dinsdag 21 juni 2016

Boontjes naast de kwestie

Rechts: mijn stamcafé in Gent, 't Keetje. Bij de buren wordt Vooruit gedrukt.
Om middernacht lezen we de krant van 's anderendaags, letterlijk heet van de pers.


De bib heeft een boek aangekocht met daarin de Boontjes, cursiefjes die Louis Paul Boon in 1969 in het dagblad Vooruit publiceert. Ik neem het mee, wellicht als eerste.
In 1969 ben ik een lezer van Vooruit. Dat komt doordat het blad vlak naast ’t Keetje geproduceerd wordt, mijn Gentse stamcafé. Het is nauwelijks middernacht als de journalisten de krant daar al binnensteken, letterlijk heet van de pers. Voor we ons te ruste begeven hebben we de ochtendkrant van de daaropvolgende dag al gelezen. Ik ken die Boontjes dus en ik herinner me dat ze me destijds nauwelijks konden bekoren.
Het spant in 1969 aan de Gentse universiteit, een soort Mei 68 après la lettre. Dat gebeuren speelt zich af in de onmiddellijke omgeving van de plek waar Boon zijn column schrijft. Op 12 maart organiseert een studentenorganisatie een lezing over pornografie. Verboden! Seks, censuur en jonge mensen, een explosief mengsel dat altijd goed vonkt, ik heb het er hier al eerder over gehad. In Gent trekt die combinatie de Maartbeweging op gang. Ik vraag me af of ik er in de Boontjes iets van weervind. Ik bekijk het Boontje van 13 maart. Hij heeft het over een toneelvoorstelling waar hij naar gaat kijken. Die dag bezetten 300 studenten het rectoraat van de universiteit. Dat ligt vlak rechtover het gebouw van de krant. De sfeer is grimmig, een student wordt aangehouden. Vanuit de ramen van Vooruit moet het allemaal te zien zijn. Ik kijk naar het Boontje van 14 maart. Hij heeft het over een smakelijke hutsepot.
De Maartbeweging ontvouwt zich. Er worden nóg studenten aangehouden, verdedigd door Piet Van Eeckhout, Gentse voorman van de socialisten van Vooruit. In zijn Boontje heeft de schrijver het over een probleem aan zijn dakgoot.
De universiteitsgebouwen op de Blandijnberg worden bezet, er volgt betoging na betoging. Professoren spreken zich uit. Studenten worden tot in een warenhuis door flikken achternagezeten. De onderdirecteur van dat warenhuis protesteert tegen dat politieoptreden, Het Volk spreekt over voorbijgangers die zich opnieuw in de oorlog wanen, gepantserde wagens, zwaarbewapende politie met mitrailleurs, vier waterkanonnen, jeeps en omstanders die ‘Sieg-Heil’–kreten declameren. Ik wil maar zeggen: het is niet dat er niets gebeurt. Ik herinner me een betoging die vlak voor de gebouwen van de krant Vooruit stil komt te staan. Honderd meter verder houdt de gendarmerie zich klaar om toe te slaan. We buigen de stilstand om tot een sit in. Die door de gendarmerie prompt uiteengeslagen wordt. Ik vlucht de gebouwen van Vooruit binnen en verschuil me daar in het magazijn, achter een rol krantenpapier. Valt in de Boontjes van dat alles een spoor te ontdekken? Neen. Hij heeft het in de resterende dagen van die maand nog over een griepje, zijn klagende echtgenote, boeken van collega’s, een overleden kennis en vooral over drank, heel veel over drank. Is Louis Paul Boon niet de man die vond dat hij de mensen een geweten moest schoppen? Toch niet in zijn Boontjes van 1969.

° Louis Paul Boon, Boontjes 1969. Uitg. Stichting Isengrimus en boekhandel Roelants, in opdracht van het Louis Paul Boon Genootschap. 413 ps, € 30.

Geen opmerkingen: