zondag 16 november 2025

Koninklijke voorspellingen

Gisteren, 15 november, was ’t de Dag van de dynastie. Op de foto Boudewijn van België. Bronzen sculptuur van de Oostendse beeldhouwster Josiane Vanhoutte. Kwam er op initiatief van wijlen burgemeester Jan Piers. Onthuld in aanwezigheid van Koningin Fabiola op 3 juni 2000. Het beeld gaf meermaals aanleiding tot vandalisme. Het bevindt zich aan de Venetiaanse gaanderijen in Oostende.

HOE KOMT HET dat koning Boudewijn nooit bekend geworden is omwille van zijn voorspellingen? Zo voorspelde hij al bij zijn aantreden in 1951 dat sigaretten onbetaalbaar duur zouden worden. Op zijn trouwdag in 1960 voorspelde hij, lang voor het bestaan van ’t internet, dat Russische vrouwen zich aan Vlaamse mannen zouden presenteren in de hoop er een roebel aan over te houden. Kort voor zijn overlijden voorspelde hij zelfs dat ik straks bij laagwater over en weer naar de vuurtoren wandel. Allemaal voorspellingen die uit het nieuws gehouden werden om de gemoederen niet op te hitsen. U vraagt zich af hoe die laatste voorspelling dat zou kunnen doen, de gemoederen ophitsen. Zelf vraag ik mij dat uiteraard ook af. (Flor Vandekerckhove)

‘Koninklijke voorspellingen’ is een eenparagraafverhaal. Het boekje Honderd titelloze eenparagraafverhalen wordt ingeleid door Alfons Vandenbussche, oud-leraar Nederlands van auteur Flor Vandekerckhove.
De e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch zijn gratis voor wie erom vraagt, zo ook deze ‘Honderd titelloze eenparagraafverhalen.’ Het wordt u per e-mail toegestuurd (vermeld wel de titel en ook of u ’t boek in pdf wilt of in EPUB). Vraag erom via liefkemores@telenet.be

vrijdag 14 november 2025

Wie kunst maakt is altijd onderweg



TIJDENS HAAR solotentoonstelling (°) was ik uithuizig, op reis in Frankrijk. Na afloop van de vernissage stuurde ze me een foto van de performance en dit is wat ik zag. Ik zag een kunstenaar die moeizaam een eigen weg aflegt en daarbij sporen achterlaat, in dit geval versteende voeten. In de galerie formuleerde die kunstenaar letterlijk een uitnodiging om samen met haar die weg te gaan, er samen ‘haar voeten aan te vegen’. In die bede meende ik eenzaamheid op te merken, gevoel dat ik op de foto in haar blik weerspiegeld zag. 
Dat was niet wat zij in de performance had willen tonen, zei ze, antwoordend op het tekstbericht dat ik haar uit Frankrijk stuurde. Zij had het over ‘aanwezigheid en beweging’ en over ‘een gebaar van onthechting, maar ook van deelname.’ Dat hoor je me niet tegenspreken, zo'n woorden gaan alle kanten uit en ze spreken mij bijgevolg evenmin tegen. 
Een kunstwerk stimuleert de verbeelding van wie komt kijken (en in dit geval ook van iemand die niet kwam kijken.) Als het werk goed is, is het rijk aan associaties, wat betekent dat het niet kan worden ingekapseld in één concept. Dat komt niet van mij hoor, ik heb het van een filosoof die over de songs van Bob Dylan spreekt. (°°)
Heb ik je al gezegd dat de kunstenaar in kwestie mijn dochter is? Ook dat kleurt ongetwijfeld de manier waarop ik in Frankrijk naar die foto keek en ’t kleurt ook wat ik in die foto dacht te zien. Ik ben niet zo’n aanhanger van het formalisme als kunstbeschouwing en al helemaal niet wanneer het werk van mijn eigen nageslacht betreft. 
Flor Vandekerckhove

(°) Marijke Vandekerckhove. Vrijdag 10 oktober 2025. Opening Expo, Show Show, DIY-gallery, Gent. (Foto’s Ilse Roman.)
(°°) ‘The artistic genius transforms an existing tradition through an infusion of unpredictable originality. A successful work prompts the audience’s imagination “to spread over a multitude of kindred presentations.” So that the work is rich in associations but cannot be encapsulated under just one concept or under one paraphrase. In short, genius requires a natural talent for expressing “ineffable” ideas through the play of imagination.’ Theodore Gracyk. When I Paint My Masterpiece. What Sort of Artist Is Bob Dylan. In Bob Dylan and Philosophy. Ed. Peter Vernezze and Carl J. Porter. 2005. Uitg. Open Court. 225 pp. 


donderdag 13 november 2025

Vannacht heb ik van Nancy gedroomd

Wanneer ik me bij 't ontwaken een droom herinner, maak ik er een tekst van. In die dromen bevind ik me veelal in een achterbuurt, soms geraak ik er niet meer weg. Deze keer is het de Muide in Gent. Geraak ik deze keer weg of niet? (Met een bang hart wachten mijn ouders in Bredene op mijn thuiskomst.) De illustratie leen ik van Robert Crumb.


ZE ZIJN met velen, maar ik herinner me alleen Nancy. Met moeite overtuig ik hen om me naar de achterbuurt te vergezellen. Loszittende stoeptegels, afbladderende verf, schaarse straatverlichting, eeuwigdurende regen. Geen van hen is hier ooit geweest, waarom zouden ze. Daar zijn we nu, binnen in een vochtig huisje waar veel te veel mensen noodgedwongen opeengepakt wonen. Ik probeer het gesprek op gang te trekken, wat niet goed lukt. Dan ziet Nancy een volgekrabbeld vel papier op de grond liggen: ‘Een nacht in de hel.’ Luidop leest ze de tekst. Onmiskenbaar een meesterwerk, geschreven door een van die slonzige bewoners. Iedereen is onder de indruk, missie geslaagd. Nancy beloont me met een zoen. Tijd om van mijn succes te genieten is er niet. Ik haast me naar huis, waar slapeloze ouders bezorgd op mijn thuiskomst wachten. (Flor Vandekerckhove)

woensdag 12 november 2025

De Laatste in gesprek met Ivo Michiels

Ivo Michiels in 1975.


‘Schaars zijn inderdaad de exacte beelden die op me afkomen uit een verleden dat, zoveel weet ik wel, toch op meer dan behoorlijke wijze gevuld is. Vergane feiten duiken slechts sporadisch weer naar de oppervlakte. Samen beleefde avonturen die anderen mij vertellen —hé weet je nog!— slaan mij met verstomming. Data blijven raadsels. Soms doemt een gezicht op dat ik al lang geleden opnieuw en anders heb gemoduleerd, of ik hoor een woord, heel duidelijk ineens, een stem, vergeten, weer aanwezig. Ja, een stem, dat wel.’ (°)
Ik ben de zeventig voorbij wanneer ik voor het eerst iets van Ivo Michiels lees. Óver Ivo Michiels daarentegen las ik lang geleden al. Ik woonde nog in Gent. In de krant las ik over de schrijver die in Frankrijk ging wonen, alleen maar om te schrijven. 
‘Ik nam afscheid van het RITCS, van uitgeverij Ontwikkeling en van het NVT. () Ik naderde de zestig en verhuisde naar Frankrijk, niet alleen omdat ik voelde dat een bepaalde fase van mijn carrière was afgesloten, maar ook omdat ik de ambitie had nog tien boeken te schrijven. Ik zag absoluut niet hoe ik dat in Vlaanderen geschreven zou krijgen. Dat kon alleen in strenge eenzaamheid en afzondering.’ (°°) 
Alhoewel ik in die tijd zelf nog niet schreef, eigende ik me meteen die romantische gedachte toe en wanneer ik na een scheiding een pootje geld in handen kreeg, greep ik de kans en verwierf me op mijn beurt een bouwval in Frankrijk. In gedachten trok ik me jaarlijks op mijn berg terug en wanneer ik daar vele maanden later weer van neerdaalde had ik een vuistdik manuscript op zak, waarrond uitgevers zich verdrongen om er een boek van te draaien. De daaropvolgende drieëndertig jaar gebeurde dat ook, maar anders. Maandenlang werd veertien dagen, vuistdik werd extreem kort, uitgever werd internet, verblijf werd passage, decor werd onderwerp, romantiek werd oude knoken. En oude knoken zeiden me onlangs  dat ’t tijd werd om dat huisje te verkopen. Dat is inmiddels ook gebeurd. 
Afsluiten doe ik met Sigrid Bousset die Ivo Michiels meermaals ging interviewen. Inmiddels heeft ze ook diens biografie geschreven. (°°°) Ik weet nog niet of ik het boek koop, ik twijfel. Wil ik wel nog 480 bladzijden over die man lezen? Als ik het doe, dan vooral hierom. In Boussets ‘Meer dan ik me herinner’ zegt Ivo Michiels:
‘Ik zie weinig artistiek risico, weinig pakkende creativiteit. Het probleem is nog altijd hetzelfde: het woord is voor de meesten een vorm van communicatie, dus wordt ook van literatuur verwacht dat die in de eerste plaats communiceert op zo evident mogelijke wijze. In muziek of beeldende kunsten is dat totaal anders. Gisteravond zag ik een geniaal filmpje uit de jaren zestig met de Beatles. Er is geen enkele vergelijking mogelijk moet de rap en hiphop vandaag. Die rap kon je je niet voorstellen in de Beatles-tijd. Het afwijkende creëren blijft in diverse kunsttakken bemoedigend doorgaan. Alleen in de literatuur is het altijd moeilijk geweest.’ (°°°)
(°) Ivo Michiels. Mag ik spreken? Journal brut — een reconstructie. 2011. De Bezige Bij, A'dam. 682 pp.
(°°) Sigrid Bousset. Meer dan ik me herinner. Gesprekken met Ivo Michiels. 2011. De Bezige Bij, A’dam. 270 pp. 
(°°°) Sigrid Bousset. Wat ik haar niet vertelde. 2025. Uitg. De Bezige Bij. 480 pp.

dinsdag 11 november 2025

Veranderen we eigenlijk wel

Foto: detail van 1 Wetenschappelijke A in 1967-’68, college Oostende. Worden vandaag in deze post vernoemd: Daniël Gunst (64), Jef Passchyn (36), Paul Joye (28), Wilfried Laforce (5) en Plong (83). De foto van de hele klas (inclusief alle namen van de jongens) vind je hier.



’Je moet volhouden,’ zei Daniël Gunst me, enkele maanden geleden, toen hij en zijn echtgenote me tijdens ’t wandelen kruisten. ’t Was zijn repliek op mijn constatering dat ik hoe langer hoe meer mijn fauteuil leerde te appreciëren. ‘Er zijn twee oud-klasmakkers die ik nog wil interviewen,’ (°) had ik hem gezegd, ‘Paul Joye en Luc Verhelst. Hun coördinaten heeft Jef Passchyn al voor me opgesnord.’ Eerlijkheidshalve voegde ik eraan toe: ‘Het komt er maar niet van.’ De fauteuil.
Het zal Daniël plezieren dat ik nu ter zake toch enige daadkracht ontwikkel. Momenteel probeer ik Paul Joye tot een gesprek te bewegen. Hij houdt de boot nog af, maar ik ga ervan uit dat ’t eerst een beetje moet bezinken. Niemand staat te wachten om een brug van bijna zestig jaar te overspannen, tenzij een ingenieur misschien, als Gunst. (Brug overspannen, ingenieur, vat j’ hem?)
Paul is interessant, omdat hij de enige linkse kerel van die wiskundeklas was (naast Wilfried Laforce weliswaar, maar ze wisten ’t niet van elkaar.) Ik herinner me dat Paul Joye door Plong betrapt werd toen hij het ‘Ban de Bom’-symbool in zijn bank aan ’t kerven was. Plong daagde Paul uit. Die repliceerde dat hij zijn weerzin tegen de atoombom 
alzo mocht uitdrukken. Plong vroeg luidop of er in de klas ook voorstanders van atoombommen waren. We hielden ons allemaal gedeinsd, wetend dat je Plongs logica beter niet uitdaagde.
Pauls FB-profiel leert me dat Joyes linkse gezindheid tot vandaag standhoudt. Ook dat maakt ons potentiële gesprek interessant: Paul Joyes linksheid, Wilfried Laforces onbuigzaamheid, Daniël Gunsts stelligheid, mijn gemakzucht… Veranderen we eigenlijk wel? Wat denk je, Paul, zetten we daarover eens 1 boompje op? 
Nu vraag ik me opeens ook af of die ingekerfde schoolbank nog bestaat.
Flor Vandekerckhove

(°) Dat cijfer is niet beperkend. Mocht een oud-schoolmakker zich geroepen voelen om me iets te vertellen: florvandekerckhove@telenet.be.

maandag 10 november 2025

Henry Miller, berustend in de buik van de walvis

Pieter LastmanJonah and the Whale. Olieverf op eikenhout. Barokschilderij (1621, 360 mm h x 521 mm breed).


IN Orwells All Art is Propaganda staat een kritiek op De Kreeftskeerkring van Henry Miller, boek dat mijn jeugd verblijd heeft. George Orwell titelt het stuk Inside the Whale, verwijzing naar Jona, bijbelfiguur die door een (wal)vis werd opgeslokt: 
‘Er bestaat geen twijfel over dat Miller zelf in de walvis zit. Al zijn beste en meest karakteristieke passages zijn geschreven vanuit het perspectief van Jona, een gewillige Jona. Niet dat hij bijzonder introvert is – integendeel. In zijn geval is de walvis transparant. Alleen voelt hij geen impuls om het proces dat hij doormaakt te veranderen of te controleren. Hij heeft de essentiële Jona-daad volbracht: zich laten opslokken, passief blijven en accepteren.’ 
Miller en Orwell ontmoetten elkaar in 1936, ik postte daarover Henry & George, een ontmoeting in Parijs. Tijdens die ontmoeting confronteerden ze hun tegengestelde houding ten aanzien van 'het wereldgebeuren'. Dit is hoe Orwell in 1940 Millers houding beoordeelt: 
‘Het is een vorm van quietisme (…) De houding is "Je m'en fous" (…) Maar is dit in een tijd als de onze een verdedigbare houding?’ [Terwijl Orwell deze woorden schrijft gaat de Tweede Wereldoorlog van start.] 'Het lijkt daarom waarschijnlijk dat in de resterende jaren van de vrije meningsuiting elke roman die de moeite waard is om te lezen, min of meer de lijn zal volgen die Miller heeft gevolgd – ik bedoel niet qua techniek of onderwerp, maar qua impliciete visie. De passieve houding zal terugkeren, en wel bewuster passief dan voorheen. Vooruitgang en reactie zijn beide bedrog gebleken. Blijkbaar rest er niets anders dan quietisme.’ (…) 
Orwell herkent in anarchist Miller ‘een volkomen negatieve, onconstructieve, amorele schrijver, een simpele Jona, een die het kwaad passief aanvaardt.’  Waarna hij aantoont dat zijn politieke oordeel geenszins zijn literaire oordeel in de weg staat: ‘Naar mijn mening is dit de enige fantasierijke prozaschrijver van enige waarde die zich de afgelopen jaren aan de Engelstaligen gepresenteerd heeft.’
De door mij aangehaalde uittreksels komen uit George Orwell. 'All Art Is Propaganda’ (1941) In George Orwell. Critical Essays. Compiled by George Packer. Introduction by Keith Gessen. 2008. Mariner Books / Houghton Mifflin Harcourt. Boston New York. 872 pp. De vertaling ervan is van Google Translation.

zondag 9 november 2025

’t Heilig Hart en ik

Links: het beeld met de uitneembare armen (de armen heb ik niet meer kunnen vinden.) Rechts: De Laatste Vuurtorenwachter als knaapje.

In Frankrijk is veel beroering over Sacré-Coeur, docudrama dat daar nu in de bioscoop te zien is. Het succes van de melige film lijkt niet van deze tijd te zijn. Of juist wel. Daar is in elk geval volop discussie over. Mij laat het terugdenken aan een waargebeurd incident uit mijn kindertijd.
Martelaar (°) — Mama sloeg met haar pantoffel op mijn hoofd, vlam vlam vlam. Ze zei: ‘Gij zult me vergiffenis vragen.’ Ik zat op mijn blote knieën voor ’t beeld van ‘t Heilig Hart. Het beeld bewoog Zijn uitneembare armen en sprak tot mij: ‘GE MOET HAAR EEN LOER DRAAIEN.’ Dat was een echt mirakel, dat ziet ge aan de hoofdletters. Met trillende stem zei ik tegen mama: ‘Ik vraag alleen vergiffenis aan God.’ Nu ging ze écht door het dak. Het regende pantoffels op mijn knapenhoofdje. Mij kon het niet schelen, trots deelde ik het lot der martelaren. Daarna was het bedtijd. (Flor Vandekerckhove)

 

(°) Al sinds 1991 schrijf ik korte verhalen die weliswaar ‘kort zijn', zoals de term zegt, maar oorspronkelijk toch langer dan de handpalmverhalen waarin ik me daarna ging specialiseren. Een aantal van die verhalen neem ik nu weer ter hand en herwerk ze tot smoke-long stories, verhalen die helemaal gelezen zijn tegen de tijd dat je de peuk uitduwt, een plastische maar ongezonde omschrijving. Met de vorm verandert soms ook de inhoud, zo’n herwerking is niet alleen korter, het verhaal wordt intenser en naar mijn mening beter, ook omdat het nu geschikter is voor internetlezers. 
Martelaar is zo’n verhaal, het is een drabble, verhaal van exact honderd woorden. Het langere verhaal heet Lowietje de neet en telt 655 woorden.
Soortgelijke verkorting kende ook GAUW!, het eerste boekje dat ik schreef nadat ik eind 2013 besloot alleen nog digitaal te publiceren. Dat verhaal, waarin ik over mijn kindertijd vertel, verscheen als e-boekje in 2014. Gaandeweg leerde ik meer over elektronisch schrijven. Het verhaal werd daardoor in opeenvolgende edities korter, de vierde editie voegde er links aan toe, waardoor lezers nu ook naar liedjes uit die tijd kunnen luisteren. In de vijfde editie herschrijf ik het verhaal helemaal in provoverzen, een door mijzelf bepaalde vorm met strenge regels die ervoor zorgen dat het verhaal tegemoet komt aan de verwachtingen van internetlezers: kort, eenvoudig, erg geschikt voor wie, zoals ik, een korte spanningsboog heeft.
Zoals alle e-boeken van Uitgeverij De Lachende Visch is ook deze vijfde editie van GAUW! gratis voor wie erom vraagt. Doe het via liefkemores@telenet.be en de meiden van De Weggeefwinkel zorgen ervoor dat het boekje meteen in je mailbox valt.

vrijdag 7 november 2025

Antikapitalistische kunstpraktijken


STEL: je bent beeldend kunstenaar èn antikapitalist. Je schildert indrukwekkende stillevens die vlot hun weg naar de huiskamer van kunstminnaars vinden, en ’s zondags hul je je in zwart en ga je in Brussel winkelruiten kapotslaan. Moet kunnen, maar misschien wil je 't anders doen en wil je antikapitalisme en kunst met elkaar verbinden. 
De activistische fotograaf Nan Goldin is zo'n andere soort. Haar foto’s getuigen van engagement, maar je kunt die foto’s wel op de kunstmarkt kopen. Antikapitalisme kan zich zonder probleem ‘in de winkel’ uiten. Marcel Duchamp ijkte die praktijk toen hij een ​​urinoir indiende voor een tentoonstelling. In de jaren zestig en zeventig is er soortgelijk werk van Marcel Broodthaers, Daniel Buren en Hans Haacke. Dat kan ver gaan: de in Brugge geboren Jean Tosche en diens Guerrilla Art Action Group, bij uitbreiding de Art Workers' Coalition en later de Guerrilla Girls bieden voorbeelden van erg verregaande institutionele kritiek. 
Je kunt ook buiten het kunstcircuit werken, naar het voorbeeld van artistieke avant-gardes: futurisme, dadaïsme, constructivisten, suprematisten, surrealisten, Fluxus ook. In Theory of the Avant-Gardes analyseert Peter Bürger hun praktijken. De Situationistische Internationale werkte de breuk met de kunstmarkt theoretisch uit.
Anderen doen de twee. Ze werken zowel binnen als buiten de kunstmarkt, geval per geval kiezend, reagerend op opportuniteiten, financieringsbronnen en tentoonstellingen. Een aantal streetartists van de Guerrila art valt daaronder. Van bijvoorbeeld de geëngageerde streetartist Bansky vind je evengoed werk op de straatmuur als op de kunstmarkt.
Intussen vraag je je af waarom ik dat alles vertel. Wel ’t komt doordat ik On the Conditions of Anti-Capitalist Art gelezen heb, tekst van kunstcriticus Gene Ray, met als ondertitel Radical Cultural Practices and the Capitalist Art System. Ferme boterham, ik ben er enige tijd zoet mee geweest. Ik dacht: laat me dat eens in een leuke tekst samenvatten. 't Is me niet helemaal gelukt, zie ik nu. ’t Is in 'de schrijverij' niet anders dan in 'de schilderij' hé, je zit er niet elke keer boenk! bovenop.
Flor Vandekerckhove

Wij, met zand in onze schoenen is een memoir (25 bladzijden), waarin ik terugdenk aan de weg die beeldend kunstenaar Luc Martinsen en ik afgelegd hebben, sinds onze eerste ontmoeting in 1988. Ik schreef dat boekje als een symfonie, een muziekstuk in drie delen, dat na het tweede deel onderbroken wordt door een interludium en afsluit met een coda. In de beste traditie van De Weggeefwinkel is ook Wij, met zand in onze schoenen gratis. U hoeft er alleen om te vragen. Mocht u interesse hebben, mail naar liefkemores@telenet.be. (Vermeld 'Zand' en zeg 'pdf' of 'epub'

woensdag 5 november 2025

Mirakel (1917), UFO (1939), drone (2025)

Links: op 13 oktober 1917 kijkt een menigte in Fátima te lang in de zon en ziet ze vliegen. Rechts boven: in Amerika zien ze in 1938 UFO’s vliegen. Onder: in België zien ze in 2025 drones vliegen.


OP 13 oktober 1917 kwamen tienduizenden katholieken in Cova da Iria (Fátima, Portugal) bijeen. Hen was gezegd dat Onze-Lieve-Vrouw daar zou verschijnen. Na behoorlijk wat regen brak de zon door en al wie - op zoek naar het mirakel - te lang in die zon keek, zag dat het zonlicht begon te beven. Wie ook daarna nog in het helle licht bleef kijken, zag dat de zon van de hemel loskwam en zich met sprongen zigzaggend naar de aarde bewoog. Grote schrik maakte zich van hen meester en zij vielen op hun knieën. Ziedaar het mirakel van de zon! Ja, zegt ge, dat komt ervan als ge lang met het blote oog in de zon blijft kijken. In 1950 verklaarde paus Pius XII evenwel dat ook hij, in de Vaticaanse tuinen, het ‘mirakel van de zon’ gezien had. Omdat niemand een paus tegenspreekt, stond niets nog de enorme ontwikkeling van bedevaartsoord Fátima in de weg. Of hoe je ergens een slaatje uit kunt slaan.
Niet iedereen zag daar trouwens ’t werk van Onze-Lieve-Vrouw van Fátima in. Jacques Vallée dacht meer in de richting van UFO’s. Maar ook uit UFO’s valt een slaatje te slaan. Dat deed bijvoorbeeld Orson Welles, toen hij in Amerika het beruchte hoorspel The War of the Worlds op de radio bracht, fictieve berichtgeving over een landing van buitenaardse wezens. Zes miljoen luisterden naar de uitzending, 1,7 miljoen dachten dat het echt was en 1,2 miljoen waren ‘doodsbang’. Binnen de maand had het nieuws van de ‘paniek’ zich over heel de wereld verspreid en had het in 12.500 kranten gestaan.
Mij laat dat toch ietwat denken aan de vele berichten over drones boven Belgische kazernes en luchthavens. ’s Avonds, terwijl ik in complete duisternis het gewelf afspeur, pleeg ik over zo’n dingen na te denken. Ze zien vliegen lijkt zich telkens weer aan het tijdsgewricht aan te passen: mirakel (1917) wordt UFO (1939) wordt drone (2025). En terwijl ik me te slapen leg, denk ik: wie slaat hier nu weer een slaatje uit?
Flor Vandekerckhove

dinsdag 4 november 2025

Schicht

Er staat een oudere versie van Schicht op YouTube: www.youtube.com/watch?v=wvQm4tcB0uM


EEN BLIKSEMSCHICHT doorklieft het tramgewelf. Trambestuurder panikeert, tram accelereert, wie plaats heeft abdiceert, zelf heb ik m’n knie bezeerd, de tramrit abstraheert, een gedicht geaborteerd. In wilde vaart gaat het naar het einde van het spoorwegnet. Daar negeert de tram de Terminus en doorbreekt hij de werkelijkheid. En wij, kinderen des Koninkrijks, worden uitgeworpen in de buitenste duisternis; aldaar is wening en knersing der tanden. Een eeuwigheid lang razen we in het ongewisse voort, nooit reed een tram zover. We stappen uit in een verloren geraakte roman van Tolkien. Drs P., eveneens op de tram, zegt: ‘Hobbits hier, hobbits daar, ja er zijn er veel dit jaar.’ Donald Trump komt in extremis kaartjes knippen. (Flor Vandekerckhove)


Schicht is een prozagedicht. Zo’n prozagedicht ziet eruit als proza, maar er is plaats voor ongeloofwaardigheid en ontregeling, prozagedichten mogen inconsequent en onbegrijpelijk zijn. Bij uitgeverij De Lachende Visch verscheen in 2023  Gesprekken met Polleke, een verzameling soortgelijke prozagedichten. Zoals alle e-boeken van De Lachende Visch is ook Gesprekken met Polleke gratis. Mail erom (vermeld de titel en zeg of je ’t in pdf of epub wilt hebben): liefkemores@telenet.be.

maandag 3 november 2025

Een driezinnenverhaal voor Rosies verjaardag

Vandaag verjaart Rosie (°2013), een van mijn kleindochters, meer bepaald de jongste, ze wordt twaalf.

Op 3 november zag Rosie in de tuin een leeuw staan likkebaarden. Daar staat voorwaar een leeuw te likkebaarden, dacht Rosie likkebaardend. Daar staat zowaar een Rosie te likkebaarden, dacht likkebaardend ook de leeuw. (Flor Vandekerckhove)

zondag 2 november 2025

De platte dune komt terug



WIE DENKT dat ik al heel mijn leven in Bredene woon, denkt verkeerd. Tientallen jaren heb ik het lijf in andere oorden te slapen gelegd en ’t is pas met de ouderdom dat ik — older, sadder, wiser — naar de wijk terugkeerde waar ik ben opgegroeid. Nu wandel ik in verwondering langs al die met jeugdherinneringen beladen plekken. Zeer inspirerend. Wat is gebleven? Wat is verdwenen?
Wanneer ik het dunegat betreed, zie ik rechts 'de platte dune’ liggen. Als u die niet ziet, is 't doordat de herinnering u mankeert. Op dat plat stuk werden halverwege vorige eeuw voetbalpartijen gespeeld. De ene ploeg bestond uit jongens van onze wijk, Bredene Duinen, de tegenstrevers waren die van ’t Dorp of ’t Sas
Wij, kleine straatschoffies, waren de toeschouwers. Die eersten kenden we, dat waren ‘onze’ grote jongens, de bezoekende ploeg daarentegen was ons vreemd. 
De ‘platte dune’ is dus een herinnering. Het platte grasveld is gaandeweg aflopend, oneffen, omzeggens ontoegankelijk gebied geworden, volgroeid met wilde vegetatie, struikgewas, bomen ook. Een normaal fenomeen, dacht ik, duinen bewegen, ze groeien of krimpen, dingen veranderen. 
Dat blijkt toch minder normaal te zijn dan gedacht. Kranen en machines waarvan ik de naam niet ken, zijn daar nu uitheemse woekerplanten met tak en wortel uit aan ‘t roeien. Ferme bergen hoor, met stronken, rimpelroos, boksdoorn, mahonie en Amerikaanse vogelkers, weet ik veel. Al die planten horen daar niet thuis. ’t Zijn exoten die ergens ontsnapt zijn, misschien wel uit uw tuin. Op die plek zal, belooft ons Life Dunias, weer duingrasland ontstaan. En voor mijn oog ontplooit zich opeens weer de platte dune van mijn kindertijd. 
Flor Vandekerckhove


Wij, met zand in onze schoenen is een memoir (25 bladzijden), waarin ik terugdenk aan de weg die beeldend kunstenaar Luc Martinsen en ik afgelegd hebben, sinds onze eerste ontmoeting in 1988. Ik schreef de tekst als een symfonie, een muziekstuk in drie delen, dat na het tweede deel onderbroken wordt door een interludium en afsluit met een coda. In de beste traditie van De Weggeefwinkel is ook Wij, met zand in onze schoenen gratis. U hoeft er alleen om te vragen. Mocht u interesse hebben, mail naar liefkemores@telenet.be. (Vermeld 'Zand' en zeg 'pdf' of 'epub'.)

vrijdag 31 oktober 2025

Stevig windje, retrostorm in mijn hoofd

’t Is al gauw teveel of te weinig, maar deze keer zit ik er, denk ik — boenk! — bovenop: een proeve van surrealisme light.


ONDERWEG van ’t Dunegat in Bredene naar de strekdam in Oostende zorgt een stevig windje voor een stormpje in mijn hoofd. Wolken tuimelen, winden blazen, golven buitelen, gedachten klotsen alle kanten uit. Een mens stelt zich in zo'n weer ook de Boudewijn de Groot-vraag: Hoe sterk is de eenzame surfer die plat op z'n plank tegen de wind zichzelf een weg baant. Even voel ik de neiging om iets over politiek te schrijven en terwijl die gedachte alweer wegspoelt, probeer ik me Facebook in vaders tijd voor te stellen. Retrospectief hou ik mijn hart vast. Ik hou niet alleen mijn hart vast, maar ook mijn baret, want de wind komt blijkbaar van overal, in tegenstelling tot de politiek die vandaag uitsluitend van rechts komt. Rare politiekers waren dat in vaders tijd: 'Kop' Van Eynde, vader Eyskens, Belgicist Omer Vanaudenhove, de olijke Jan Piers… Ze spraken ook allemaal zo raar. Dat komt, denk ik, door Marc Galle en zijn taalwenken (en ook Galle ging later in de politiek.) Zoveel rare mensen. Niet alleen de politici trouwens, ook de onderwijzers, het koningspaar en de scharensliep, de politiecommissaris, de Fiorines… ge moest als kind hard zoeken om ergens een normale mens te ontwaren. En dan zijn ze verwonderd dat de babyboomers er niets van terechtgebracht hebben. Nu denk ik plots aan Guy Mathot die zei dat de staatsschuld er vanzelf gekomen is en ook vanzelf zou weggaan. Terwijl ik die vanzelf wegwaaiende staatsschuld overdenk, waait de baret van mijn hoofd. Als een frisbee ijlt hij over ’t strand. Die ben ik kwijt, denk ik eerst, want zo’n baret tolt tig keer harder dan ik kan lopen. Maar kijk, onderweg blijft hij aan een zeehond hangen, een zeehond met een lange snuit. En turelureluit, ge weet wel. (Flor Vandekerckhove

Wij, met zand in onze schoenen is een memoir (25 bladzijden), waarin ik terugdenk aan de weg die beeldend kunstenaar Luc Martinsen en ik afgelegd hebben, sinds onze eerste ontmoeting in 1988. Ik schreef dat boekje als een symfonie, een muziekstuk in drie delen, dat na het tweede deel onderbroken wordt door een interludium en afsluit met een coda. In de beste traditie van De Weggeefwinkel is ook Wij, met zand in onze schoenen gratis. U hoeft er alleen om te vragen. Mocht u interesse hebben, mail naar liefkemores@telenet.be. (Vermeld 'Zand' en zeg 'pdf' of 'epub'.)

donderdag 30 oktober 2025

Van de punkrock naar Albert Camus (°)

Met dit elfde stukje eindigt de kroniek van onze oktoberreis doorheen Frankrijk. 

ALTIJD BEN IK verwonderd door mensen die zich al van jongs af alternatieve culturen toe-eigenen, zoals mijn jeugdvriend JP (†) en mijn gezellin Tania die al op jonge leeftijd deel uitmaken van een alternatieve cultuurgemeenschap, in hun geval een rock-’n-rollcommunity, waarbij geïnteresseerden elkaar ontmoeten op concerten, festivalweides, tentoonstellingen, in 'platenwinkels' en muziekcafés; een gemeenschap van mensen die zich soortgelijke cultuurproducten aanschaffen: luisterapparatuur, grammofoonplaten, boeken, kleren… en die elkaar op de hoogte houden van het reilen en zeilen van de coryfeeën van die gemeenschap, (overlijdens)berichten uitwisselen, een jargon beheersen; een cultuurgemeenschap die hen voor de rest van hun leven vergezelt… Heel die wereld is mij vreemd, maar door de participatie van mensen uit mijn nabijheid interesseert hij me toch wel. (°°) 
Tijdens onze recente vakantiereis doorheen Frankrijk lezen we nauwelijks. Waneer Tania toch een hoofdstukje uit het memoir van Kim Gordon (°°°) tot zich neemt, vraag ik haar om me een paragraaf voor te lezen. Daarin vertelt Kim Gordon (°1953) ondermeer over een song van The Falldie ze covert. ‘() Repetition, lead singer Mark. E. Smith being one of Dan’s longstanding Marxist punk heroes.’ De zinsnede laat me een kleine goudader vermoeden: waarom heet die band The Fall? Waarom noemt Kim Gordon de leadsinger ‘a Marxist punk heroe’. Spittend leggen we de goudader bloot: Mark E. Smith (†2018) is dan wel geen marxist, zoals Kim Gordon schrijft, maar hij krijgt toch een verhelderend en lezenswaard in memoriam in de trotskistische Socialist Worker: Mark E Smith: proletarian individualist. Ik wil weten hoe de zanger van The Fall in die song klinkt en klik hier op Repetition — iets wat u nu misschien ook doet. En The Fall, kan ik u intussen al vertellen, is genoemd naar het verhaal (La chute) van Albert Camus. (°°°°)
Camus’ boek zit ongelezen in mijn kast. Het is de verdienste van Kim Gordon dat ik het er nu weer uithaal. De val is deze van een mens die van zijn zelfbedachte voetstuk valt. Het personage dat zich eerst verheven achtte, leert door eigen scha en schande dat hij tekortschiet. In een monoloog vertelt hij over het momentum waarin zijn frank valt. Tijdens de nacht van het gebeuren wandelt hij naar huis: ‘Op de brug, onderscheidde ik voor me, over de leuning gebogen, een gedaante die naar het water scheen te kijken. Van dichterbij bleek het een slanke jonge vrouw in het zwart.’ Hij loopt door. ‘Ik was nog geen vijftig meter verder of ik hoor die plons, oorverdovend in de stilte ondanks de afstand, van een lichaam in het water.’ De protagonist, anders altijd bereid om te helpen, vertelt wat hij deze keer (niet) doet: ‘Roerloos bleef ik luisteren. Toen ben ik langzaam doorgelopen.()’ Nu zit er voor hem niets anders op dan met een bezwaard gemoed verder te leven. Ik citeer de slotzinnen: ‘Maar geen nood: nu is het te laat. En altijd is het te laat. Dat lucht op.’
Flor Vandekerckhove

(°) Dit is het slotstukje van een kroniek van onze oktoberreis door Frankrijk. Voor Tania was het een wandelreis. Ik was haar roadie, zette haar telkens af op de plek waar ze vertrok en wachtte haar vervolgens op waar d’r wandeling verondersteld werd te eindigen. Op die mij onbekende plek bekeek ik de dingen, tot mijn oog aan iets bleef hangen dat in het kraam van mijn poëtica past: marginaal en toch lezenswaard voor internetlezers die scrollend, swipend en surfend mijn blog passeren. Ik verzamelde alzo elf stukjes. Het eerste heet Zoals de kudde van de berg eet…; het tweede: Verliefd worden op…; het derde: Een stalagmiet…; het vierde: Een dorp dat…; het vijfde: Aswemagezondzijn; zes is De hond die denkt dat hij een schaap is; in zeven heb ik het over een melusine; acht: op een kruispunt met de weg naar Compostela; negen: thuis op bezoek bij André Breton; tien: over mijn nieuwe manier van reizen. (Gearceerde titels kun je aanklikken.)
(°°) Zo heb ik bijvoorbeeld Gilles Deleux' biografie van Arno aandachtig gelezen, omdat hij mijn jeugdvriend JP uitvoerig vermeldt. Soms ontdek ik zodoende ook raakvlakken tussen de cultuur die ik pas op hoge leeftijd verwerf en deze van de pop, zoals die keer dat ik mij ingroef in experimenten van de Dreamachine. Of toen ik de literaire kwaliteit van het memoir van popzanger Joe Jackson ontdekte. Nog voorbeelden: De boekenkast van Jeff Tweedy; De ziel van vinyl; Kate Bush, een song, twee versies
(°°°) Kim Gordon. Girl in a Band. 2015. Harper Collins Publi USA.  273 pp. 
(°°°°) Albert Camus. De val. 1976. Uitg. De Bezige Bij. 150 pp.

woensdag 29 oktober 2025

Over mijn nieuwe manier van reizen

In Galessie, gemeente van Arcambal, wijs ik als een doorgewinterde reisgids de plaatselijke begroeiing aan, getuigend van enig microklimaat rond Cahors.


Donderdag, 16 oktober. — VROEGER zag ons reisgedrag er toch anders uit. We reden meteen 1100 kilometer ver en installeerden ons in het huisje. Waarheen we van daar ook trokken, we keerden, 's avonds of na enkele dagen, steevast naar die vaste stek terug. Kokkerellen, lezen bij het haardvuur, luisteren naar de grammofoon, slang wegjagen, kijken naar een DVD, douchen, ontbijten in de keuken, genieten op het terras, op het dak gaten dichten, socialiseren met de buren… Dat huisje heb ik niet meer, reizen is nu anders.
Nu reizen we in ’t ongewisse. Zoals ook vandaag weer. Ik parkeer de camper aan de rand van Galessie, een voorschoot groot. Ik schat dat ik me op zo’n twintig kilometer van Cahors bevind. Microklimaat aan de flora te zien. Tania zit door haar wandelgidsen heen en wandelt op de tast van Concots, waar we overnachtten, naar hier, ze schat de afstand tussen twintig en dertig kilometer. Onderweg stapt ze dwars door Saint-Cirq waarover ik gisteren berichtte in Wat deed André Breton in die toeristenval.
Niet alleen het reizen is nu anders, ook het schrijven is dat. Vroeger was er wel altijd iets over Vabre te vertellen, waar mijn huisje stond. Nu schrijf ik compleet in ’t ongewisse, in analogie met de mij onbekende kanten die de GR 36 opgaat. Ik parkeer de wagen waar Tania denkt uit te komen, kijk om me heen en ga aan de slag, in wat uiteindelijk de kroniek van de reis blijkt te zijn, dit is al het tiende stukje.
Niet alleen reizen en schrijven zijn anders, álles is anders! In mijn bagage zitten twee e-readers, bevattend zo’n vijfhonderd boeken. Daarnaast heb ik nog twee papieren boeken over de Pyreneeën uit de bib gehaald. Hoeveel boeken blijk ik onderweg te lezen? GEEN! In mijn tas zit ook de hele filmografie van de Coen brothers, voldoende films om er elke avond een te consumeren. Naar hoeveel films kijk ik tijdens deze reis? NUL! En dit is wat we ’s avonds wél doen: na de baguette met Boursin kijken we hoe een al te late hagedis huiswaarts vliedt. Dan valt de nacht plotsklaps over berg & dal. In ’t pikkedonker halen we de stoeltjes binnen. ’s Nachts leren we een belangrijk verschil kennen tussen de uil en de oehoe: de oehoe zegt oehoe, maar de uil zegt niet uil.
Flor Vandekerckhove
(Morgen het laatste deel van deze reiskroniek.)

Op ’t einde van de reis reden we via l'Occitane huiswaarts. Toen we tussen Brive en Ussac de Corrèze traverseerden, zagen we boven de horizon het gevleugelde paard Pegasus vliegen. Meer nog dan de melding van de boordcomputer — band linksachter lijdt drukverlies — was dat een vermeldenswaardig reisfeit.

dinsdag 28 oktober 2025

Wat deed André Breton in die toeristenval

In Saint-Cirq-Lapopie poseer ik voor het huis van André Breton, rechts op de foto.


TERWIJL Tania verder de GR 36 afwandelt, rij ik naar Saint-Cirq-Lapopie, dorp dat passanten van verre uitnodigt, ook omdat het hoog tegen de rots aangebouwd werd. Eerst rij ik helemaal naar boven, waar grote, met barelen afgesloten parkings duur betaald worden. Ik kan me voorstellen dat daar in de zomer honderden auto’s staan. Omdat ik liever gratis parkeer, rij ik weer naar beneden. Mij wacht een voettocht naar Saint-Cirq, zijn koffiehuizen, zijn restaurants, zijn schildersateliers, zijn bars, zijn souvenirshops, zijn slaapaccommodatie, zijn galeries, zijn pittoreske fikfak, zijn wirwar van straatjes en steegjes… Ik trek mijn wandelschoenen aan. 
Doordrenkt van ’t zweet kom ik eindelijk in de deugddoend koele kerk terecht, waar ik lees dat Cirq, waarnaar het dorp genoemd werd, een vierjarig meisje was, jongste martelaar van het katholicisme. Dat ging zo: moeder weigerde haar geloof af te zweren. De magistraat, een klootzak eerste klas, sloeg het dochtertje met haar kop tegen de stenen. Kind dood. Moeder & kind heilig.
Terneergeslagen door zoveel menselijke wreedheid en humeurig omwille van al de commerce die me in dat dorp overspoelt, trek ik weer naar beneden. Gelukkig valt mijn blik onderweg op het huis van 
André Breton (°1906 - 1966†). What he fuck, denk ik meteen, wat deed de paus van het surrealisme hier in dat dorp.
Breton woonde er met zijn echtgenote Élisa vanaf 1951 tot en met zijn dood in 1966. Zelf zegt hij daarover: 
‘Het was aan het einde van de autorit die in juni 1950 de opening markeerde van de Eerste Wereldroute (°) – de enige weg van hoop – dat Saint-Cirq, stralend van het Bengaalse licht, me verscheen – als een onmogelijke roos in het donker. () Het moet liefde op het eerste gezicht zijn geweest als ik bedenk dat ik de volgende ochtend terugkwam, in de verleiding om me te vestigen in het hart van deze bloem: wonder, ze was gestopt met branden, maar bleef intact. Naast vele andere plekken – in Amerika, in Europa – heeft Saint-Cirq me één enkele betovering bezorgd: die me voor altijd vastzet. Ik ben gestopt met naar iets anders te verlangen.’ (3 september 1951)
André en Élisa ontvingen er bezoek van medestanders van de surrealistische beweging: Benjamin Péret, Max Ernst; Julien Gracq; Toyen, Man Ray. Een paneel naast het huis zegt daarover: ‘Als collectief inventariseerden de kunstenaars het surrealisme van na de oorlog. Daarbij legden ze de nadruk op het bedenken van surrealistische spellen, poëtische, literaire en cinematografische creaties en het organiseren van tentoonstellingen, die allemaal de geest van deze plek ademden.'
Flor Vandekerckhove

(°) Eigen foto: IJkpunt van de Eerste Wereldroute waarover André Breton het in bovenstaand citaat heeft. Meer erover op ‘Continuons cette route, elle mène à la paix’ en op Lotois du Monde.