— De Laatste Vuurtorenwachter leest het verhaal Ananas voor. De luisteraars geloven hun oren niet. (Foto Jo Clauwaert) — |
De
Vlaamse Volksverhalenbank telt 174 getuigenissen van Oostendenaars die het bestaan van spookachtige gebeurtenissen staven: vuur-, lucht-, water- en plaaggeesten à
volonté! Minstens de helft van die verhalen hebben met de visserij te maken.
Verwonderlijk is dat niet, want tot in 't midden van de vorige eeuw is Oostende
een echte vissersstad geweest.
Intussen
zijn de tijden veranderd. De wereld is onttoverd en de visserij is nog maar een
schim van wat ze ooit geweest is. De verhalen verstenen. Dat is een probleem,
want versteende verhalen kunnen niet groeien. Hoezo groeien? Dit is wat de
Britse schrijver Neil Gaiman daarover zegt: ‘Groeien
verhalen? Wel zeker — iedereen die ooit gehoord heeft hoe een mop van de ene mens
naar de andere gebracht wordt, weet dat ze kunnen groeien, dat ze kunnen
veranderen. Kunnen verhalen zich voortplanten? Wel ja. Niet spontaan uiteraard
— zij hebben mensen als vectoren nodig. Wij zijn de media waarin ze veranderen,
wij zijn hun petrischaaltjes… Verhalen groeien, soms krimpen ze. En ze reproduceren
— ze inspireren andere verhalen. En uiteraard, wanneer ze niet veranderen dan
sterven ze.’ Dat laatste is het lot dat de vissersverhalen in de Vlaamse
Volksverhalenbank beschoren is. Tenzij… Tenzij we ze eruit halen uiteraard.
Ik
neem de handschoen op, ook omdat ik gevraagd word voor een evenement dat Tussen
haven en storm heet. Op de aankondiging zie ik mijn
naam staan tussen die van kleppers als Johan Verminnen, Patrick Riguelle,
Maaike Cafmeyer en Martin Heylen. De status van Bekende Vlaming wenkt! De
site stelt me voor als iemand die ‘goed
verhalen kan ophalen’. Men verwacht
dat ik ‘in een rijk historisch archief’ duik en boven water kom ‘met de
meest markante herinneringen en vertellingen.’ Ohlala, ‘t lijkt wel om
iemand anders te gaan. Maar bij nader inzien is het een uitgelezen kans om versteende
verhalen weer te laten kiemen. Of dat kan? Volgens Neil
Gaiman wel. Zelf weet ik dat nog zo zeker niet, maar ik kan ‘t uittesten
tijdens een ander evenement, de Museumnocturne,
op 15 augustus. Dan word ik verondersteld in het Oostendse stadsmuseum vissersverhalen te vertellen. Dat komt
dus goed uit.
Tot
zover de theorie. Heb ik ook al iets tastbaars? Godver ja. In de blog zitten er
enkele die erg geschikt zijn. Kijk maar eens naar (1) De kludde van Oostende, gebaseerd op een folkloristische figuur die
volgens de Volksverhalenbank vanuit Aalst in Oostende terechtgekomen is. Ik heb
daarvoor mijn toren verlaten en dit is de magie die mij in de Stad aan Zee te beurt gevallen is; (2)
Mogen we de gebeurtenissen van 1968 inmiddels tot de folklore rekenen?
Ongetwijfeld. Dat geldt zeker voor de scholierenbetoging die toen in Oostende
doorging, waarbij de pupillen van IBIS een grote rol speelden en waarbij de vraag Suenens of
Barabas danig verbasterd werd tot Meloenen of Ananas; (3) En wie kent vandaag Marie Delanghe nog?
Wie weet nog dat mevrouw Delanghe in de drukkerij van Het Visserijblad gewerkt
heeft? De vraag stellen is ze beantwoorden en dat doe ik hier; (4)
In Lege jerrycans verwerk ik het verhaal van een vrolijke vissersweduwe en da’s
een stuk gebaseerd op feiten die tot mijn familiegeschiedenis behoren; (5) Ook de spookschepen Osschaert
en Concordia worden hier weer tot leven gewekt — ’t blijkt om zwarte vis te gaan;
(6) Op de memoires van een bekende visleurder is ten slotte het verhaal
gebaseerd dat luistert naar de wervende titel Hoe vorter de vis, hoe groter de versterving.
En voor de rest is ’t zoals we dat in 1968 ook al zeiden: we gaan door met de
strijd.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten