Enige tijd geleden postte ik hier een
nostalgisch stukje over de kleren waarmee ik in de sixties mijn contesterende
identiteit probeerde uit te dragen. Ik stond daar niet alleen in, ik baadde in een jeugdcultuur.
Mijn generatie is uiteraard niet de eerste die zo’n eigen
jeugdcultuur etaleert, zij zal evenmin de laatste zijn. In 1964 schrikken de Britten op door
gewelddadige confrontaties tussen mods
en rockers, jongeren die wel de leeftijd met
elkaar gemeen hebben, maar er voor de rest anders uitzien. Rockers rijden
op zware moto’s en dragen daar aangepaste kledij voor, mods daarentegen zijn modieus
gekleed en verplaatsen zich per scooter. Ander vervoer, andere kleren, andere
muziek ook. Tegengestelde
identiteiten. Voeg er een dosis puberale dadendrang aan toe en je krijgt
rellen, wat thans zinloos geweld genoemd wordt. In 1964 draag ikzelf alleen maar kleren die moeder
voor me klaarlegt. Ik ben al op weg naar de universiteit wanneer ik voor het eerst iets
voor mezelf koop. Die kleren kosten nauwelijks geld, ze
komen uit de legerstock. Bij de mods & rockers ligt dat anders, zij
zijn ware consumenten. Dat blijkt ook uit bovenstaande foto waarop rockers en
mods van beiderlei kunne met elkaar op de vuist gaan. Niet echt eigenlijk, ik pik de
foto van de website van een boetiek. In Londen kun je inderdaad nog altijd kleren kopen die naar
die oude jeugdculturen verwijzen.
In de regel beginnen arbeiderskinderen in die
tijd al vroeg te werken en vanaf de aanvang van de Trente Glorieuses (1946-1975) mogen ze een deel van het geld voor
zichzelf houden. Zij worden de eerste teenagers-consumenten uit de lagere
klassen. Wie aan de dokken werkt manifesteert zich als rocker; wie pakweg in een warenhuis zijn brood verdient wordt een mod.
Er waren voorlopers. In Londen zag je eerder
al teddy boys. In Frankrijk had je blousons noirs, in Amerika beatniks. Ook bij ons werd in de
arbeidersklasse al vroeg een jongerencultuur gesignaleerd: de nozems, aanhangers van de brillantine,
de vetkuiven.
Nóg vroeger, in de XIXde eeuw, waren er ook al jongeren die via
hun garderobe een identiteit benadrukten: de bohemiens. In een essay waarin hij het over het futurisme heeft
schrijft Leon Trotski: ‘De romantici (…)
droegen hun haar lang, (…) en de burgerij was nog niet weinig beschaamd wanneer
Theophile Gautier een sensationele rode vest ging dragen. De gele blouse van de
futuristen is ongetwijfeld een achternicht van deze romantische vest die zoveel
weerzin opriep bij de papa’s en de mama’s.’ Lang haar, rode vesten, gele
blouses… Worden de hippies er later
door geïnspireerd?
Mocht ik in de jaren vijftig een beetje ouder
geweest zijn, was ikzelf misschien wel een artistiekeling geworden, die verplaatsten zich, leert me ’t
internet, per fiets. [Artistiekeling, de term werd, lees ik, in de jaren vijftig geijkt in Rotterdam.] Ze ontmoetten elkaar in jazzcafés en koffiehuizen. Terwijl
je luisterde naar Brassens lulde je wat over Sartre. Kleren: slobbertruien,
ribfluweel, legerparka… Ja, dat lijkt me wel iets voor mijn jonge zelf geweest
te zijn. Voor mijn ouwe zelf trouwens ook, mijn kleerkast zit, constateer ik tot mijn eigen verwondering, vol met dat soort kleren.
— Op krek dezelfde manier waarop dat voor hun ouders gold domineerden klassenverschillen de kledij van jongeren. Toffs and Toughs, een foto van Jimmy Sime, illustreert de Britse klassen in 1937. —
|
— Die twee Amerikanen lijken me ook wel door de jongerencultuur van de artistiekelingen geïnspireerd te zijn. Bill en Hillary in 1973, tijdens hun studentenjaren. — |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten