vrijdag 3 januari 2025

Een Gentsche pion in la France profonde

De gulden draak is een symbool van Gent, net als de strop. De draak waakt al 700 jaar over de stad en is deel van de Gentse identiteit. De strop gaat terug op een straf van Keizer Karel die opstandige Gentenaars dwong om met strop om de hals door Gent te stappen. Ook vandaag nog worden Gentenaars 'stroppendragers' genoemd. Rechts, in Laguépie, in la France profonde, wijs ik het bordje aan, waarin een Gentenaar erkend wordt als member van de Gentsche Sosseteit.


17 OKTOBER 2024 — Tania wandelt een stuk van de GR 36 af, van Cordes-sur-Ciel naar Saint-Martin-Laguépie, waar ik haar opwacht naast de Viaur. Om tijd te doden bezoek ik Laguépie, aan de overkant van de brug. En dit is wat me daar overvalt: op de Place du Foirail hangt onder het huisnummer 2 een bordje dat leest als ‘Pion van De Gentsche Sosseteit’, woonst van Gentenaars die in la France profonde hun dialect in ere houden. Even overweeg ik om aan te bellen, maar omdat mijn Gents nergens op slaat, keer ik wijselijk terug naar de auto, waar ik opschrijf wat hierboven staat.
Inmiddels zijn we al in 2025. Tania toont me onverwachts de foto die ik uit het oog verloren was, waardoor ik weer aan de Gentenaars van Laguépie denk. Ik zoek een en ander op en zie dat de Gentsche sosseteit een FB-profiel heeft en een website die je passend welkom heet met: Wrie welgekomen op de saait van De Gentsche Sosseteit! Daar verneem ik dat Gentenaars in ’t buitenland ‘pions’ genoemd worden, althans als ze daar het dialect 'swanjeere', ik zie ook dat er een verantwoordelijke ‘veur de pions (Genteneers in ‘t buitenland)‘ is, de in ’t Gentse verenigingsleven alom aanwezige Eddy Levis, in de sosseteit inmiddels opgeklommen tot ‘prezedent’, wat, voor zover ik — West-Vlaming, wonend aan 't zeetje — dat kan inschatten, een terechte promotie is.
Flor Vandekerckhove

Het rode bolletje op de kaart situeert de plek waar Saint-Martin-Laguépie zich in Frankrijk bevindt.

donderdag 2 januari 2025

Hard werken in het oude Bredene

Drie foto’s uit vaders jeugd. Links: op de rolschaatspiste van ‘de casino’ van Bredene, 1939, de jongeman die later mijn vader zal worden is 17 jaar. Van de twee andere foto’s heb ik geen datum. Midden: het gezin van Zoë Van Lyssebettens en Edmond Vandekerckhove. In wijzerzin, startend bovenaan links: Marcel; Zoë; Alice; Edmond; JennyErnaCamiel. Alleen Erna leeft nog. Rechts: Marcel in het mij onbekende jaar dat hij in Bredene biljartkampioen werd.


36 JAAR GELEDEN, op 2 januari 1989, overlijdt mijn vader, Marcel Vandekerckhove. Hij is niet eens 67 kunnen worden. Hoewel in Roksem geboren, woont hij heel zijn leven in Bredene. 
Ik heb al twintig stukjes over hem gepost, veel verteld, maar bijlange niet alles. Heb ik 't al gehad over ’t harde werk? Samen met moeder baat hij ‘de kiekenwinkel’ uit, waarmee je in zo'n wijk aan de kust eigenlijk alleen maar ’s zomers een inkomen kunt verwerven en dus verkoopt hij ’s winters ook stookolie aan particulieren, bedrijven — veel cafés zo staat het me bij — en kustvissersschepen. Al die klanten bevoorraadt hij met zijn kleine tankwagen. Zwaar werk, zerp zweet, zoet geld. 
Occasioneel verdient hij iets bij met werk dat alleen aan de kust bestaat. Storm! De daaropvolgende dag ligt heel het Dunegat vol opgewaaid zand, daar geraak je als toerist niet door, dat is zo in de jaren vijftig en dat is nu niet anders. Vandaag komen dan overheidsdiensten in de weer, met indrukwekkende machinerieën die scheppen, schrapen, borstelen en afvoeren, maar in de jaren vijftig is daar geen sprake van. In die tijd doet men beroep op voerman Georges Cornelis, hij moet dat zand wegvoeren. Cornelis haalt er mijn vader bij en met zijn tweeën scheppen ze 's avonds al dat zand hoog in de laadbak van Cornelis’ vrachtwagen. Ja, twee man, elk met een schop! Soms overdrijven ze en halen een stuk duin weg om er letterlijk nog een schep bovenop te doen, politiecommissaris Verhelst houdt hen met zijn alziende arendsblik scherp in 't oog. Georges verkoopt het zand in de bouw en mijn vader krijgt een handvol zwart geld mee naar huis. Harde werkers, die oude Belgen.
Flor Vandekerckhove

GAUW! is het eerste boekje dat ik schreef nadat ik eind 2013 besloot alleen nog digitaal te publiceren. Het verhaal, waarin ik over mijn kindertijd vertel, verscheen als e-boekje in 2014. Gaandeweg leerde ik meer over elektronisch schrijven. Het verhaal werd daardoor in opeenvolgende edities korter, de vierde editie voegde er links aan toe, waardoor lezers nu ook naar liedjes uit die tijd kunnen luisteren. In de vijfde editie herschrijf ik het verhaal helemaal in provoverzen, een door mijzelf bepaalde vorm met strenge regels die ervoor zorgen dat het verhaal tegemoet komt aan de verwachtingen van internetlezers: kort, eenvoudig, erg geschikt voor wie, zoals ik, een korte spanningsboog heeft… Zoals alle e-boeken van Uitgeverij De Lachende Visch is ook deze vijfde editie van GAUW! gratis voor wie erom vraagt. Doe het via liefkemores@telenet.be en de meiden van De Weggeefwinkel zorgen ervoor dat het boekje meteen in je mailbox valt.

woensdag 1 januari 2025

Een kwal

De foto staat in Wikipedia bij het lemma kwallen, met onderschrift: Bord met 'Niet in zee Gevaarlijke kwallen!’ (1952). Het beeld intrigeert me. Is ’t een grap? Is ’t geënsceneerd? Is ’t iets wat zich in alle ernst voordoet? Gebeurde het in die tijd wel meer dat opgeklede mannen voor gevaar kwamen waarschuwen? Wat betekent BRB onderaan dat bord?

EEN KWAL kwam binnen. Ze werd meteen in de kring opgenomen. Er volgden rondjes, er werd hard gelachen, iemand liet een luide wind, links en rechts brak een glas en regelmatig viel iemand van z’n kruk. De kwal begon te zingen, een trieste schlager uit het kwallenrepertoire. Ze zong met een vibrerende stem, waardoor ze lichtjes trilde, zoals alleen kwallen dat kunnen. Dat trillen ontroerde me, ik voelde mededogen en bedacht dat de kwal waarschijnlijk bij hoogtij aan lager wal geraakt was en daarna vereenzaamd op het strand was blijven liggen. Ik maakte me van de muur los en vroeg haar ten dans. De kwal zei: ’Graag, dank u.’ Waarna ze me netelde. 

Een kwal is een handpalmverhaal, een verhaal op de wip tussen proza en poëzie, 't is wellicht een prozagedicht. Het werd geïnspireerd door Kerst der eenzamen, kort verhaal uit 2012. ’t Is iets wat ik wel meer wil doen, oude verhalen opnieuw ter hand nemen. Ik heb inmiddels uiteraard beter leren bloggen en ik ben de mening van Louis-Ferdinand Céline toegedaan waar hij zegt: ‘Les écrivains ne m’intéressent que les gens qui ont un style; s’ils n’ont pas de style, ils ne m’intéressent pas. Et c’est rare, un style, monsieur, c’est rare.’  Ik denk dat ik me inmiddels, al bloggend, een stijl heb eigengemaakt, waarvan Een kwal een proeve is. 
In 2024 publiceerde ik 129 bladzijden dergelijke verhalen-prozagedichten, GESPREKKEN MET POLLEKE. Waarbij het de lezer toekomt te oordelen of en waar ik de grens oversteek. 
Zoals alle e-boeken (pdf of EPUB naar keuze) van De Lachende Visch is ook GESPREKKEN MET POLLEKE gratis voor elkeen die erom vraagt. Schrijf naar liefkemores@telenet.be (vermeld de titel) en vind het boek meteen in uw mailbox.