— Overvloedige regenval heeft de weg onder water gezet. — |
Vlak bij de kerk, waar ik een banaan verorber, wonen in 1200 drie
ridders. Na de dood van hun moeder gaan ze elk hun weg. ‘Nothing behind me, everything ahead of me, as is ever
so on the road’, zoals Jack Kerouac het zo welsprekend zegt in zijn
voor de rest onleesbare On the Road.
Ze komen alle drie nog een keer terug naar het dorp. Een ervan is ridder
gebleven, maar de twee anderen hebben zichzelf tot kluizenaar gerecycleerd. Ik weet ook
niet waarom.
Vlak voor ze weer vertrekken laten ze voldoende geld
achter om er een kapel te bouwen, of misschien wel drie, want ik zoek me te
pletter om de feiten te checken, alsmede te dubbelchecken, maar het internet
leidt me alleenlijk naar horecazaken en een brouwerij die De Drie Ridders heten en niet naar kapellen.
Je kunt die kapel(len) daar nog opzoeken en dat is ook wat wij willen doen. Helaas, driewerf helaas! De overvloedige regenval heeft een Gijverinkhoofse
weg zodanig onder water gezet dat we onze wandeling halverwege moeten afbreken.
Ik word genoodzaakt de feitelijkheden betreffende de drie ridders tot in drogere
tijden uit te stellen.
Waar de feiten ophouden, neemt de fantasie het over. Ik wijt
de overstroming aan een van de ridders. Voor mijn geestesoog zie ik de snoodaard over de
zompige beemden dwalen en in mijn geestesoor hoor ik hem wreed lachen. Hij
ruikt, zo zegt mijn geestesneus, naar solfer.
Terwijl we op onze schreden wederkeren herinner ik me een vak uit de
lagere school dat Werkelijkheidsonderricht heette. Ik herinner het me omdat ik
daarin iets geleerd heb over irrigatie van landbouwgronden. ‘Boeren leggen buizen onder hun akkers om
overvloedig water af te laten vloeien’, zeg ik mijn vriendin. ‘Die buizen zijn onderaan waterdicht, maar
bovenaan waterdoorlatend.’
‘Weet je dat wel zeker?’, vraagt ze niet geheel onterecht, want heel het land is daar
ondergelopen. ‘Die buizen helpen blijkbaar niet erg veel.’ Wat ze ook zegt is dit. ‘Werkelijkheidsonderricht? Was dat een soort tegengewicht voor de
godsdienstlessen?’
Zo had ik dat nog niet bekeken, maar haar vraag wijst me er vooral op dat we inmiddels met de tweede
Gijverinkhoofse ridder geconfronteerd worden. Hij lacht ons uit vanuit de holte
van een knotwilg. Die woonst leert me ook dat hij een van de gerecycleerde kluizenaars is.
Terwijl we achteraf naar huis rijden, vind ik het spijtig dat er, ter
wille van het verhaal, geen derde voorval is dat ik aan die ridders kan
koppelen, want het zijn er ten slotte drie.
Die avond zal ik op een boekvoorstelling aanwezig zijn. In
Oostduinkerke wordt het boek Onze
vissers, Het Zilte Leven voorgesteld, waaraan ik halvelings heb meegewerkt. Het evenement ontgaat me evenwel compleet en
ik vergeet ernaartoe te gaan. Daar moet die derde ridder voor iets tussen
zitten.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten