zondag 26 oktober 2025

't is geen sirene, 't is een melusine

In Laramière sta ik voor de priorij.


Maandag, 13 oktober. — EVEN BUITEN Laramière rij ik de D55 op, tot wegwijzers me zeggen dat ik kan terugkeren naar de ancienne abbaye du Roc Dieu of voortrijden naar ‘Beau Regard, halle du 14 ième siècle.’ Ook kan ik de zijweg inslaan die ‘Place du Prieuré' heet. Ik kies voor de zijweg en wacht daar op Tania die van Villefranche-de-Rouergue naar Laramière stapt, 17,8 kilometer ver, doorheen gebied waar geen telefonisch bereik is.
Ik ben uiteraard niet de eerste die hier komt. Monnik Bertrand de Griffeuilles zorgt er in 1145 voor dat er, op de resten van een gallische tempel, een priorij gebouwd wordt: de prieuré Notre-Dame de Laramière. Eerst bemannen augustijnen het gebouw, daarna zijn het jezuïeten. Dat is allemaal verleden tijd, maar het gebouw kan na telefonische afspraak bezocht worden. Veel beroemdheden, op weg naar Compostela, zijn de bezoeker daarin voorgegaan.
Er hangt een verhaal met een fantastisch kantje vast aan het gebouw: ’De legende van de sirenen van de priorij.’ Dat verhaal dient, lees ik hier, toch vooral om volk te lokken: ‘op die dag in de zomer van 2025, wanneer de priorij van Laramière voor het eerst een zeemeermin onder een glazen stolp tentoonstelt, "een waar zeemonster, uniek in zijn soort, nog nooit eerder in Frankrijk gezien", aldus Angelo, eigenaar van dit kloostercomplex dat ooit op een ondergronds meer gebouwd werd. Als beschaafd man en een groot reiziger verzekert onze gesprekspartner ons van het organische aspect van deze zeemeermin die ons angst aanjoeg, en voegt er een fabelachtig verhaal aan toe om onze verbeelding te prikkelen, door er een legende aan toe te schrijven die verband houdt met de diepten van de wederopstanding van Laramière. Natuurlijk zijn de bezoekers verbijsterd: waar of niet waar, maskerade of authentiek exemplaar van een visachtige zeemeermin uit de middeleeuwen, 3D-kunstmatige kunstgrap of echt skelet van een zeezoogdier?’
Thuis leer ik meer over tweestaartige wezens en kom te weten dat die Angelo de bezoekers blaasjes wijsmaakt. De prent toont geen sirene die haar twee staarten omklemt, maar een melusine, ‘wezen dat lijkt op een zeemeermin of sirene, maar wordt afgebeeld als levend in zoet water. Het wordt vaak afgebeeld als een tweestaartig wezen. Het concept van de melusine komt uit Franse en andere Europese mythen en komt voor in de heraldiek. De melusine is een maagd die in het water gedeeltelijk in een sirene verandert. De meeste mythen over de melusine zijn vergelijkbaar met het verhaal van de hertog van Aquitanië, die trouwde met een meisje dat eiste dat hij haar nooit op zaterdag lastig zou vallen. Toen hij deze belofte brak, zag hij haar in haar sirenevorm, waarop ze in een draak veranderde en vluchtte, om nooit meer terug te keren.’  Hier staan nog meer melusineverhalen.
Flor Vandekerckhove

(De rode bol toont de plaats van Laramière in Frankrijk.) Voor Tania is het een wandelreis in Frankrijk. Ik ben haar roadie, zet haar telkens af op de plek waar ze vertrekt en wacht haar vervolgens op waar d’r wandeling verondersteld wordt te eindigen. Op die mij onbekende plek bekijk ik de dingen, tot mijn oog aan een onderwerp blijft hangen dat in het kraam van mijn poëtica past: marginaal en toch lezenswaard voor internetlezers die scrollend, swipend en surfend mijn blog passeren. Daarom ook door mij bewust kort gehouden en geschreven in een stijl die Hilary Mantel hier als een perfect gezeemd raam omschrijft. Ik verzamel alzo elf stukjes, waardoor de reeks in zijn geheel een kroniek van de reis wordt. Dit is het zevende deel. Het eerste heet Zoals de kudde van de berg eet…; het tweede: Verliefd worden op…; het derde: Een stalagmiet…; het vierde: Een dorp dat…; het vijfde: Aswemagezondzijn; zes gaat over een hond die denkt dat hij schaap is. (Gearceerde titels kun je aanklikken.)

zaterdag 25 oktober 2025

De patou, hond die denkt dat hij schaap is

Links: de patou stelt zich op tussen ons en de (voor ons nog onzichtbare) kudde en houdt niet op met blaffen tot de herder ons komt beoordelen. Rechts. Pas een kwartier later passeert de kudde. (Eigen foto’s)


12 oktober 2025 — ’t Is zondag. Ik wacht op Tania die van Najac naar mij toe wandelt, 25,8 (!) kilometer stappen. Een toerist zou hier zeker de kathedraal bezoeken, maar ik ben geen toerist. Ik vertel liever iets over het Grote Routepad dat me naar hier brengt. 
De GR 36 begint in Normandië en doorkruist heel Frankrijk, tot aan de Spaanse grens, hoog in de Pyreneeën. Tania bewandelt dat pad in verschillende trajecten. Het eerste leidde ons in Normandië al van de kust weg, daarover schreef ik Kuierend in Colombelles. Een tweede traject gaat omgekeerd, van diep in Frankrijk richting Normandië, en ’t is op dat pad dat we ons vandaag in Villefranche-de-Rouergue bevinden. In het park van die provinciestad schrijf ik dit stukje.
’t Is evenwel over nog een ander 36-traject, een derde dus, dat ik vandaag iets vertel. De foto’s voor dat stukje liggen hier al meer dan een jaar te wachten, ’t wordt tijd dat ik ze ophaal voor ze in het vergeetboek terechtkomen. Dat derde startte destijds in Vabre en ging richting Pyreneeën. Voor ons eindigde het voorlopig in Lagrasse, waarover ik in maart 2024 Een vrolijke atheïst in Lagrasse schreef. 's Anderendaags beleefden we er op de Haute-Jonquieres nog een avontuur en dat ging alzo.
De camper staat op een braakliggend stuk grond. Mooie avond, we eten buiten. Plots krijgen we gezelschap van een hond die zich op tien meter opstelt en niet ophoudt met blaffen, ook niet als we onze stoeltjes voorzichtigheidshalve opplooien en ons veilig in de camper terugtrekken. De hond gaat zo door tot een bebaarde jongeman uit het landschap opdaagt. Vriendelijk legt de herder ons uit de hond een patou is en dat ik hem niet mag verwarren met zo’n hond die de schapen bijeenhoudt. De patou beschermt de kudde tegen onheil allerhande, zo verwittigt hij al van verre dat hier Belgen staan en dat de herder de situatie moet komen beoordelen. Waarna ze samen weer naar de schapen trekken. Daarna duurt het nog wel een kwartier voor de kudde passeert en in een grote bocht naar de stal trekt.
Over de patou valt op 't net veel te lezen, bijvoorbeeld De Patou, een kuddebeschermingshond. Je moet zelf maar eens kijken, er staat ondermeer dit: ‘de patou is gewend aan het samenleven met de schapen, hij heeft een minimaal contact met mensen, zodat hij zichzelf vervolgens als onderdeel van de kudde beschouwt, hij denkt dat hij een schaap is.’
Flor Vandekerckhove

(Foto: Het bolletje situeert de gemeente Lagrasse in Frankrijk.) Voor Tania is het een wandelreis in Frankrijk. Ik ben haar roadie, zet haar telkens af op de plek waar ze vertrekt en wacht haar vervolgens op waar d’r wandeling verondersteld wordt te eindigen. Op die mij onbekende plek bekijk ik de dingen, tot mijn oog aan een onderwerp blijft hangen dat in het kraam van mijn poëtica past: marginaal en toch lezenswaard voor internetlezers die scrollend, swipend en surfend mijn blog passeren. Daarom ook door mij bewust kort gehouden en geschreven in een stijl die Hilary Mantel hier als een perfect gezeemd raam omschrijft. Ik verzamel alzo elf stukjes, waardoor de reeks in zijn geheel een kroniek van de reis wordt. Dit is het zesde deel. Het eerste heet Zoals de kudde van de berg eet…; het tweede: Verliefd worden op…; het derde: Een stalagmiet…; het vierde: Een dorp dat…; het vijfde: Aswemagezondzijn. (Gearceerde titels kun je aanklikken.)

vrijdag 24 oktober 2025

ASWEMAGEZONDZIJN

In  Najac schrijf ik een stukje in Hegeliaanse tegenstellingen. Thesis: Voltaire. Antithesis: Marx. Synthese: aswemagezondzijn.


Zaterdag, 11 oktober. — We verlaten de Pyreneeën en stellen de GPS af op minder drastisch gebergte. Tania wandelt nu in Occitanië een stuk van de GR 36 af, van St.-Martin-la-Guépie naar Najac, negentien kilometer ver. Over het vertrekpunt heb ik vroeger al verteld — er wonen Gentenaars — over de plek van aankomst vertel ik nu.
Op deze passage in 
Najac ben ik niet voorbereid. Met forse tred begeef ik me naar het bureau de tourisme en leer er dat ik helemaal tot aan een fort uit de XIIde eeuw kan stappen, onderweg een kapel passerend, een maison du gouverneur en nog zo’n bouwwerken, het ene nog ouder dan ’t andere. Veel mensen doen dat ook, zie ik, maar ik niet.
Ik blijf zitten op een bank van de Place du Faubourg en denk na over wat ik in Najac zal schrijven. Achter me knipt een autochtoon zijn geveltuintje bij, ongetwijfeld een filosofische leerling van Voltaire: il faut cultiver notre jardin. Aan de overkant van het plein zie ik een affiche die het idyllische tuintafereel radicaal tegenspreekt: een forse dokteres, die wel meer te bewerken heeft dan haar tuintje, scandeert Vive la sociale! Strijdvaardig zwaait ze met de tekenen van haar beroep en met de andere hand breekt ze ketenen alsof ’t onkruid is. 
Op een wapperende rode vaan: TANKONALASANTÉ, één woord, geen spaties. Onderaan de affiche zie ik dat een dokter morgen, 12 oktober, een ‘conference gesticulée’ geeft.  
Wat is een ‘conference gesticulée’? Iets met gebarentaal? TANKONALASANTÉ is, vermoed ik, een woordspel met ‘tant q’on a la santé’ —als we maar gezond zijn. Naast me staat een auto waarvan de stickers me laten vermoeden dat ik met gens de gauche te maken heb. Ik vraag hen wat ik van de affiche moet denken. Een ‘conference gesticulée' blijkt een theatrale onemanshow te zijn, waarbij de acteur een maatschappelijke kwestie blootlegt. In dit geval is ‘t een arts die breed gesticulerend de Franse gezondheidszorg fileert. ’t Is een cultuuruiting die we, voor zover ik weet, in Vlaanderen niet kennen. In Frankrijk werd dat soort opvoeringen gelanceerd door Franck Lepage (°1954), een ondernemende kerel waarvan ik nu voor het eerst verneem. Voorwaar voorwaar, we reizen om te leren.
Flor Vandekerckhove

(Foto: het rode bolletje toont waar Najac zich in Frankrijk bevindt.) Voor Tania is het een wandelreis. Ik ben haar roadie, zet haar telkens af op de plek waar ze vertrekt en wacht haar vervolgens op waar d’r wandeling verondersteld wordt te eindigen. Op die mij onbekende plek bekijk ik de dingen, tot mijn oog aan een onderwerp blijft hangen dat in het kraam van mijn poëtica past: marginaal en toch lezenswaard voor internetlezers die scrollend, swipend en surfend mijn blog passeren. Daarom ook door mij bewust kort gehouden en geschreven in een stijl die Hilary Mantel hier als een perfect gezeemd raam omschrijft. Ik verzamel alzo elf stukjes, waardoor de reeks in zijn geheel een kroniek van de reis wordt. Dit is het vijfde deel. Het eerste heet Zoals de kudde van de berg eet…, het tweede: Verliefd worden op…, het derde: Een stalagmiet…, het vierde: Een dorp dat….

donderdag 23 oktober 2025

Hoe schrijf je een reisverhaal, als je er niet geweest bent

Baskenland zit onder de graffiti. Sommige zijn ware kunstwerkjes, andere, zoals deze antifa, zijn haastig aangebracht. Ik kies voor dit slordig aangebracht spuitwerk omdat de term ANTIFA, dank zij het gestook van Donald Trump, vandaag bekender dan ooit is. Rechts: Baskisch activist Philippe Bidart.

In Saint-Étienne-de-Baïgorry zijn we uiteindelijk niet geraakt. Spijtig, ik wilde er de drukker opzoeken en hem naar zijn broer vragen, die voor hem de boekhouding bijhoudt. ’t is een beroep waarachter je niet meteen een harde, militante, Baskische activist als Philippe Bidart (°1953) verwacht en nochtans.
In 1982 moet die Philippe — Filipe in ’t Baskisch — onderduiken na een aanslag op politieagenten. Na zeven jaar vluchten, wordt hij geklist en, ook voor andere aanslagen, verschillende keren tot levenslang veroordeeld. In 2007 komt hij vrij onder voorwaarden. Vandaag is hij van Abertzaleen Batasuna. Die partij, opgericht in 1988, verzet zich tegen de gewapende strategie en streeft naar de oprichting van een departement in Baskenland, een meerderheidseis onder de bevolking van het Baskische deel van de Pyrénées-Atlantiques. Philippe Bidart ziet dat als een eerste institutionele erkenning van Noord-Baskenland — Noord-Baskenland is het deel dat in Frankrijk ligt, Zuid-Baskenland is het deel in Spanje. De partij telt ongeveer honderd gemeenteraadsleden, een dozijn burgemeesters en een districtsraadslid. Op Europees niveau steunt Philippe Bidart de lijst van Europe Écologie van 
José Bové.

(Foto: in Frankrijk speur ik zelfs tijdens ’t eten naar een onderwerp.) Voor Tania is het een wandelreis in Frankrijk. Ik ben haar roadie, zet haar telkens af op de plek waar ze vertrekt en wacht haar vervolgens op waar d’r wandeling verondersteld wordt te eindigen. Op die mij onbekende plek bekijk ik de dingen, tot mijn oog aan een onderwerp blijft hangen dat in het kraam van mijn poëtica past: marginaal en toch lezenswaard voor internetlezers die scrollend, swipend en surfend mijn blog passeren. Daarom ook door mij bewust kort gehouden en geschreven in een stijl die Hilary Mantel hier als een perfect gezeemd raam omschrijft. Ik verzamel alzo elf stukjes, waardoor de reeks in zijn geheel een kroniek van de reis wordt. Dit is het vierde deel. Het eerste heet Zoals de kudde van de berg eet…, het tweede: Verliefd worden op…, het derde: Een stalagmiet….


woensdag 22 oktober 2025

Een stalagmiet met genezende krachten

Op het pleintje van Urdoz, gehucht van Baïgorry, staan enkele huizen. Er is een woonst die Chateau genoemd wordt en als ik me een kwart draai zie ik het kerkje van deze mini-gemeenschap.


Donderdag, 9 oktober — Rond het pleintje, met kerk en kasteel, staan enkele woningen. Hoeveel mensen wonen er in Urdoz? ik schat vijftig. Ik twijfel er trouwens aan of ze allen tegelijk in ’t kerkje kunnen. De kasteelheer en zijn gade wonen wel degelijk ter plekke, ik zie hen in ’t deurgat van hun chateau staan, twee oude besjes, vriendelijke mensen trouwens. 
Tania trekt vandaag van Bidarray naar hier en moet daarvoor de pic d’ Éparla (meer dan 1000 meter hoog) trotseren, waarna ze ook nog de col d’Harrieta passeert. Ik heb al dat gebergte vanaf d’r vertrek in Bidarray eens goed staan bekijken en ik kan je verzekeren dat ’t geen kattenpis is, mij overviel toen zelfs een milde vorm van compassie.
Ik kan me wel voorstellen dat zo’n indrukwekkend gebergte vreemde verhalen in zich bergt. Ik vraag ernaar bij de kasteelheer die me over een herderin 
vertelt die op de Harrietta verdwaald raakte. Later werd alleen haar hoofd weergevonden. Sindsdien werd de streek geplaagd door nachtelijke stemmen: Wacht! Wacht! (maar dan in ’t Baskisch.) Dat gekrijs ging door tot een grot op de Harrieta plotsklaps oplichtte. Omwonenden trokken erheen en ontdekten alzo het beeld van de ‘harpeko saindua, 'heilige stalagmiet' of “zwetende heilige’. Daarna werden er geen stemmen meer gehoord. Als dat geen teken is!
De stalagmiet beschikt dan ook over genezende krachten. Het ‘zweet’ is bijzonder effectief bij eczeem en oogaandoeningen. Sommigen laten ter plekke kleren achter, zodat de ziekte het slachtoffer via het weggegooide kledingstuk kan verlaten.
’t Is au fond niets anders dan de kapellen te onzent waar Maria's, Godelieves en vele anderen voor genezing zorgen, maar hier leer ik voor ’t eerst een animistische variant kennen – animisme: het toekennen van een ziel aan natuurobjecten — die tot vandaag in Frankrijk gepraktiseerd wordt. De kasteelheer is stelling: ‘Ook nu nog.’
Flor Vandekerckhove

(Foto: in Frankrijk speur ik op een plakkaat naar iets om over te schrijven.) Voor Tania is het een wandelreis in Frankrijk. Ik ben haar roadie, zet haar telkens af op de plek waar ze vertrekt en wacht haar vervolgens op waar d’r wandeling verondersteld wordt te eindigen. Op die mij onbekende plek bekijk ik de dingen, tot mijn oog aan een onderwerp blijft hangen dat in het kraam van mijn poëtica past: marginaal en toch lezenswaard voor internetlezers die scrollend, swipend en surfend mijn blog passeren. Daarom ook door mij bewust kort gehouden en geschreven in een stijl die Hilary Mantel hier als een perfect gezeemd raam omschrijft. Ik verzamel alzo elf stukjes, waardoor de reeks in zijn geheel een kroniek van de reis wordt. Dit is het derde deel. Het eerste heet Zoals de kudde van de berg eet…, het tweede: Verliefd worden op….

dinsdag 21 oktober 2025

Verliefd worden op een Baskisch dorpje

Links boven. Het rode bolletje markeert het Franse Pyreneeëndorp Bidarray (645 inwoners). Links onder, in rood, de wandeling die Tania op 8 oktober afstapt, vanaf de Col des Veaux naar Bidarray (op het kaartje valt te zien dat een deel van de route pal op de Frans-Spaanse grens loopt.) Rechts: Dorpszicht Bidarray door kunstschilder Pierre-Albert Bégaud (°1901 - 1956†).


Woensdag, 8 oktober — ’t IS IN Baskenland niet anders dan aan de Franse kusten. Zodra een kunstschilder er zijn oog op laat vallen, heb ik een onderwerp. Dat is in Bidarray het geval voor portret- en landschapsschilder Pierre-Albert Bégaud (°1901 - †1956). In 1930 leert hij Baskenland kennen, hij wordt verliefd op het dorp Bidarray, verblijft er sindsdien jaarlijks enkele maanden. Ik lees dat hij er sterke vriendschappen sluit. Hij wordt een toonbeeld van integratie, leert niet alleen de taal, maar ook Baskische liederen en dansen. ik zie ’t mezelf nog niet doen, dat dansen, ook omdat mijn heup hoe langer hoe meer tegenwerkt. Hij schildert meer dan honderd landschappen van dorp en omgeving, stillevens ook en talloze portretten van inwoners. Later, in 1948, vestigt hij zich daar in een afgelegen huis. Kunstenaars komen hem bezoeken of kiezen Bidarray op hun beurt als vakantiebestemming (Claude Ferret, Camille de Buzon, Robert Cami). 
Zelf kan ik daar nog aan toevoegen dat ze in Bidarray lekkere Baskische taarten maken, ik veronderstel dat Pierre-Albert Bégaud daar ook wel van gesmuld heeft, al dan niet na het zingen van een Baskisch lied.
Flor Vandekerckhove

Voor Tania is het een wandelreis in Frankrijk. Ik ben haar roadie, zet haar telkens af op de plek waar ze vertrekt en wacht haar vervolgens op waar d’r wandeling verondersteld wordt te eindigen. Op die mij onbekende plek bekijk ik de dingen, tot mijn oog aan een onderwerp blijft hangen dat in het kraam van mijn poëtica past: marginaal en toch lezenswaard voor internetlezers die scrollend, swipend en surfend mijn blog passeren. Daarom ook door mij bewust kort gehouden en geschreven in een stijl die Hilary Mantel hier als een perfect gezeemd raam omschrijft. Ik verzamel alzo elf stukjes, waardoor de reeks in zijn geheel een kroniek van de reis wordt. Dit is het tweede deel van de reeks. Het eerste heet Zoals de kudde van de berg eet…

maandag 20 oktober 2025

’Zoals de kudde van de berg eet, eet de berg van de kudde’

 Op 7 oktober eindigde Tania’s voettocht op de Col des Veaux. Ik dacht dat ik haar daar opwachtte, tot ik het bordje ontdekte: Col de Méhatché. Ik had me van col vergist! Na enig over en weer rijden, kwam het toch nog goed.

Dinsdag 7 oktober. — IN DE PYRENEEËN, op de col de Méhatché, krijg ik bezoek van een kudde pony’s. Ze grazen daar vrijelijk op bergwanden en leven zichtbaar in harmonie met de passanten, net als de koeien, geiten, schapen en ganzen die zich, ondervind ik, ook graag op de slingerende weg naar boven ophouden. Die Pyreneeënpaarden — Mérens, Artégeois, of zijn de paardjes die ik zag verwant aan de pottoks— stammen van voorouders die tot op hoogtes van 2000 meter leefden. Dat het leven daar niet simpel is, blijkt uit het gezegde dat ik in hoofding plaats: ’Zoals de kudde van de berg eet, eet de berg van de kudde’. Onvoorzichtigheid wordt er met een dodelijke val in het ravijn bestraft ’t Zijn hoe dan ook sterke beesten, van geen kleintje vervaard en nu gedomesticeerd. De leider van de kudde draagt een koebel, de boer weet waar hij zijn vrijelijk grazende paardjes moet ophalen. Ik vertaal een stukje: 

‘Elk paardenras wordt door levensomstandigheden en door gebruik gevormd. De Mérens werd op de boerderijen voor al het werk op het erf en in het bos ingezet. In de 19e eeuw werd de Mérens ook gebruikt voor het transport van ijzererts uit het hooggebergte en als koetspaard voor gasten van de vele kuuroorden. Bovendien werd de Mérens gebruikt voor het transport van illegale smokkelwaar tussen Frankrijk, Spanje en Andorra. Ze bewegen zich voort in een gebied waar de mens zich niet op zijn eentje waagt. Ze kunnen enorme gewichten dragen. Hoeveel mensen in de Tweede Wereldoorlog op de rug van een Mérens uit het bezette Frankrijk de vrijheid in zijn gevlucht is onbekend.’


(Foto: in Frankrijk speur ik naar een onderwerp.) Voor Tania is het een wandelreis in Frankrijk. Ik ben haar roadie, zet haar telkens af op de plek waar ze vertrekt en wacht haar vervolgens op waar d’r wandeling verondersteld wordt te eindigen. Op die mij onbekende plek bekijk ik de dingen, tot mijn oog aan een onderwerp blijft hangen dat in het kraam van mijn poëtica past: marginaal en toch lezenswaard voor internetlezers die scrollend, swipend en surfend mijn blog passeren. Daarom ook door mij bewust kort gehouden en geschreven in een stijl die Hilary Mantel hier als een perfect gezeemd raam omschrijft. Ik verzamel alzo elf stukjes, waardoor de reeks in zijn geheel een kroniek van de reis wordt.

zondag 5 oktober 2025

Naar de Pyreneeën

Links. Sweet memories. Verleden jaar in oktober poseerde ik, ongetwijfeld voor ’t laatst, in het deurgat van Le bourion, hoeve waar het hoofdkwartier van het plaatselijke maquis in 1944 gevestigd was. Het bouwsel bevindt zich boven de bergwand van de Puèg del Borion, Occitaans voor Hoogte van de kleine hoeve. Zelf had ik telkens een uur nodig om vanaf mijn huisje bergop naar de bourion te stappen. Rechts. Not so sweet memories. Belgen in 1940 op de vlucht voor het oorlogsgeweld. 4000 onder hen zouden zelfs de Pyreneeën tussen Frankrijk en Spanje oversteken.


IETWAT ONTHEEMD, zo voel ik me. Dat komt doordat ik sinds 1 augustus niet langer eigenaar ben van een vakantiehuisje in Frankrijk. Drieëndertig jaar lang ben ik erheen getrokken, minstens twee keer per jaar. En nu, in oktober, trek ik weer naar Frankrijk, maar… niet langer naar dat huisje. Ja, ‘k voel me een beetje ontheemd.
We rijden naar de Pyreneeën. (Bemoedigend vooruitzicht: we doen het via Rouen en mijden zodoende de ring van Parijs.) In Aïnhoa vervolgt Tania haar tocht over de Pyreneeën. Die route, de legendarische GR10, begint aan de Atlantische Oceaan en eindigt negenhonderd kilometer verder aan de Middellandse Zee. Verleden jaar deed ze de eerste etappe. Die ging van start in Hendaye en hield op in Aïnhoa, waar we nu naartoe rijden. Ze heeft tien opeenvolgende tochten uitgestippeld en telkens wacht ik haar op ’t einde op. Ik ben benieuwd.
Over wat ik daar zelf zal doen, verkeer ik ietwat in ’t ongewisse. Ik laat me leiden door wat zich aandient. Ik neem leesvoer mee dat met dat gebergte te maken heeft. Lisa Fittko vertelt hoe ze filosoof Walter Benjamin over de Pyreneeën heen hielp vluchten. Het andere boek is van Sarah De Vlam die het verhaal van vierduizend Belgen vertelt die op de vlucht voor het nazisme de Pyreneeën overstaken. 
Ge zult veertien dagen lang niets van me vernemen, wegens 'geen bereik.' Waarna ik u, bij leven & welzijn, op de hoogte breng van ons wedervaren.
Flor Vandekerckhove

Sarah De Vlam. Passage Pyreneeën. 2020. Uitg. Vrijdag. 304 pagina’s. Paperback. Uitg. Vrijdag. ISBN: 9789460018671.

 

Lisa Fittko Vlucht over de Pyreneeën. Mijn tocht met Walter Benjamin. 288 pp. Vertaald door Michel Bolwerk. 2023. Cossee A’dam.

zaterdag 4 oktober 2025

Joseph Cornwell en Russell Edson, een ontmoeting

Joseph Cornell (1903-1972) maakte kijkdoosjes die hij met gevonden voorwerpen vulde. De titel van dit werk, For Chiarina, verwijst naar de achterzijde van het object, waarop Cornell een afbeelding plakte van een portret van Clara Wieck, pianiste, componiste en echtgenote van Robert Schumann. (Meer erover in museum boijmans van beuningen.)


Russell Edson (1928 - 2014) leerde ik via Lydia Davis kennen, die in een interview zei: ‘(…). Ik vond de traditionele vorm van het verhaal zeer beperkend, zeer beperkend. Ik was niet blij om het te doen. Toen las ik de verhalen van Russell Edson, een Amerikaanse dichter. Hij zou die verhalen gedichten noemen, maar dat zou ik niet doen. Het zijn bizarre kleine verhalen, absurd en vreemd ()’ (°) Getriggerd door haar woorden, haalde ik in 2021 een bundel prozagedichten van de man in huis, The Tunnel: selected poems. (°°) Ik vertaalde enkele stukjes, ze staan hier
Nu, vier jaar later, haal ik dat boek weer uit de kast. Op de achterflap lees ik: ‘Net als de dozen van Joseph Cornwell is elk prozagedicht een miniatuurwereld, griezelig in zijn logica, verontrustend in zijn meedogenloze plezier, oogverblindend in zijn vindingrijkheid.’ Ha, die Joseph Cornell (1903-1972) herinner ik me. Ik woonde toen nog in Gent, ik schilderde. In Vrij Nederland stond een goed geïllustreerd artikel over Cornwells kijkdozen. Ik geraakte onder de indruk, probeerde zelf iets soortgelijks te doen… en zag dat het moeilijker was dan gedacht — IS HET DAT NIET ALTIJD?
Nu zoek ik in het boek iets van Russell Edson dat bevestigt dat zo’n prozagedicht inderdaad met die Cornwell-kijkkastjes spoort. Ik val voor een stukje uit The Marionettes of Distant Masters: Een pianist droomt dat hij door een sloopbedrijf wordt ingehuurd om met zijn vingers een piano te slopen… Da’s een zin die als kistje kan dienen, vind ik. Laat ons kijken wat Edson erin opbergt:
En dit gebeurt op zijn vensterbank. Het Kosmische Plan: Verre Meesters manipuleren kleinere Meesters die op hun beurt kleine vlindermeesters manipuleren die op hun beurt hem manipuleren... Een universum vol snaren!
(°) Lydia Davis, Art of Fiction N°. 227. Interviewed by Andrea Aguilar and Johanne Fronth-Nygren. In the Paris Review, issue 212, Spring 2015. 
 
(°°) Russell Edson. 1994. The Tunnel: selected poems. Oberlin College Press, Oberlin USA. 232 pp.

vrijdag 3 oktober 2025

Veel reuring op de begraafplaatsen

Henri Serruysziekenhuis in 1968.


DE ENE ZEGT: ‘Edouard Moreaux zou zich in zijn graf omdraaien.’ De andere beaamt: ‘En Adolphe Van Glabbeke dan, die draait zich zeker om in zijn graf.’ De ene knikt en voegt er Raymond Miroir aan toe: ‘Raymond, die draait zich meer dan één keer om.’ Ze zwijgen beiden en dan zegt een derde fluisterend: ‘Dat Henri Serruys dat nog moet meemaken!’ Ik werp tegen dat ze overdrijven en dat de ziekenhuisfusie met ’t Heilig Hart toch nooit tot geweld geleid heeft, maar de stemmen in mijn hoofd leggen me het zwijgen op: ‘Moei je niet!’ zeggen ze in koor. (Flor Vandekerckhove)

Bovenstaande drabble — fictief verhaal in exact 100 woorden — werd geïnspireerd door een tekening uit The Bullseye, Londens jongensweekblad dat verscheen van 1931 tot 1934, in totaal 183 nummers. De tekening komt uit het allereerste nummer, het verhaal dat ermee geïllustreerd werd heet The house of thrills. Wie er meer over wil vernemen, kan er hier naar kijken. Ik gebruik alleen de tekening en bedenk er een heel nieuw verhaal bij. Zo doe ik wat Jim Jarmusch me opdraagt: 'Steel alles wat je inspireert of je verbeeldingskracht aanwakkert. (…) Het gaat er niet om waar je dingen vandaan haalt - het gaat erom waar je ze heen brengt.’

donderdag 2 oktober 2025

Tom Hayden: ‘ik mis de jaren 60 en dat zal altijd zo blijven.’

Links. De activistische Tom Hayden in 1973. Rechts. Tom Hayden en zijn tweede echtgenote, Jane Fonda. Ze blijven 17 jaar getrouwd. (Photograph Columbia/Rex/Shutterstock)


IN APRIL postte ik 1968 was overal en niet in ’t minst in Chicago. Dat ging over The Trial of the Chicago 7, een proces en 't is ook een film die op Netflix te zien is. Ik zei toen al dat ik een stukje over elk van die zeven beklaagden wilde schrijven. 
Over de twee flamboyante members van de Youth International Partyis er al een post: Steal this book!, over Abbie Hoffman en Van yippie tot yuppie, over Jerry Rubin. Kleurrijker wordt het wellicht niet. Alhoewel.
Ook Tom Hayden (°1939 - 2016†) stond op dat roemruchte proces terecht. Hij was daar voor de SDS (Students for a Democratic Society), misschien wel de meest typische vertaling van wat Nieuw Links heet. Hayden deed overigens wel meer, hij richtte bijvoorbeeld ook de Indochina Peace Campaign (IPC) op, die van 1972 tot 1975 actief was. De IPC mobiliseerde onder meer de onvrede tegen de Vietnamoorlog en eiste onvoorwaardelijke amnestie voor Amerikaanse dienstweigeraars.
Na dat activisme gaat Tom Hayden in de politiek. Hij wordt vooraanstaand in de Democratische Partij, waarvoor hij verschillende mandaten vervult. Hij geraakt bevriend met Robert F. Kennedy en is een van de dragers van de kist tijdens diens begrafenis.
Van zichzelf zegt Hayden dat hij altijd ‘radicaal’ gebleven is en dat hij met trots op zijn jeugd terugkijkt: ‘Wat de toekomst ook brengt en hoe bevredigend mijn leven vandaag de dag ook is,’ schrijft hij, ‘ik mis de jaren 60 en dat zal altijd zo blijven.’ 
Of dat veel te betekenen heeft, is onduidelijk, want ook dit zegt Wikipedia: ‘Hoewel hij aanvankelijk in de Democratische voorverkiezingen voor het presidentschap in 2016 naar Bernie Sanders neigde, kondigde Hayden later aan dat hij Hillary Clinton zou steunen en op haar zou stemmen toen de voorverkiezingen Californië bereikten. Hij beweerde ook dat hij Sanders nooit had gesteund behalve in de hoop dat het Clintons beleid naar links zou duwen.’ Tom Hayden, radicaal?
Flor Vandekerckhove

(°) Tom Hayden. Reunion: A Memoir. 1988. Uitg. Ramdom House. Ook January 1, 1989 by Crowell-Collier Pr. 591 pp. (‘De activist uit de jaren zestig die in de jaren tachtig wetgever werd, hij vertelt over zijn betrokkenheid bij studentenbewegingen, zijn bezoeken aan Hanoi en de gebeurtenissen van de Democratische conventie van 1968, hij beschrijft zijn persoonlijke leven en bevestigt zijn toewijding aan het verzet.’) Tom Hayden schreef wel meer boeken. Hier staan er negentien opgelijst.

woensdag 1 oktober 2025

1 oktober: hoogtijd voor een herfstverhaal

HERFST is een van de honderden driezinnenverhalen — opening, midden, slot die ik al geschreven heb. Vergelijk ze met piano-oefeningen, we doen ’t om de stiel goed in de vingers te houden. (Flor Vandekerckhove)

Herfst — Het zwaarder wordend zwerk begint het licht te weren. Ik vertraag de tred. ’t Is herfst.


Herfst op YouTube  — Bij ’t declameren begeleid ik mezelf op de strumstick, de drummer van GarageBand houdt me in toom. De gif is van Alexandra Rybalchenko.

maandag 29 september 2025

Kate Bush: een song, twee versies

Kate Bush beeldt de titel uit van haar album Director's Cut, waarop ook Flower of the Mountain staat.


Met haar debuutplaat schiet Kate Bush recht in de roos. Haar Wuthering Heights (1978) is gebaseerd op het literaire meesterwerk van Emily Brontë. Het publiek geniet van de ontmoeting van literatuur en pop, in Kates radicale interpretatie, Heathcliff, it's me, I'm Cathy⇲. In 1988 hoopt ze die succesrijke fusie over te doen met James Joyce en diens Ulysses, meer bepaald met het laatste hoofdstuk van dat boek, de monoloog van Molly Bloom. Kate is gefascineerd door de schoonheid en vrouwelijkheid van het schrijven. ‘Het is als een nooit eindigende zin’, zegt ze, ‘een lange gedachtegang, en het enige dat het accentueert is het woord "yes" en het versnelt heel geleidelijk. Ik vond het gewoon een van de meest sensuele stukken ooit geschreven.’ Kate schrijft een ritmische melodie die sterk de cadans van Molly Blooms monoloog suggereert, de woorden uit het boek passen perfect bij de muziek. De muziek wordt opgenomen in Dublin, maar de erven van Joyce geven haar geen toestemming om rechtstreeks uit het boek te citeren. Omdat de muziek er toch al is, begint Kate de tekst te transformeren, zelfde woordritme, zelfde woordklanken, ander verhaal. Haar song, The Sensual World (1989), wordt het verhaal van een personage, Molly Bloom, dat uit de boekenwereld de echte wereld instapt.
Hoe het komt, weet ik niet — ik vermoed dat ze ’t hardnekkig blijven vragen is maar in 2009 krijgt Kate Bush tóch toestemming om Joyces tekst te gebruiken. Ze laat die toestemming niet liggen en gebruikt de al bestaande muziek en haar bestaande verhaal om er enige Joyce aan toe te voegen. De nieuwe opname heet Flower of the Mountain (2009). Nog steeds gaat het om Molly Bloom die vanaf het blad de echte wereld instapt — Stepping out, off the page / Into the sensual world — maar nu ook met enig letterlijk geciteerde zinnen van James Joyce. Op YouTube zijn de twee versies te beluisteren, telkens met hetzelfde illustrerende filmpje: The Sensual World hier; Flower of the Mountain daar.
Flor Vandekerckhove