in Ik zag het legervisioen. Allemaal déjà vu! Donald Trump, is dat niet een soort Ronald Reagan en gaan hun echtgenoten niet naar de coiffeur? En Vladimir Poetin is dat geen soort Stalin? Hoera! Hoera! Hoera!. Weet je trouwens dat de Belgische punkgroep The Kids geen visum meer krijgt om in de VS op te treden en zongen die Kids niet lang geleden al van Fascist cops? Rest de vraag: Que faire? Ook De Laatste Vuurtorenwachter heeft nog wel iets te doen, Laat me je erover vertellen in De mij resterende taak.
Déjà vu
 is een eenparagraafverhaal. In 2022 publiceerde uitgeverij De Lachende Visch honderd soortgelijke eenparagraafverhalen. De bundel wordt ingeleid door mijn oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche.
Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Honderd titelloze eenparagraafverhalen gratis voor elkeen die erom vraagt. Doe het nu en het boek (pdf of epub naar keuze) valt vandaag nog in je mailbox. Doe het meteen (zeg pdf of epub en vermeld de titel) via liefkemores@telenet.be↗︎

dinsdag 24 juni 2025

Dit verhaal bevat product placement

Links: Rik Van Steenbergen: ‘Doe zoals ik. Ik drink melk.’ Midden: het embleem van de Melkbrigade. Rechts: Nonkel Bob, M-brigadier. Hier samen met Mick Jagger. (Ik haalde de foto van de FB-pagina van Piet Piryns, met deze commentaar: ‘Een van mijn favoriete Selleslags-foto’s. Vlak voor de opnamen van Tienerklanken spelt nonkel Bob Mick Jagger nog eens goed de les. De foto is gemaakt op de bovenste verdieping van de Brusselse Martini-toren in 1964.’)

IK KEN MEISJES die bij De Kroonwacht waren en jongens van de Kruisvaarders ken ik ook, maar zelf was ik van de Melkbrigade. In 1959 was dat wel degelijk een echte jeugdbeweging, met wimpels, speldjes en het belonen van een goede daad die uit 't drinken van melk bestond. Op een spaarkaart verzamelde ik M-punten en met trots droeg ik het embleem M op mijn zondagse kleren (op die kleren kom ik nog terug.) Onze leiders waren M-brigadiers. De bekendste was ongetwijfeld Nonkel Bob⇲. Ook Rik Van Looy was een bekende M-brigadier, waarnaar wij bewonderend opkeken. Van Looy werd medio jaren zestig, ook als M-brigadier, ingehaald door Eddy Merckx, en vóór Rik Van Looy maakte Rik Van Steenbergen al reclame voor 't drinken van melk. In Van Steenberges tijd was er echter geen Melkbrigade, hij telt dus niet echt mee. Kruisvaarders keken neer op de Melkbrigade, ten onrechte, want mijn lidmaatschap werpt tot vandaag vruchten af: nog altijd drink ik dagelijks mijn glazen melk, 't enige verschil is dat ik het niet meer in een boekje bijhoud. Ik moet nog iets over die zondagse kleren zeggen. In die tijd had je gewone kleren en zondagse. Die laatste jeukten & schuurden en er zaten plooien in die stijf stonden van de Remy; zondagse kleren zaten slecht, ze knelden onder je oksels en rond je nek; zondagse schoenen waren altijd te groot of te klein en je mocht er niet mee voetballen of ze werden vuil. Je neus snuiten deed je met een platgestreken, zondagse zakneusdoek. Op den duur kwamen er ook manchetknopen aan te pas en een plastron. Zo ging dat in wat Jan Theys terecht de tijd van toen noemde. 

maandag 23 juni 2025

Ooit komt de dag dat ge wel iets weet

Josse De Pauw in het plantsoen. © Johan Dockx.

Zondag 22 juni 2025 — WANNEER IK IN de krant zo’n boekenbijlage lees, denk ik altijd: man man man, hoe onwetend zijt gij eigenlijk. Ik spreek dan tegen mezelf, onwetende lezer die ik ben. Maar deze keer is het anders, deze keer weet ik waarover ze het hebben. Frontpagina: Joan Didion. Lees ik, ken ik. Op de tweede pagina geeft Lies Van Gasse ons een zin die haar bijblijft. Ik ken die zin, het is de opening van De gedaanteverwisseling, daar schreef ik een mini-essay over: De burn-out van Franz Kafka. Verder vertelt Josse De Pauw over een plekje dat ik ken:
We waren toevallig in gesprek geraakt, op een bank in een achterafparkje, zo een waar weinig mensen weet van hebben. Vroeger een privétuin, later werd hij opengesteld voor het publiek. Grote, oude bomen, meestal eik, treurbeuk, kastanje, een moerascypres en verspreid over het parkje wat pioenenperken. (…)’
Mijn parkje ligt in Brugge, bezijden de Elzelstraat, Pastoor van Haeckeplantsoen. Weinig kans dat het ook dat van Josse De Pauw is, elke stad met manieren heeft wel zo’n achterafparkje. Scherp gezien van Josse. De boekenbijlage sluit af met een rubriek waarbij deze keer Vincent Van Meenen aan het woord komt. Over die mens schreef ik Het momentum van Vincent Van Meenen. Hij reageerde daar ook op: ‘Vooral mijn boeken lezen.’ Ik schreef terug: ‘En gij de mijne’, waaraan ik mijn recentste boek toevoegde, Vanaf de vuurtoren. Nu hoor ik van die gast niets meer. 
Flor Vandekerckhove

zondag 22 juni 2025

Fameus autoaccident tussen Oostende en Bredene

Links: de Koninklijke Baan in een mij onbekend jaar (kan iemand uitgaand van de automodellen ’t jaar afleiden of het benaderen? Moeilijk, de rij auto's toont alleen maar achterkanten. Een uitzondering: aan de overkant staat een autootje dat de voorkant toont.)


‘ALS IK DOODGA, wil ik vredig heengaan, zoals mijn grootvader het deed – in zijn slaap. En niet schreeuwend en gierend, zoals de passagiers in zijn auto.’ Ik hoorde het mopje van Bert, mijn zoon. Een vader vraagt zich dan af: waar haalt hij het? Een haastige blik op ’t internet toont me verschillende mogelijkheden. Will Rogers komt in aanmerking, Spike Milligan wordt genoemd, iemand zegt Jack Handey, ’t meest van al wordt gewezen naar Bob Monkhouse. Succes heeft vele vaders. Zelf heb ik weinig succes met mijn verhalen. Om dit goed geritmeerde en strak geschreven stukje tot bij u te krijgen, moet ik er een leugentje-om-bestwil aan toevoegen. Weet u trouwens dat het beschreven autoaccident alhier heeft plaatsgegrepen, lang geleden, op de Koninklijke Baan, tussen Oostende en Bredene? Ja, dat scheelt al gauw enkele honderden lezers, allee, kijkers.
Flor Vandekerckhove

zaterdag 21 juni 2025

Zeswoordenverhalen

Een extreem kort verhaal van Ernest Hemingway gaf aanleiding tot een boekje: Not Quite What I Was Planning: Six-Word Memoirs by Writers Famous and Obscure.


ERNEST HEMINGWAY SCHREEF het kortste verhaal ooit. Het dateert van de jaren twintig: ‘Te koop: kinderschoentjes. Nooit gedragen.’  Slechts vijf woorden (in ’t Engels zes), maar er zijn sindsdien wel duizenden woorden aan besteed. Waar schrijft Hemingway het? Is er een weddenschap mee gemoeid? Pikt hij het uit de krant? Is het dan plagiaat? Heeft hij het überhaupt wel geschreven? Meer daarover vind je hier. Feit is dat al de voorwaarden aanwezig zijn om het een klassiek verhaal te noemen: protagonist, conflict, uitkomst. Het personage in dit verhaal is de persoon die de advertentie schrijft. Het conflict is dat van een ouder die een misval te verwerken krijgt of het overlijden van een kind dat te jong was om die babyschoentjes te dragen. De uitkomst bestaat erin dat de schoentjes verkocht worden zodat de ouder met zijn/haar leven verder kan.
Hemingways verhaal maakt school. Er is een obscuur genre dat Six-Word Memoirs heet, ik heb het boekje in huis gehaald. Daarin staan pareltjes als: ‘I asked. They answered. I wrote.’ en ‘Seventy years, few tears, hairy ears.’ De titel van die bundel is niet te evenaren, ook zes woorden: Not Quite What I Was Planning, het leven (én het schrijven) kan niet beter samengevat worden. Ik maak tien oefeningen in het genre, met wisselend succes. (Flor Vandekerckhove)



Niemand was gevraagd. Waarom kwam iedereen?


Ik keek naar haar, zij weg.

     

Nam een omweg, kwam erg laat.


Huis afgebrand, noise gelukkig nipt gered.


Ik was alleen, niemand zei iets.


Hij deed zijn best. Te laat.


Zoldering te hoog, koord te kort.


Brug gemist. Recht het water in.


Het noorden kwijt, het zuiden gevonden.


De naald? Niet eens de hooiberg

vrijdag 20 juni 2025

Herinneringen aan Sandra van de krantenwinkel

De foto toont dat deel van de Duinenstraat waar de krantenwinkel van Sandra was. De foto dateert weliswaar van lang voor Sandra’s uitbating, ik vind geen ander/beter beeld. Inzet: Sandra Mombert (°01.10.1965 - 05.06.2025†).

NA PAULA KWAM Sandra. Ik had in die tijd veel aandacht voor de wereld en ging in haar krantenwinkel maandelijks Le Monde Diplomatique halen, die ze voor mij apart hield. Het gesprek was altijd zakelijk, maar wanneer ik daarna met die dikke krant onder de arm huiswaarts keerde, dacht ik steevast: wel sexy, die Sandra. Opeens was de krantenwinkel dicht, onaangekondigd, onverwachts. Verbaasd nam ik het voor wat het was en keerde met lege handen naar huis. Iemand zei dit en iemand zei dat. Nog iemand anders zei dat het met een liefdesavontuur richting Spanje te maken had, soortement zomerliefde op latere leeftijd. Ah, antwoordde ik, het is zoals Blaise Pascal het zo welsprekend zei: ‘Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent.’ Sandra kwam terug, maar de winkel bleef dicht, er kwam een garagepoort. Dagelijks fietste ik voorbij het huis. Soms stond het bovenvenster open en zag ik Sandra voor het open raam de strijk doen. Wat kan ik nog meer zeggen? Le Monde Diplomatique lees ik niet meer, mijn aandacht voor de wereld is met de jaren afgenomen. (Flor Vandekerckhove

Dit in memoriam is een eenparagraafverhaal. In 2022 publiceerde uitgeverij De Lachende Visch honderd zo’n verhalen, gebundeld in een e-boek. Het boek wordt ingeleid door mijn oud-leraar Nederlands Alfons Vandenbussche.

Zoals alle e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook Honderd titelloze eenparagraafverhalen gratis voor elkeen die erom vraagt. Doe het en het boek valt vandaag nog in je mailbox. Doe het (en vermeld de titel) via liefkemores@telenet.be↗︎

donderdag 19 juni 2025

Haruki Murakami over schrijven: 'Het gaat om de muziek.'

Haruki Murakami voor zijn platenkast.

WAT IK JE niet hoef te vertellen is dat er nogal wat verschillen zijn tussen Haruki Murakami⇲ en mij. Er zijn ook overeenkomsten: we zijn kinderen van dezelfde tijd die ons op soortgelijke manier gevormd heeft. Ik schreef daar in 2023 een essay over, Murakami en ik over schrijverschap. (°) In de aanloop naar dat essay verzamelde ik meer boeken dan ik toen uiteindelijk gebruikte. In zijn Absolutely on Music (°°) lees ik nu voor 't eerst een stukje: The Relationship of Writing to Music (°°). Ik herken veel, onderstreep veel en Google Translation vertaalt veel:
‘() je kunt niet goed schrijven als je geen oor voor muziek hebt. Die twee kanten vullen elkaar aan: naar muziek luisteren verbetert je stijl; door je stijl te verbeteren, verbeter je je vermogen om naar muziek te luisteren. () het belangrijkste bij schrijven? Het is ritme. Niemand gaat lezen wat je schrijft als er geen ritme in zit. Het moet een innerlijk ritmisch gevoel hebben dat de lezer voortstuwt. () De meeste literatuurcritici negeren dat element. Ze praten vooral over de subtiliteit van de stijl, de nieuwigheid van de woordenschat van de schrijver, het verhalende momentum, de kwaliteit van de thema's, het gebruik van interessante technieken, enzovoort. Maar ik denk dat iemand die zonder ritme schrijft, het talent mist om een ​​schrijver te zijn. () het ritme komt voort uit de combinatie van woorden, de combinatie van zinnen en alinea's, de combinaties van hard en zacht, licht en zwaar, balans en onbalans, de interpunctie, de combinatie van verschillende tonen. “Polyritme” zou er wel eens de juiste term voor kunnen zijn, net als in muziek (). Ik ben een jazzliefhebber, dus zo zet ik eerst een ritme neer. Dan voeg ik er akkoorden aan toe en begin ik te improviseren, waarbij ik het gaandeweg vrijelijk verzin. Ik schrijf alsof ik muziek maak. ()’
In 2020 ontdek ik een versvorm die me als gegoten ligt, het vrije kwatrijn geeft mijn schrijverij een ritme dat het, zegt ook Murakami, nodig heeft. Omwille van die kwatrijnen — een versvorm toch — placht ik het resultaat poëzie te noemen:
De buren stormen de straat op en de buren van de buren doen
Het ook en de buren van de buren van de buren en zelf blijf ik even
Min in huis en heel de straat staat op straat en in de daar
Naast gelegen straat om de hoek is het gewis niet anders
Vanaf eind 2024 begin ik de term in vraag te stellen. Poëzie? Het zijn, denk ik soms — nu ook door het lezen van Murakami’s Relationship of Writing to Music — gewoon goed geritmeerde verhalen
de buren stormen de straat op en de buren van de buren doen het ook en de buren van de buren van de buren en zelf blijf ik evenmin in huis en heel de straat staat op straat en in de daarnaast gelegen straat om de hoek is het gewis niet anders
Er zijn nog manieren waarop ik in mijn verhalen naar ritme zoek. Ik doe ’t ook in wat ik provoverzennoem en in eenparagraafverhalen. Maar goed, ik weet dat u aan dit alles nauwelijks een boodschap hebt. Kom, misschien maak ik het goed door er in extremis iets van Lydia Davis tegenaan te gooien, schrijver waarin ik me momenteel in close reading verdiep. Ook zij heeft het over muziek:
‘Gisterenavond heeft Milfred, mijn buurvrouw op de verdieping hieronder, met een hobo gemasturbeerd. De hobo piepte en krijste in haar vagina. Mildred kreunde. Later, toen ik dacht dat ze klaar was, begon ze te gillen. Ik lag in bed met een boek over India. Ik voelde haar genot via de vloerplanken mijn kamer instijgen.' Waarna ze fijntjes afsluit met: 'Natuurlijk kan er een andere verklaring zijn geweest voor wat ik heb gehoord.’ (°°°)

(°) 2023. Over schrijverschap. 23 pp. Net als alle e-boeken van De Lachende Visch is ook dit essay gratis (beschikbaar in pdf en EPUB). Mail erom (zeg pdf of epub en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.
(°°) In Haruki Murakami. Absolutely on Music. 2017. Gesprekken met dirigent Seiji Ozawa (†). Uitg. Knopf Doubleday Publishing Group. 320 pp. (De vertaling van het citaat is van Google Translation.) Er staat een interessant filmpje op Youtube dat Murakami’s relatie met schrijven-muziek goed uitlegt: Haruki Murakami and Jazz.
(°°°) In Lydia Davis. Bezoek aan haar man en andere verhalen. 296 pp. Uitg. Atlas Contact. 2012.

woensdag 18 juni 2025

Ouwehoeren in de Tijl

Café Tijl in een mij onbekend jaar, ik herken niemand. Liliane Mortier leert me in de FB-groep Bredene Retro hoe ’t zit: Lydie was de eerste uitbaatster, ze denkt: vanaf 1964. De vrouw achter de toog is Lydies schoondochter (getrouwd met Lydies zoon François). Patrick Bruyneel herkent een der klanten: 'de derde van links, met wit hemd is Willy Bruyneel, broer van mijn vader.'

MIJN OUDERS GINGEN voor het eerst op reis en ik paste op de winkel. Na sluitingstijd ging ik met mijn maat Jean-Pierre Boentges (†) in café Tijl ouwehoeren over Teillard de Chardin waar we nauwelijks iets van afwisten. Lydie waakte over de bieren. Nu en dan riepen JP en ik: ‘Twee absint alstublieft!’, waarna Lydie ons twee pinten bracht. Onder stimulans van dat bier ging ons ouwehoeren naadloos over in het reciteren van absintdrinker Paul Verlaine — Il pleure dans mon coeur — en in ’t naar huis gaan, legden we daar een ferme schep Dubliners bovenop, Seven Drunken Nights⇲, song die kort daarvoor via Radio Caroline tot ons gekomen was. De liedtekst bemeesterden we nog niet echt — in die tijd moest je wachten tot Humo de moeite deed de tekst af te drukken — de sfeer daarentegen hadden we meteen beet. ’s Anderendaags stond ik weer pal achter de toonbank van de winkel. Ah, die zoete herinneringen blijven aan mij kleven als de gelukzaligste vakantie ooit, ook omdat een mens op die leeftijd gelukkig niet beseft wat hem nog allemaal te wachten staat. 
Lydia Davis (°1947), enkele jaren ouder dan wij, had eerder dat jaar haar bachelordiploma behaald, wat ik uiteraard evenmin wist, ze was toen onbekend, ook voor haar moest alles nog beginnen. Nu is ze een van mijn lievelingsschrijvers. In Voorbeelden van verwarring (°) schrijft ze: ‘Plotseling is hij daar, mijn eigen geest: een oude witte hond met kromme poten en een wiebelende kop die om de hoek van de veranda staart met één krankzinnig, door grauwe staar vertroebeld oog.’ Met zo’n beeld hadden we wel iets kunnen aanvangen, JP en ik, daar in de Tijl, in september 1968.
Flor Vandekerckhove

(°) In Lydia Davis. Bezoek aan haar man en andere verhalen. 296 pp. Uitg. Atlas Contact. 2012.

dinsdag 17 juni 2025

Een schilderij vertalen

Joan Mitchell. Les Bleuets. Olieverf op doek. Triptiek. 280,7 cm x 579,8 cm. 1995. 

In deposito Musée d'arts de Nantes sinds 06-12-1996.


GOED SCHRIJVEN, ik ga al naar de tachtig en ben ’t nog steeds aan ’t leren. Nog altijd benader ik mijn lievelingsschrijvers in close reading, me afvragend: hoe doen ze het. Nu buig ik me weer over Lydia Davis, zoals eerder ook al gebleken is in Literatuur, Ronny Blomme en ’t kursaal. Hoe doet zij het, hoe doet zij het? In A writer wrestles with a painting (°) probeert ze nader tot Les Bleuets van Joan Mitchell te komen. Hoe doet zij dat? 
‘() Ik vond het schilderij erg mooi en vond dat er geen probleem was met de manier waarop ik ernaar keek. Het was wat het was, vormen en kleuren, wit en blauw. Toen vertelde Joan of iemand anders me dat het verwees naar het landschap hier in Vétheuil, specifiek naar korenbloemen. () dit was een verrassing, zelfs een schok voor me. Blijkbaar wist ik niet dat een abstract schilderij verwijzingen naar een onderwerp kon bevatten. Er gebeurden twee dingen tegelijk: het schilderij steeg abrupt boven zichzelf uit, verloor zijn eenzaamheid, kreeg een relatie met velden, met bloemen; en het veranderde van iets dat ik begreep in iets wat ik niet begreep, een mysterie, een probleem. Daarna kon ik proberen het te doorgronden: er moesten visuele aanwijzingen in het schilderij zitten. () Als de lichtere, verspreide of gebroken blauwe vlakken naar korenbloemen verwezen, waar verwezen de blokken donkerder blauw dan naar, en het weelderige wit? () Was dit een weergave van een emotionele reactie op korenbloemen, of van een herinnering aan korenbloemen? () Uiteindelijk begon ik antwoorden op mijn vragen te vinden, maar het waren geen volledige antwoorden, en na een tijdje voelde ik geen behoefte meer aan volledige antwoorden, omdat ik inzag dat een deel van de kracht van het schilderij juist was dat het zich aan een verklaring bleef onttrekken. Ik werd bereid om aspecten van het schilderij mysterieus te laten blijven ().’
Lydia Davis is naast schrijver ook vertaler, ze heeft ondermeer werk van A.L. Snijders in ’t Engels vertaald. Ook in haar vakgebied stoot ze op soortgelijk 'falen door vertalen': 
‘() tijdens het vertalen van Franse teksten naar het Engels, worstelde ik zo hard met de betekenis van bepaalde complexe zinnen dat ik er zeker van was dat ik deze strijd fysiologisch in mijn hersenen voelde – de kleine stroompjes elektriciteit vonkten, reisden, sprongen vooruit tegen het probleem, vielen terug, sprongen weer vanaf een andere kant, faalden.’
Dat vonken en falen geldt wellicht bij het vertalen van alle kunstvormen. Ook rond de betekenis van muziek hangt een mysterie, iets wat niet in 'zeggende woorden' te vertalen valt, toch niet zomaar. (°°) ’t Zelfde geldt voor poëzie, is mijn eigen ervaring. Er is een gedicht van Nick Tosches dat ik mooi vind, May the Gods without Names Redeem Me. Ik vertaal het en merk dat er onderweg verlies optreedt. Naar een oplossing zoekend, haal ik dat verlies weer op door er een song van te maken. Het gedicht is nu meer dan vertaald, het is geadapteerd. Ge moet maar 1s kijken: Ik ken de weg naar zee.
Ik haal een filmpje van ’t net, How to look at an abstract painting. Drie kenners kijken naar schilderijen van Joan Mitchell en zeggen wat ze zien. 
De drie zetten de niet-verbale taal van dat abstracte schilderij om in woorden,  ’t Is, vind ik, weinig overtuigend. Uiteraard: twee mensen weten meer dan één en wanneer je met drieën commentaar geeft, zie je dingen die je alleenstaand niet opmerkt, maar het verlies blijft, vandaar dat Lydia Davis zegt dat je bereid moet zijn ‘om aspecten van het schilderij mysterieus te laten blijven.’ 
Wat ik er zelf over denk: vertalen leidt steevast tot verlies, hertalen haalt dat verlies terug (als 't goed gaat toch). Je moet de bleuets van Joan Mitchell in pianomuziek hertalen. In poëzie. In drama. In een song. In dans. In een essay. In filosofie misschien…

(°) A writer wrestles with a painting waaruit ik citeer — nadat Google het voor mij in 't Nederlands vertaald heeft — staat ook in Essays One van Lydia Davis., ’t is trouwens daar dat ik ’t voor ’t eerst gelezen heb. In het boek heet het Joan Mitchell and Les Bluets, 1973. Let op het verlies (ha!) van de Franse e (bleuets) in de vertaling naar het Engels (bluets.) 528 pp. Uitg. Farrar, Straus & Giroux. 2019.
(°°) Wat me er laat aan denken dat ik in mijn e-reader ook nog Murakami’s Absolutely on Music zitten heb, neerslag van gesprekken die de schrijver met Seiji Ozawa kon voeren. Dit is misschien wel het geschikte ogenblik om dat boek eindelijk  ter hand te nemen. — Haruki Murakami. Absolutely on Music. Conversations with Seiji Ozawa. Translated from the Japanese by Jay Rubin. 325 pp. Uitg. Harvil Secker London. 334 pp.

maandag 16 juni 2025

Confetti op Bloomsday in Oostende

In Ulysses⇲ van James Joyce dwaalt Leopold Bloom rond in de straten van Dublin. Het hele verhaal speelt zich af op 16 juni en elk jaar vieren fans over heel de wereld Bloomsday. Sinds enkele jaren gebeurt dat ook in Oostende (foto). ‘In Ulysses probeert Joyce (inzet) alle mogelijke schrijfstijlen uit’, vertelt Koen Peeters, mede-organisator van Bloomsday in Oostende. In onderstaand verhaal parodieer ik Joyces stijl in de laatste episode van het boek, de monoloog van Molly Bloom.


NET ZOALS IK de confetti die tijdens de wandeling op mij neervalt als nattigheid ervaar zo zult gij de hierna volgende woorden als bladvulling ervaren en net zoals ik die nattigheid trotseer om in die confettiregen tot aan de vuurtoren te stappen zo zult gij deze woorden trotseren om ’t einde van dit verhaal te halen en dat ondanks ’t feit dat ge inmiddels bondigheid van mij gewoon zijt en daarom wil ik u toch eerst nog meedelen dat ge deze overbodigheid niet hoeft te lezen neen mocht ik u zijn sloeg ik ‘t over net zoals gij in mijn plaats niet in de confetti naar de vuurtoren zoudt wandelen omdat gij de dag liever in droogte doorbrengt maar goed we zijn beiden verwittigd en ik schrijf voort en voort en voort en yes ik maak van mijn hart een literaire steen want zoveel woorden schrijf ik al jaren niet meer neen ik schrijf alleen nog handpalmverhalen en extreem kort proza met lijnafbrekingen eenparagraafverhalen en mini-essays driezinnenverhalen poëtische oneliners en drabbles van exact honderd woorden een bedenksel van Monty Python zoals ge weet en bestemd voor lezers die na honderd woorden gehaast als ze zijn alweer sierlijk surfend skypend en swipend holderdebolder de onvoorstelbare diepten van het internet intrekken waar ze op de meest onverwachte plekken gedurende een extreem korte wijle met hun korte spanningsboog halthouden zoals dat gaat met Alessandro Baricco’s barbaren die ik inmiddels vervoegd heb want yes ik ben een collaborateur die zijn met groene dichtersinkt gevulde dichterspen allang aan de wilgen gehangen heeft en die niet langer aan boeken pleegt te ruiken zoals gij ongetwijfeld nog steeds welriekend doet en yes ik surf als ware ik een overjarige virtuele beach boy en terwijl ik nog aan ’t nadenken ben hoe ik dit zal laten landen heb ik alweer een filmpje bekeken waarin een journalist internationale kunstenaars opzoekt die net als ik barbaars tewerk gaan en heb ik al surfend met die kunstenaars kennis gemaakt en al swipend bezoek ik ook een vernissage en tussendoor schaaf ik verder aan dit verhaal ervoor zorgend dat ik Kenneth Goldsmith uit het net opvis waar hij mij zijn inzichten deelt en zegt dat literatoren die nu gelauwerd worden het nog altijd doen zoals hun negentiende eeuwse collega’s het hen voordeden personages creërend rond een plot terwijl schilders wel verplicht waren om zich te heroriënteren doordat de fotografie het hun vertrouwde terrein bezet had yes schilders moesten wel op zoek naar iets anders en volgens Goldsmith zal het internet soortgelijk effect op de literatuur hebben en ’t is waar wat hij zegt yes want wanneer je vandaag die nodeloos hoge boekenberg bekijkt zou een mens haast denken dat James Joyce voor niets langs de literatuur gepasseerd is met zijn Finnegans Wake yes en intussen is ’t gestopt met confetti regenen en zijn niet alleen mijn kleren droog maar is ook mijn woordenstroom aan ’t opdrogen waaruit weer eens blijkt dat aan alles een einde komt yes zowel aan de nattigheid van confetti als aan de bladvulling van dit verhaal en op ’t einde wordt ge door schrijver dezes onverwachts nog beloond met een epifanie want voor ’t eerst in vele jaren zie ik vandaag tot mijn genoegen de torenvalk weer rond Lange Nelle cirkelen yes.

Heel Ulysses van James Joyce, gratis in pdf: klik hier.

zondag 15 juni 2025

Herinneringen aan Lissabon tijdens de Anjerrevolutie

 In Kronieken 1 (°) schrijft Bob Dylan dat je de mensen altijd een kant moet laten zien die ze nog niet kennen. Hij ontdekt een song over arbeidersactivist Joe Hill en zegt: ‘Ik zou hem op een andere manier hebben vereeuwigd, meer als Casey Jones of Jesse James.’ Dat is merkwaardig, Jesse James was een bendeleider en Casey Jones een treinmachinist. Zo schrijf ik vandaag iets over Lissabon ten tijde van de Anjerrevolutie, een zeer kort reisverhaal, over een kant van die stad die jij niet kent.


ER ZATEN SCHELPEN in het sop, mosselen en stukken vlees, frieten ook denk ik, en alles baadde in de olie. Ik had mijn vinger willekeurig op de kaart gelegd en ‘t was van ’t lekkerste wat ik ooit at. Ze kwam ongevraagd rechtover me aan tafel zitten, een frisse, jonge vrouw die zich om den brode aan mannen presenteerde. Ik bood haar iets te eten aan, wat ze accepteerde, maar waar ze nauwelijks aan nipte. Daarna gingen we hand in hand tot aan de straathoek waar ik haar enig geld toestopte, zodat het voor haar niet allemaal verloren tijd geweest was, we zoenden vluchtig bij het afscheid. Op de terugweg ontmoette ik iemand die me een pistool wilde verkopen. ’s Avonds kwam ik op het Rossio bij Fransen terecht die Le temps des cerises zongen. Het lekkere gerecht, het hoertje, het pistool, Le temps des cerises… 't Gebeurde tijdens de nadagen van de Anjerrevolutie, het Processo Revolucionário em Curso. In de daaropvolgende dagen ging ik in het havenkwartier nog naar dat restaurant zoeken en naar dat lekkere gerecht, tevergeefs.

P.S.: Een reactie levert me een halve eeuw later nog de naam van het gerecht op: cataplana.


(°) Bob Dylan. Kronieken. Deel 1. 311 pp. Amsterdam Nijgh & Van Ditmar. 2016. Meer over dat boek in Leren schrijven met Bob Dylan.