— Arthur Japin (°1956) — |
Uit de rekken van de bib trek ik willekeurig een boek met reisverhalen, ik wil eens kijken hoe dat soort schrijvers het aan boord legt. Het heet
Goed volk en is geschreven door een Nederlandse
auteur waar ik nooit eerder iets van vernomen heb, laat staan gelezen. Die mens
heeft, zo leert me de eerste bladzijde, al zeventien boeken geschreven,
romans, novellen, verhalen. Geen kattenpis, ze werden uitgegeven bij de Arbeiderspers. Hij won er grote
literaire prijzen mee en sommige zijn wereldwijde bestsellers. Van deze alom bekende en gewaardeerde Arthur Japin (°1956) heb ik dus nooit eerder iets gelezen. Wat zegt dat over me? Onwetendheid, onwetendheid. De
mens heeft nochtans iets te zeggen, over schrijvers bijvoorbeeld.
‘Ik ben tussen literatoren opgegroeid. Mijn vader was er een. Bij ons thuis kwamen veel schrijvers over de vloer. Stuk voor stuk geen reclame voor het schrijverschap.’ (…) ‘Vanaf het moment dat ze als ongenode feeën aan mijn wieg verschenen leken die grauwe mannen in hun versleten tweed mij te ongelukkig en te boos, te armzalig en te kleurloos, te verongelijkt, te eenzaam en miskend, te verloren en mismaakt.’
(Oei, ik herken me daar wel in.)
‘In rusthuis De Pauwhof zag ik hoe ze elkaar vonden in dezelfde grauwe misère waarvan ze probeerden bij te komen, gevangen in hun hoofd, veroordeeld tot zichzelf en tot elkaar. Velen waren aan de drank en sommigen, zoals mijn eigen vader, pleegden zelfmoord.’ Dat is inderdaad ‘niet een gezelschap waarvan je als kind denkt: daar zou ik op een dag graag bij gaan horen.’
Willens nillens hoort Arthur Japin er nu toch bij. Hoe hij dat ervaart, beschrijft hij in een stukje waarin hij verslag uitbrengt over een
Saint-Amour-Tournée door Vlaanderen:
‘Tien dagen lang zijn we tot elkaar veroordeeld; allemaal schrijvers en muzikanten die nauwelijks iets gemeen hebben, behalve ons optreden.' (…) ‘We zitten in de bus na onze laatste voorstelling in Leuven. Er is gedronken en van ieder wordt een speech verwacht. (…) Mijn beurt om naar voren te komen. Naast onze chauffeur neem ik de microfoon en laat weten hoe het voelt aan zo’n groepsproces niet mee te doen. Het mag de pret niet drukken. De volgende barst gewoon weer in gezellig zingen uit. Jolig allemaal. Achterin zit ik te huilen, maar niemand die het merkt.’
Inderdaad, veroordeeld tot zichzelf en tot elkaar.
Flor Vandekerckhove
° Arthur Japin. Goed volk,
Reisverhalen. Utrecht, 2016. 159 ps.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten